Proloog van de schrijver. Vooraleer je verder leest, nodigt ondergetekende je uit om eerst onbevangen te gaan kijken. Het werk van Ritsart Gobyn is het krachtigst als je geen voorkennis hebt.
Wie de galerieruimte niet kent, zou denken dat de tentoonstelling ‘Prologue’ van Gobyn nog in opbouw is. Anders voel je dat het een enscenering is, zonder meteen te begrijpen wat er aan de hand is. Enkele schilderijen hangen aan de muur en eentje staat op een schraag. Er zijn rijen met stutpalen en er ligt een stapel verhuisdekens met een rol tape op de grond. De naden en gaatjes van een plafond en een muur zijn bepleisterd. Naast een schilderij dat nog op de grond staat, zie je een waterpas, een potlood en nog meer tape. De schilderijen zelf zijn verrassend. Het opgespannen canvas bevat plooien, kreuken, vlekken en vegen. Verder zijn er papiersnippers en tape op aangebracht. Wat opvalt, is dat bepaalde kleuraccenten in de schilderijen, objecten en architecturale ingrepen terugkeren.
Nagemaakt
Bevreemding maakt plaats voor argwaan. Hoe langer je kijkt, hoe meer je twijfelt. Alles lijkt willekeurig en onafgewerkt. Niets is minder waar. Je ziet louter beschilderde materialen. De schilderijen bestaan uit verf en beeldtaal, de aanwezige objecten zijn vervaardigd uit brons of aluminium en waarheidsgetrouw beschilderd en de dekens speciaal geweven. Je ogen bedriegen je, alles is nagemaakt. Gobyn maakt gebruik van trompe-l’oeil. Deze techniek was eeuwenlang het summum van de schilderkunst, maar raakte sinds de 20ste eeuw in onbruik. De kwaliteit van een schilderij staat niet langer gelijk aan hoe waarheidsgetrouw iets wordt geschilderd.
De trompe-l’oeil schilderijen van Cornelius Norbertus Gijsbrechts uit de tweede helft van de 17e eeuw zijn voor Gobyn een grote inspiratiebron. Gijsbrechts schilderde brievenborden, maar ook de achterkant van een ingelijst schilderij waarop een genummerd papiertje hangt. De rugzijde van een schilderij gepresenteerd als object werkt uitstekend als trompe-l’oeil, want je hebt de neiging om het om te draaien. Dat brengt Gobyn op het idee om schilderijen ook als object te tonen. Gobyn refereert met een post-it aan het genummerde papiertje van Gijsbrechts en schrijft er ‘ok’ op. Een kunstenaar bevraagt voortdurend zijn werk, maar door het aan de toeschouwer te tonen, krijgt die ook de vraag naar zich toe geworpen. Gobyn gebruikt net zoals Gijsbrechts graag trompe-l’oeil om zichzelf en de kijker aan te zetten tot reflectie.
Lagen
Bij Gobyn bestaat elk schilderij uit verschillende lagen. Eerst legt hij het doek op de grond als object in zijn atelier. Het linnen neemt sporen op van Gobyns aanwezigheid. Daarna spant hij het linnen op en bewerkt het. Sporen, zoals vlekken, plooien en druppels worden beeldende elementen die hij zorgvuldig uitwerkt. Hij voegt er snippers, tape en/of post-its aan toe. Verschillende schilderijen bevatten ook een fragment dat uit een landschap gescheurd is. Gobyn kopieert werk van bekende kunstenaars uit het verleden. In de titel van het schilderij vermeldt Gobyn van wie hij het ontleent. Hij toont ook een reeks schilderijen waar hij drie snippers zo plaatst dat we meteen een gezicht zien. Ook hier speelt hij met onze geconditioneerde manier van kijken, gericht op herkenning en vrije associaties.
Proces
Tijd staat centraal in zijn werk. Alles is in scène gezet en staat met elkaar in verband met als doel het creatieproces voelbaar te maken voor de toeschouwer. Gobyn slaat met zijn werk een brug tussen heden, verleden en toekomst. Hij toont wat voorafging. De bewerkte muur en plafond zouden sporen kunnen zijn van een vorige tentoonstelling. Andere objecten wijzen dan weer op de voorbereiding van de huidige presentatie. De opbouw van de ruimte, de plaatsing van de werken en lagen of aanwijzingen die door de afwerking normaal gezien niet langer zichtbaar zijn. Er heerst ook een gevoel dat niets definitief is en veranderingen mogelijk blijven. Zo is er de illusie dat je de tape of post-its van het werk kan verwijderen. Het procesmatige en de beweging versterkt Gobyn door een wisselwerking tussen functies of eigenschappen. Hij speelt in zijn werk voortdurend een boeiende spanning tussen uitersten tegen elkaar uit. Toevallig, gebrekkig en vluchtig blijken een doordacht en tijdrovend streven naar perfectie. Beeld wordt object en vice versa. In zijn beeldelementen confronteert Gobyn hyperrealisme met abstractie. Zogenaamde ‘hoge kunst’ van bekende overleden meesters en de hoog aangeschreven trompe-l’oeil techniek krijgen een plaats naast sporen van het creatieproces en snippers. Nochtans vraagt alles om veel tijd en concentratie om de illusie waar te maken.
Verwondering
We leven in een maatschappij waar we steeds sneller en meer beelden consumeren. De betrouwbaarheid is vaak moeilijk te achterhalen. Trompe-l’oeil is voor Gobyn een middel om daartegenaan te gaan. Hij nodigt ons uit om stil te staan bij beelden en ze aandachtig en kritisch te bekijken. Vertragen vindt plaats in het ambachtelijke maakproces van de kunstenaar en in de beleving van de toeschouwer. Een trompe-l’oeil misleidt, maar heeft nood aan ontmaskering om het bedoelde effect te bekomen. Je kijkt en staat stil. De verwarring zet je aan het denken en doet je opnieuw kijken tot je beseft wat er gaande is. De verwondering die plaatsvindt, is gelukzalig: beetgenomen met een glimlach.
Op 18 juni van 13 – 18u is het finissage van ‘Prologue’ met de boekvoorstelling ‘Reclining fragments’. Auteur Maarten Inghels zal een fragment uit zijn tekst voor het boek voordragen.