In andriesse eyck galerie in Amsterdam is tot en met 13 mei een solotentoonstelling te zien van Natasja Kensmil. De gelauwerde kunstenaar staat bekend vanwege haar mysterieuze, grimmige en grootschalige schilderijen die een reflectie zijn van haar fascinatie voor de geschiedenis, religie en mythologie. Maar ze is met name geïnteresseerd in de impliciete lagen die daar achter schuilen, die iets zeggen over machtsverhoudingen en goed en kwaad.
Het werk van Natasja Kensmil is gestoeld op een gegeven waar iedere eerstejaars student geschiedenis mee wordt geconfronteerd: er bestaat niet zoiets als De Geschiedenis. Geschiedschrijving is altijd een construct, dat door een kleine en machtige groep is opgetekend. Met name sinds het postmodernisme werd er eens kritisch gekeken naar manieren waarop er meerdere narratieven toegevoegd konden worden aan de geschiedenis. Onder meer door het ‘queeren van de geschiedenis’, door onderzoek doen naar vrouwengeschiedenis en de taligheid van geschiedenis en het concept van multiple modernities: het idee dat er niet één (AKA: de Westerse) route naar moderniteit is. Dat is ook het startpunt voor het dekoloniseren van de geschiedenis. Kensmil kijkt op nieuwe manieren naar de (kunst)geschiedenis om zo de relatie tussen het heden en het verleden scherp te stellen. Tegelijkertijd stelt de kunstenaar daarmee vragen over de eenzijdige manier waarop veel museale collecties ook in 2023 nog zijn ingericht.
Kensmil: "Binnen de geschiedenis richt ik me heel erg op macht en geweld.” Ze laat daarmee ook zien dat bruut geweld en machtsmisbruik een terugkerend onderwerp zijn binnen onze geschiedenis en dat we het heden niet zomaar los kunnen koppelen van het verleden. Het werk van Kensmil is gelaagd, met een donker en chaotisch randje. Inhoudelijk kijkt ze bijvoorbeeld naar de vroegmoderne godsdienstoorlogen, de Russische tsarenfamilie en post mortemfotografie, maar ook naar de 17e eeuw in bredere zin, die misschien groots was op het gebied van wetenschap, kunst en handel, maar tegelijkertijd ook getekend wordt door systematische uitbuiting, mensenhandel en onderdrukking. Ze vraagt zich terecht af wat die glorie waard is als het ten koste gaat van de vrijheid van zoveel anderen.
In een gesprek met Hans den Hartog Jager in de Young Collectors Circle podcast stelde ze: “Ik ben juist geïnteresseerd in die schaduwkanten, in die aspecten waar je weinig over hoort, die duistere kanten die je meestal niet ziet. Die wil ik dan juist doorgronden.”
Op het eerste oog lijken de schilderijen weinig kleur te bevatten, maar als je langer kijkt dan zie je in de dikke textuur niet zelden een veelheid aan onderliggende, sluimerende kleuren. Kensmil schildert in talloze, pasteuze lagen, die resulteren in donkere grijze, blauwe, groene en bruine tinten. Omdat de kunstenaar haar werk zo gelaagd opbouwt krijgen ze iets driedimensionaals. Visueel hebben haar schilderijen iets gruwelijks, de verbeelde personen ogen vaak als letterlijke geesten uit het verleden, met holle, zielloze ogen en smeltende gezichten, alsof het metaforische zombies zijn.
Regisseur Lisa Boerstra volgde de kunstenaar vier jaar lang voor de documentaire Close Up: Natasja Kensmil - You want it darker, die gratis te bekijken is op 2Doc. Als kijker krijgen we daarin ook een blik in haar atelier, dat vol staat met honderden krantenknipsels, kunstboeken en (soms expliciete) foto’s van historische en hedendaagse machthebbers en gebeurtenissen. Deze beelden helpen haar om vorm te geven aan haar gedachten over de wereld, die ze soms best eng, chaotisch en onvoorspelbaar vindt — een sfeer die wordt weerspiegeld in haar werk. Aan het einde van een werkdag draait Kensmil het schilderij waaraan ze werkt even om zodat ze er de volgende dag niet direct mee wordt geconfronteerd. Juist dat opnieuw bekijken beschouwt ze als een essentieel onderdeel van het proces, waar ze bewust mee om wil gaan.
In de tentoonstelling in andriesse eyck galerie toont Kensmil een reeks nieuwe werken. In Les Fleurs du Mal speelt Kensmil met het beruchte ‘liggende naakt’ en in het bijzonder de zogenaamde ‘odalisk’, die onder meer te zien was in het werk van Ingres, Manet en Matisse. De verbeelde vrouw is daarbij een tot slaaf gemaakte vrouw uit een oosterse cultuur. Door te spelen met deze beeldtaal — waar eveneens gecompliceerde machtsverhoudingen achter schuilen — benoemt Kensmil niet alleen de erotiserende male gaze, maar ook de exotiserende western gaze. Zoals verwacht zijn haar naakten allesbehalve conformerend aan het mannelijke en heteronormatieve schoonheidsideaal voor vrouwen. De titel van de serie verwijst naar de invloedrijke dichtbundel van Charles Baudelaire uit de negentiende eeuw, waarin hij onder andere dieper ingaat op de schoonheid van het kwaad. Naast schilderijen uit deze reeks toont de galerie ook een serie bloemenstillevens van Kensmil, die verwijzen naar de klassieke Vanitas. Ze belicht daarbij een interessant aspect: de bloemen uit de originele 17e-eeuwse schilderijen waren vaak afkomstig uit de koloniën en daarmee een symbool voor zowel status als uitbuiting.
Kensmil studeerde aan de Gerrit Rietveld Academie en aan de Ateliers in Amsterdam en sleepte verschillende prijzen in de wacht, waaronder de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst (1998) en de Johannes Vermeer Prijs (2021) ter waarde van 100.000 euro. Haar werk was onder meer te zien in Hermitage Amsterdam (Amsterdam Museum), Stedelijk Museum Amsterdam, The Rubell Family Collection en het National Museum of Women in the Arts in Miami, het Fries Museum, het Van Abbemuseum, Kunsthal KAdE, het Koninklijk Paleis in Amsterdam, Museum Het Rembrandthuis, de Nieuwe Kerk en Singer Laren.