Alexandra Phillips’ eerste solotentoonstelling Every Little Soul Must Shine is nu te zijn bij Coppejans Gallery in Antwerpen. In haar vrolijke assemblages en sculpturen verwerkt de Amerikaanse op straat gevonden voorwerpen en materialen. Van afgedankte spaanplaattafeltjes tot haarnetjes en van incomplete sets oorbellen tot verkleurde stukken plastic. Daarvoor wandelt ze door Rotterdam en zoekt ze op plekken die zich aan het oog hebben onttrokken. Een gesprek over deze materialen, het onbenutte potentieel dat er volgens Phillips in schuilt en de lichte toon in haar werk.

Waar is je atelier?
Mijn atelier zit aan de Keileweg in Rotterdam in het Brutus Lab. Naast mijn studio is het Brutus Lab de thuisbasis van een residentieprogramma dat de bovenste twee verdiepingen beslaat. Het gebouw herbergt ook Tailbone, de showroom van een plaatselijk queer sex positive initiatief dat onder meer seksueel trauma bespreekbaar maakt en creatieve activiteiten organiseert. We zijn allemaal in het gebouw en doen onze eigen dingen. Ik vind het er leuk, het is een levendige plek.
Ik las dat je in het verleden nogal vaak van studio bent veranderd. Wat zijn de minimale vereisten voor een ruimte om als studio te dienen?
Ik ben niet zo kieskeurig, althans ik denk van niet. Ik heb een studio nodig die relatief privé is, redelijk geprijsd, veel ruimte en idealiter op de begane grond of in de kelder. Nu ik erover nadenk, heb ik naast mijn huidige studio altijd in kelders of garages gewerkt. Ik vind het niet erg, dus ik denk dat natuurlijk licht niet zo belangrijk is. Zolang ik naar buiten kan lopen zonder het hele gebouw door te hoeven, ben ik tevreden.

Je verwerkt gevonden, afgedankte materialen in je sculpturen en assemblages. Hoe ga je te werk en waar vind je deze materialen?
Ik vind vooral dingen in de buurt van de vuilnisbakken. Het is verbazingwekkend hoeveel dingen in de buurt van de prullenbak terechtkomen, maar er nooit in komen. Ik houd van plekken die mensen zijn vergeten. Ik zoek achter gebouwen of in het stuk van de grachten waar al het plastic zich verzamelt door de manier waarop wind en water samenwerken. Als ik weet waar een specifiek item te vinden is, ga ik daar af en toe heen. Bij een voedselverwerkingsfabriek, zoals die bij de Maashaven, zullen altijd haarnetjes rondwaaien als onkruid omdat iedereen die er werkt er een moet dragen. Ik koop ook dingen, bij discounters of in kringloopwinkels.
Er zijn enkele objecten met een autobiografische component die afkomstig is van waar het is gevonden of van wie het was. Zo is het werk 'Zoe' dat momenteel ook te zien is bij Coppejans een vrijstaand werk dat is gemaakt om plaats te bieden aan een groep enkele oorbellen die ik de afgelopen vijf jaar bij mijn moeder thuis heb verzameld. Telkens als ik een oorbel vond waarvan de ander ontbrak, vroeg ik mijn moeder: 'Van wie is dit?'. Het antwoord is steevast Zoe, een van mijn zussen.

Ik las dat je een scherp oog hebt voor het onbenutte potentieel in deze gevonden materialen. Kunt u uitleggen wat daarmee wordt bedoeld?
Ja, neem bijvoorbeeld de werken Black Table en White Table, die werken zijn gemaakt van imitatiehouten tafels. Binnenin deze tafels zit een kartonnen structuur, door de bovenste laag van de tafel af te pellen heb ik die structuur blootgelegd en ineens is het deel van het ding dat bedoeld is om ongezien te blijven het hoofdonderwerp. Een soort ondermijning van wat we waarderen aan dat specifieke item. In andere werken zoals Just Hands, een open editie van gebeeldhouwde bezemstelen, een eenvoudig huishoudelijk artikel waarmee we allemaal vertrouwd zijn, de bezemsteel, wordt met de hand gesneden om de verschillende houtsoorten te benadrukken die worden gebruikt om de stokken te maken. Dus waar we gewoonlijk omgaan met bezemsteel op basis van zijn vorm en functie, benadruk ik in Just Hands in plaats daarvan het eigenlijke materiaal. Ik denk aan al dit spul dat we hebben gemaakt en nog steeds maken, niet alleen als bewijs van onze productie, maar ook als bewijs van onze gevoelens. Dus het aanbieden van een ander gebruikswaardesysteem verandert de manier waarop we onszelf begrijpen in relatie tot de items en materialen om ons heen. Verandering van perspectief biedt nieuwe mogelijkheden.

Coppejans Gallery toont momenteel je eerste solotentoonstelling, Every Little Soul Must Shine. Verwijst die titel ook naar het onbenutte potentieel van de gevonden materialen?
Indirect wel. De titel heeft meerdere lagen. Het is een zin uit 'Mr. Rabbit', een lied dat bij velen in de Verenigde Staten bekend staat als meezinglied voor kinderen of als country-westernliedje, opgenomen door verschillende witte zangers. Het is eigenlijk een veel ouder vraag-en-antwoorddeuntje over Broer Konijn, een sluw figuur uit de Afrikaanse folklore die mondeling werd doorgegeven en aangepast door tot slaaf gemaakte volkeren in het zuiden van de Verenigde Staten. Het lied gaat over meneer Konijn met verkeerd opgezette oren, een saaie grijze jas en allerlei eigenaardige kenmerken, zoals het verhaal gaat, uiteindelijk helpen deze kenmerken Broer Konijn om Broer Vos te slim af te zijn. Dat hangt voor mij samen met mijn materiaalkeuzes, want misschien is het ding dat verkeerd lijkt, eigenlijk het juiste. De titel verwijst ook naar hoe dingen in de loop van de tijd verloren gaan, veranderd, verkeerd begrepen, opgesloten en vervormd worden. Het suggereert een bepaald type synthese, waarbij veel uitingen van dezelfde soort mythe samenkomen tot een unieke versie die specifiek is voor een bepaalde tijd en plaats. Op een losse manier verbind ik de regel ‘every little soul must shine’ met gedachten over een verloren oorsprong, veerkracht en een lang leven. Zaken die ook in mijn werk aan de orde komen.

Je werk kenmerkt zich ook door een zekere lichtheid en humoristische toon. Hoe verwerk je dat in je werk of komt dat vanzelf?
Dat komt van zelf. Ik ben echt onder de indruk van door mensen gemaakte dingen. Ik denk dat onze drang om te bedenken, creëren, problemen te maken en ze vervolgens op te lossen, absurd en mooi is. Ik ben een liefhebber van de mensheid in al haar mislukkingen en successen en ik schep veel plezier in het vergaren van kennis daarover, ook al is het kennis die het niet waard is om te weten. In het algemeen beschouw ik het leven als een soort serieus spel en dat komt naar voren in het werk. Hoewel ik soms opzettelijk naar humor neig door middel van kleine materiële grappen, zoals iets superlichtgewicht zwaar laten lijken, zoals in Family Fossil. Of door relaties te leggen tussen historische items en hedendaagse ontwikkelingen, zoals in RosettaIkea, een werk dat de verhoudingen heeft van de Rosetta-steen, maar in plaats van hiërogliefen, demotisch en oud-Grieks, staat in mijn kleinere steen het IKEA-logo geëtst met de tekst 100% katoen in alle talen die deel uitmaken van het distributiesysteem van IKEA. RosettaIkea is niet eens van steen, het is gips met een schuimkern en zwarte schellak. Dat vind ik persoonlijk grappig.
Waar ben je momenteel mee bezig?
Ik werk aan een heleboel dingen, ik hou ervan meerdere ballen in de lucht te houden. Na wat ik de display-modus noem, dat wil zeggen de show bij Coppejans installeren en mijn werk presenteren op Art on Paper in Amsterdam, ben ik blij weer in de studio te zijn. Volgende maand ga ik op onderzoeksreis door het zuiden van de VS om verschillende kunstenaars te bezoeken die buiten de gecanoniseerde traditie werken. Aan de hand van bronnen, zoals de database die is samengesteld door The Souls Grown Deep Foundation, en ouderwetse mond-tot-mondreclame, zal ik de werkplekken van een handvol lokale kunstenaars en makers bezoeken. Gedurende de reis zal ik tekeningen maken en interviews afnemen. Ik zal manieren van maken observeren die eigen zijn aan waar ik ben opgegroeid met de bedoeling om enig inzicht te krijgen in de basis van mijn beeldtaal. Zelfs nergens is ergens, dat is het idee. Ik ben heel blij dat CBK Rotterdam vond dat mijn onderzoek wil ondersteunen, dus ik ga voor 3-4 weken en kom terug met ideeën voor nieuwe werken die ik hier in Rotterdam zal uitvoeren.
