Het eerste dat me opviel toen ik het boek ‘Stilte heeft het laatste woord’ van Tahné Kleijn doorbladerde, was de wijze waarop ze, met de techniek van clair-obscur, een atmosfeer weet te creëren die meer onthult dan woorden. Het boek is een fotoverslag van anderhalf jaar Corona in Brabant dat ze in opdracht van de gemeente Helmond en de provincie Noord-Brabant mocht maken. Het geeft een ontluisterend kijkje in wat er in het leven van gewone mensen in een gewone stad als Helmond en omstreken gebeurt als er een crisis zoals de pandemie van ‘20/’21 uitbreekt. In dit bijzondere tijdsdocument brengt Tahné niet alleen het lelijke, maar ook het menselijke dat in tijden van crisis ontstaat, aan de oppervlakte. Toen ze aan dit boek, dat oorspronkelijk over het leed bij anderen zou gaan, begon, kregen Tahné en haar familie te horen dat haar moeder terminaal ziek was. Daardoor kreeg het project een veel persoonlijkere lading en is ‘Stilte heeft het laatste woord’ uiteindelijk niet alleen een boek geworden over Corona - en de vraag wat dat met de zieke zelf alsmede met het medisch personeel en de nabestaanden doet – maar ook over het ziekbed en overlijden van Tahné’s moeder aan COPD, een tumor in de long en extreem ondergewicht. Tahné: ‘Corona heeft mama niet gedood, maar door de coronacrisis is haar leven wel een jaar voor haar overlijden gestopt.’
Heb je altijd al fotograaf willen worden?
Aanvankelijk was ik geïnteresseerd in documentaire fotografie, dat was ook het uitgangspunt voor mijn afstudeerproject aan de St Joost in Breda. Ik wilde dat het zou gaan over de familie waar ik vandaan kom en dat te boek staat als een ‘probleemgezin’. Gaandeweg kon ik me niet meer met dat idee verzoenen omdat ik vond dat de nadruk te veel kwam te liggen op negatieve zaken als schulden, verslaving en psychologische problemen en te weinig op elementen als gezelligheid, loyaliteit en saamhorigheid die ook heel erg horen bij ons gezin. Ik besloot daarom in eerste instantie om niet af te studeren. Maar bij toeval echter stuitte ik in diezelfde periode op een boek met werk van Jan Steen, de schilder die we allemaal kennen van de uitspraak ‘Het huishouden van Jan Steen’. Hij mag dan technisch gezien niet zo goed zijn als bijvoorbeeld Frans Hals of Rembrandt van Rijn, maar niemand kan zo goed de gezinsdynamiek vastleggen als hij.
Waarom fascineren de oude meesters jou zo?
Ik was altijd al geïnteresseerd in de 17e- en 18e-eeuwse oude meesters als Frans Hals en Vermeer, vanwege hun composities en kleurgebruik die ik me in mijn eigen fotografie probeerde eigen te maken. Gaandeweg ontdekte ik dat de belichting een manier was om een soort van theatraal en veilig laagje te leggen tussen wat er daadwerkelijk plaatsvindt en de ervaring ervan. Een soort ‘filter’ tussen wat je fotografeert en wat je wil vertellen. In de documentaire fotografie moet je heel precies vastleggen wat er gebeurt terwijl ik in mijn eigen fotografie nuances kan aanbrengen, in belichting en compositie, die ik belangrijk acht voor het verhaal dat ik wil vertellen. Zo wilde ik ons gezin niet alleen als een probleemgezin vastleggen maar ook als een heel hecht en warm gezin. Waarschijnlijk hechter dan veel van die zogenaamde ‘normale’ gezinnen. Het hebben van financiële problemen wil ook niet zeggen dat het gezinsleven niet functioneert, dat je bijvoorbeeld geen liefde en aandacht ontvangt. Ook het opleidingsniveau van de ouders hoeft niet van invloed te zijn op de baby. Wist je trouwens dat 1 op de 5 gezinnen een probleemgezin is?
Ik ging dagelijks naar school met versgebakken brood, kwam tussen de middag thuis voor een pan verse soep en kon alles tegen mijn ouders vertellen.
Vriendjes en vriendinnetjes waren welkom om mee te eten, te blijven slapen en zelfs mee op vakantie te gaan. En toch waren wij een probleemgezin.
Vanaf mijn middelbare school werd mij dit pijnlijk duidelijk.
Niet omdat het thuis vervelend was, maar omdat klasgenootjes van het VWO niet met mij om mochten gaan.
Ik had last van het stempel, niet van waar dat stempel voor stond.
Ja, ons gezin was wat chaotisch en ja, er waren wat problemen aan de hand.
Maar mijn gezin was hecht, gezellig en liefdevol.
Heb jij het feit dat je uit een zogenaamd ‘probleemgezin’ komt als een stigma ervaren?
Vanwege de saamhorigheid heb ik er nooit last van gehad. Wij staan altijd voor elkaar klaar. Zonder vragen te stellen. Maar in maatschappelijk opzicht is het wel degelijk een stempel. Zo behaalde ik in groep acht de maximale score voor de Cito-toets en kreeg desondanks een MAVO/HAVO advies vanwege de ‘problematische thuissituatie’. Ik heb moeten vechten om naar het Gymnasium te mogen. Na mijn diploma ben ik naar de school voor journalistiek gegaan. Ik had ook wel naar de universiteit gewild maar nog liever wilde ik verhalen vertellen. Ik denk dat dat voortkwam uit een soort van bewijsdrang om aan de maatschappij de positieve kanten van een probleemgezin te laten zien.
Voel je jezelf fotograaf of kunstenaar?
Of mensen naar mijn foto’s kijken om de afbeelding of voor het verhaal, ik vind het allebei prima. Mensen moeten zelf weten wat ze in mijn werk zien. Als klein kind wilde ik schrijfster worden. Ik wilde verhalen vertellen. Uiteindelijk vond ik de journalistiek als medium niet creatief genoeg daarvoor. Ik koos toen voor de fotografie als middel om dat te doen. De technische kant is nog geen vijf procent van mijn onderzoek. Ik ben veel meer bezig met ensceneren, en met het regelen van de belichting. De foto zelf laat ik vaak schieten door iemand anders omdat ik er zelf regelmatig op sta.
Hoe ga je als fotograaf te werk?
Ik zorg voor de setting en de casting. Vervolgens bepaal ik de startpositie en daarna laat ik het zoveel mogelijk los. De verrassingen die aldus ontstaan kunnen de foto heel interessant maken. Voor mijn afstudeerwerk wilde ik mijn neefje fotograferen samen met mijn vader en moeder. Ik mocht van hem twintig foto’s van hem met mijn ouders maken maar uiteindelijk vond hij dat niet hij maar ík met mijn ouders op de foto moest, en daar bleek hij gelijk in te hebben. En dat dat had ik van te voren niet kunnen bedenken. Voor de opnames van Soo d'Oude Songen, Soo Pypen de Jonge ga ik twee keer bij een gezin op bezoek. De eerste keer voor het ochtendritueel en de tweede keer voor het diner. Dan hoop ik dat ze zoveel mogelijk zichzelf zijn en kijk ik hoe ze met elkaar omgaan, hoe de familiedynamiek is. Niemand had daar meer aandacht voor dan Jan Steen.
Hoe deed hij dat?
Hij maakte kijk- of zichtlijnen die altijd heel herkenbaar zijn, evenals zijn schilderijen zelf. Meestal is er iemand lichter gekleed dan de anderen en die persoon is tevens het startpunt van het schilderij. Als je de verhaallijnen volgt zie je dat niemand wordt overgeslagen en de laatste persoon, als je de lijn volgt, je altijd aankijkt.
Waar ben je momenteel mee bezig?
Ik ben bezig met een project over mijn opa en oma die elkaar hebben leren kennen via brieven. De eerste tien jaar van hun relatie hebben ze elkaar maximaal vijf maanden gezien: opa zat op zee en oma zat lange tijd in een Jappenkamp. Toch kwamen er in die periode vijf kinderen. Op basis van die briefwisseling en een aantal dagboeken van mijn oma uit de tijd dat ze in het Jappenkamp zat, werk ik aan een nieuw project. Misschien gecombineerd met portretten van familieleden of andere mensen die erbij betrokken waren en het kunnen bevestigen of navertellen. Daarbij struggle ik met betrekking tot de setting tussen feit en fictie. Zo zitten er ook zwarte bladzijdes in de familiegeschiedenis, maar die haal ik er niet uit. Sommige passages zijn overigens zwart gemaakt door mijn oma dus die vallen sowieso al af.
Geïnspireerd door de schilderijen van Jan Steen fotografeerde ik mijn eigen 'Huishouden van Jan Steen'. Geënsceneerd, met mijn eigen familieleden in de hoofdrol, en gebaseerd op ware gebeurtenissen. Wie de foto's leest leest mijn familieverhaal vol financiële problemen, verslavingen en héél soms huiselijk geweld maar vooral ook vol trots, trouw en gezelligheid.
Mijn familie staat daarmee slechts symbool voor alle andere (multi-)probleemgezinnen in Nederland (en met 20% van alle gezinnen zijn dat er veel). Het laat zien dat probleemgezinnen, in tegenstelling tot wat het woord doet vermoeden, niet persé een probleem hoeven te zijn.
Hoe kwam je aan die brieven?
Die heb ik van mijn oom gekregen. Ik mocht ermee aan de slag onder bepaalde voorwaarden. Inmiddels heb ik alle brieven gescand thuis liggen.
Waar komt die noodzaak om dit soort verhalen naar buiten te brengen vandaan?
Zoals ik al zei, ik denk vanuit een behoefte om het stigma van een ‘probleemgezin’ te doorbreken door er de mooie kanten van te laten zien en anderzijds om taboes te doorbreken en mensen te inspireren. Zo was ik ontroerd toen een tiener die de foto’s van de serie ‘Soo d’Oude Singen’ had gezien huilend op mij afkwam om te zeggen dat ze door mijn serie de moed had gevonden uit te komen voor het soort gezin waar ze vandaan komt.
Wat voor mensen hoop je met je werk te bereiken?
Samen met mijn galerie werken we aan mogelijkheden om het werk op de juiste plekken te tonen en aan te bieden aan geïnteresseerde kopers. Daarnaast vind ik het minstens zo belangrijk dat mijn werk gezien wordt door mensen die uit hetzelfde milieu komen als ik, of uit een vergelijkbare problematische situatie, en die zich in het werk herkennen en er een stukje erkenning in vinden. Identificatie en erkenning zijn de belangrijkste elementen voor mij. Naast mijn werk als fotogaaf ben ik als artistiek directeur betrokken bij Fotofestival Helmond dat voor iedereen vrij toegankelijk is om de drempel voor mensen - die normaliter niet naar een galerie of museum gaan - zo laag mogelijk te houden. Daarnaast geven we ook fotografielessen, bijvoorbeeld aan Oekraïense vluchtelingen, zodat mensen leren hoe ze hun eigen verhaal op de gevoelige plaat kunnen leggen. Wij geven hen de tools maar zij moeten vervolgens de situatie in beeld brengen. Op hun eigen wijze. Want zij zijn de makers.