De internationale beurs voor hedendaagse tekenkunst in Brussel, bekend onder de naam ‘Art on Paper’, vindt plaats van 6 t/m 9 oktober 2022 in het Vanderborghtgebouw. In deze ‘cultuurtempel’, in het hart van Brussel, biedt ‘Art on Paper’ een gevarieerd en kwalitatief hoogstaand overzicht van wat er zoal te ontdekken valt op het gebied van de tekenkunst. Geselecteerd door een comité van Belgische en internationale galeries biedt ‘Art on Paper’ verschillende doelgroepen, van professionals tot kunstliefhebbers, de mogelijkheid om een keur aan werk op papier te ontdekken van opkomende en gevestigde kunstenaars uit binnen- en buitenland.
In het werk van Emma Verhulst (1994, Antwerpen) staat de visuele interpretatie van haar omgeving centraal. Haar tekeningen ontstaan op spontane wijze maar op basis van associaties komt ze tot een nieuw beeld met vaak een sterk verhalend element. Haar werk is heel gefragmenteerd en werkt vervreemdend vanwege de combinatie van droomachtige impressies en de afwezigheid van een duidelijke verhaallijn. Door de toeschouwer te confronteren met een niet-lineair universum dat zowel vertrouwd als vreemd aanvoelt, komt de nadruk te liggen op elementen die niet lijken te kloppen met onze voorstelling van de alledaagse werkelijkheid.
Het werk van Jo De Smedt (1974) biedt een ironische en anarchistische blik op de trends en banaliteit van de maatschappij. Gefascineerd door trench art (loopgravenkunst, mk) waarbij soldaten, krijgsgevangenen of burgers decoratieve voorwerpen maken waarvan de betekenis rechtstreeks verband houdt met een gewapend conflict of de gevolgen daarvan en zodoende inzicht biedt in hun gevoelens en emoties over de oorlog en de materialen die zij in hun omgeving tot hun beschikking hadden. De Smedt’s getekende of geëtste composities zijn vlijmscherp en absurd. De iconografie en typografie die hij hanteert vinden hun oorsprong in het nihilisme van de donkere jaren ’80 en worden beïnvloed door elementen uit het Surrealisme en de Pop-art van de vorige eeuw. De harde schriftuur en diepe krassen illustreren letterlijk de diepzinnigheid van De Smedt’s werk waarin zwartgalligheid en humor elkaar raken en een onderliggende kern blootleggen.
Mai van Oers (1953) is een kunstenaar met een eigenzinnig oeuvre dat weliswaar landschappelijk van aard is, maar zich verder moeilijk laat duiden. Haar tekeningen voeren je naar een fantasiewereld waarin leven en dood, mens en dier, natuur en architectuur, verleden en heden door elkaar lopen. Van Oers speelt met licht, orde, perspectief, oneindigheid en ruimtelijkheid waardoor er een ‘werkelijkheid’ ontstaat die enerzijds verwijst naar kathedralen, graftombes en sprookjesfiguren en anderzijds naar kunsthistorische inspiratiebronnen zoals De très riches heures du Duc de Berry, een rijk geïllustreerd getijdenboek dat het hoogtepunt vormt van de manuscript-illuminatie in laat-middeleeuws Europa. Van Oers’ werk loopt uiteen van uiterst klein tot monumentaal en getuigt van een indrukwekkende beheersing van materiaal, kleur en vorm. Werk van haar is te vinden in collecties van onder andere Museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam en en het Centraal Museum in Utrecht.
De reliëfs op papier (Hahnemuhle etspapier, 300g.) van Fiona Koene zijn tastbaar geworden momenten van stilte. Je ‘leest’ ze als woordloze poëzie. Tijdloos en universeel in vorm en compositie vormen ze een rustgevende tegenpool van de waan van de dag. In een spel van donker en licht visualiseert Koenen momenten en emoties die ze illustreert aan de hand van titels als: Between Us, When I’m here, Within a Moment, Walk With Me. Maar ook haar ‘Untitled’ werken roepen in al hun ‘kaalheid’ gevoelens op die variëren van kwetsbaarheid tot kracht, van onrust tot balans. Door te spelen met de elementen van de geometrie en zich te beperken tot reliëfdruk op wit papier creëert Koene een unieke beeldtaal gebaseerd op de spanning tussen leegte en beeld.
In de felgekleurde schilderijen en werken op papier van de Australische kunstenaar Tom Polo (1985) kan een hoofd opeens niet óp een lichaam maar ín een lichaam zitten, is een hoofd plotseling groter dan het lichaam, is een oog het enige element dat een hoofd suggereert of bestaat een lichaam uit niet meer dan een paar armen. Je zou kunnen zeggen dat Polo’s portretten niet over de buitenkant maar over de binnenkant gaan: over hoe wij ons gedragen, hoe we bewegen, praten, verdwijnen… Of, zoals Eugene Yiu Nam Cheung schrijft over Polo’s schilderijen: ‘Figuren lijken zich te verbergen achter waterige poelen van roze of gaan volledig verloren tussen rijke lagen elektrisch blauw. [Tom] lokt ons naar binnen met een voet hier of een gezicht daar, maar als onze ogen zich aanpassen is er geen duidelijke scheiding tussen waar lichamen beginnen en eindigen.' Eerder dan figuratief, zijn Polo’s schilderijen abstract expressief te noemen in de traditie van De Kooning waar figuren (met name vrouwen) worden opgeslokt door een abstracte omgeving. De kracht van Polo’s werk schuilt in het uitgesproken kleurgebruik, de details en de compositie. Niet de mens en zijn verhaal maar de mens en zijn poging om zichzelf uit te drukken of juist op de achtergrond te blijven bevolken Polo’s werken op doek en papier.