Hoe ziet het ideale atelier eruit? Hoeveel tijd spendeert een kunstenaar in zijn atelier? Is het een heilige plek? In de reeks ‘Het atelier’ deze week: Guy Vording, van wie tot 27 augustus werk te zien is in de groepshow ‘Let it Blossom III & Summer Fruits’ bij galerie dudokdegroot.
Gaat u iedere dag naar uw atelier?
Gemiddeld ga ik zo’n vijf tot zes dagen per week naar mijn atelier. Het verschilt per periode: wanneer ik naar een expositie toewerk, ben ik er veel, soms iedere dag, maar na een periode van veel exposities ben ik er minder vaak. Het werk is dan afgerond, en uit mijn atelier. Die dagen loop ik er altijd wat zoekend rond en voel ik me verloren, maar ik heb de laatste jaren geleerd dat deze periodes net zo belangrijk zijn als de dagen dat er wel wat uit je handen komt.
Hoe laat vertrekt u naar uw atelier, en hoe: te voet, per fiets, openbaar vervoer of auto?
Ik ben geen ochtendmens, nooit geweest, dus ik begin mijn ochtenden het liefst traag en ga dan liever nog niet de straat op. Tegen een uur of elf stap ik op de fiets en tien minuten later ben ik in mijn atelier, midden in De Pijp in Amsterdam.
Houdt u vast aan bepaalde rituelen in uw atelier? Muziek of juist stilte?
Op het moment dat ik in mijn atelier betreed, zet ik eerst koffie en ruim ik op. Ik kijk naar wat ik de dag ervoor heb gedaan en ga dan al vrij snel aan het werk. Het werken gebeurt in twee fases: de eerste fase waarbij ik zoek naar mijn materiaal en dit lees en bestudeer. Oude pagina’s uit kranten en tijdschriften vormen de basis van mijn werk dus deze lees ik woord voor woord en dat doe ik altijd in stilte. In de tweede fase heb ik de grote keuzes gemaakt en begin ik mijn werk ‘op te bouwen’, en dat gaat veel intuïtiever. Dan staat er meestal wel muziek of een podcast op, maar altijd op de achtergrond en niet overheersend. Meestal hoor ik het niet eens.
Aan het eind van de dag maak ik foto’s van het werk dat ik die dag heb verricht, zodat ik me thuis kan voorbereiden op de volgende dag. Ook dan ruim ik weer op. Dit is een ritueel dat erin is geslopen om zoveel mogelijk orde en structuur te behouden in het atelier.
Hoe belangrijk is licht voor u?
Vanaf mijn afstuderen in 2013 tot nu heb ik zeven ateliers gehad. In het begin huurde ik anti-kraak, en kwam ik in de mooiste en lelijkste gebouwen van Amsterdam terecht. Soms een paar weken, en soms een paar jaar. Het ene atelier had een plafond van glas waar de hele dag zonlicht doorheen scheen en het andere atelier had geen enkel raam, dat was praktisch een grot. Het wel of geen daglicht hebben heeft geen invloed gehad op mijn werk, noch op mijn manier van werken. Wel op mijn gemoed, daarom vind ik een klein raam naar buiten toe prettig en stormt de wereld niet heel hard op mij af als ik weer naar buiten ga.
In elk atelier dat ik op dat moment heb, zorg ik voor tl-verlichting en dat er een goede lamp op mijn werktafel staat, dat is voor mij voldoende om goed te kunnen werken.
Hoe gaat u te werk? Begint het werk pas op het moment dat u uw atelier betreedt of gaat het werk altijd en overal door?
Het werk gaat altijd door. Als ik deur van mijn atelier achter mij dichttrek, zit mijn hoofd nog bij het werk. Dit is een mentale kwestie. Maar thuis speur ik het internet alweer af naar nieuw materiaal. Dat zoeken naar materiaal én nieuwe ideeën gaat altijd door en is heel prettig, maar kan je ook weleens opbreken. Het is geen knop die aan- en uitgaat. Ik heb een andere kunstenaar ooit eens horen zeggen dat je in dit vak nooit hoeft te werken, maar ook nooit vakantie hebt. Ik geloof dat dat wel klopt.
Hoeveel tijd spendeert u gemiddeld per dag in uw atelier?
Voorheen maakte ik lange dagen in mijn atelier en werkte ik door tot midden in de nacht. Ik had mezelf aangepraat dat dat moest, maar ik heb ontdekt dat het voor het werk helemaal niet goed is. Op normale dagen werk ik gemiddeld zes uur per dag in mijn atelier. Nu werk ik naar mijn expositie in oktober bij galerie dudokdegroot en de beurs Art On Paper in Brussel toe, en dan zijn mijn werkdagen langer.
Is het atelier een heilige plek?
Heilig klinkt mij te religieus in de oren, maar het komt in de buurt. Het is vooral een veilige plek. Het is een ruimte die ik goed bescherm en die alleen van mij is. Ik heb nooit een atelier willen delen met iemand want ik heb de afzondering nodig. Als je jaren anti-kraak huurt dan blijft in je achterhoofd spoken dat je elk moment je spullen weer moet pakken; dat geeft teveel onrust en is niet goed voor het werk, dat haalt die veiligheid weg voor mij. Nu heb ik sinds vier jaar een atelier waar ik wel de garantie heb dat ik er jaren mag blijven en dat zorgt ervoor dat ik er ook beter ben gesetteld. Geen onrust.
Ontvangt u er bezoek, van verzamelaars, curatoren of collega-kunstenaars?
Ja, maar niet altijd. Zit ik een paar weken voor een expositie dan komt er niemand binnen. Die invloed van buitenaf verdraag ik dan moeilijk en elke blik en elk woord interpreteer ik dan negatief. Dan slaat de onzekerheid toe en dat is funest. Dit heeft ook te maken met het beschermen van die veilige ruimte. Maar in de normale periodes ontvang ik wel mensen. Sommige verzamelaars met wie ik een band heb opgebouwd komen soms langs om te kijken waar ik momenteel aan werk en bevriende kunstenaars komen soms langs om te spuien en andersom ook. Uiteraard komen Jedithja en Nicole van de galerie ook om de zoveel tijd langs.
Wat is het mooiste atelier dat u ooit heeft gezien?
‘Mooi’ is niet het woord dat er direct bij past, maar het eerste dat mij te binnen schiet is het atelier van Francis Bacon. Ik houd erg van een bepaalde orde en structuur en zijn atelier was daar cómpleet het tegenovergestelde van. Als ik daar foto’s van voorbij zie komen, ben ik nog steeds gefascineerd door die ruimte, waarschijnlijk omdat het zover van mijn manier van werken afstaat.
Daarnaast de intieme studio van Louise Bourgeois in New York, het atelier van Fabienne Verdier en ‘het sigarenkistje’ van Patrick Van Caeckenbergh in het MSK, in Gent. Niet lang geleden was ik op bezoek bij Erik Mattijssen in zijn atelier in het centrum van Amsterdam waar ik vrij jaloers op zou kunnen worden.
Het zijn allemaal ruimtes die zichtbaar bij de kunstenaars horen en die ze – bewust of onbewust – zo om zich heen hebben gebouwd dat ze bij niemand anders hadden kunnen passen.
Hoe ziet het ideale atelier eruit?
Niet te groot want dan verdwaal ik, maar groter dan het atelier dat ik nu heb. Het liefst verdeeld in kleinere ruimtes, waarbij elke studio zijn eigen functie heeft: opslag van materiaal, een werkplek en een ruimte om werk te laten ‘rusten’. Op een stille plek, maar liefst in de stad, met de zekerheid dat ik er een lange tijd kan zitten. Vooral dat laatste is belangrijk.