Heeft u kunst van huis uit meegekregen?
Dat is een goeie. Ik denk dat het vanuit mijn vader kwam. Hoewel wij geen enorme kunstverzameling hadden – behalve boeken over kunst – was mijn vader wel heel kunstzinnig. Hij had een baan in de bouw en werkte hard om zes kinderen te onderhouden. Ik merkte dat hij op latere leeftijd een enorme passie ontwikkelde voor kunst. Tijdens zijn pensioen begon hij gedichten te schrijven. Daar was hij erg goed in.
Hoe bent u in aanraking gekomen met de kunstwereld?
Na mijn middelbareschooltijd ging ik naar de Hogeschool voor Muziek en Dans in Rotterdam. Daar kwam ik in aanraking met de kunstgeschiedenis, vooral gelinkt aan componisten. Hieruit komt ook wel mijn fascinatie voor de kunsten voort.
Ik belandde daarna in de bloemen business, maar bleef in contact met de kunstwereld door wekelijkse bezoeken op zondagmiddag aan het Museum Boijmans Van Beuningen, in Rotterdam. De werken die ik daar altijd weer bekeek waren de ‘De Toren van Babel’ (circa 1563) van Pieter Bruegel de Oude en ‘De Mandril’ (1926) van Oskar Kokoschka.
Na een glansrijke carrière als bloemist te hebben gehad, besloot ik de zaken te verkopen om een sabbatical van twee jaar te nemen. Ik besloot een wereldreis te maken en bezocht onder andere Spanje, waar ik voor het eerst de schilderijen van El Greco, Goya en Picasso in het echt zag. Hun werken hadden een diepgaand effect op mij. In het bijzonder Picasso’s ‘Guernica’ in het Reina Sofia Museum, waar ik het stendhalsyndroom ervoer. Vanaf dat moment wist ik dat mijn toekomst moest zoeken in de kunstwereld.
Wat was uw eerste betrekking in een galerie? Of bent u gelijk zelf een galerie gestart?
Ja, ik ben gelijk zelf een galerie gestart, in Rotterdam. Dat was in 1999. Michelle, mijn nicht, was mijn adviseur, maar ik had ook veel contact met andere professionals uit het veld in Rotterdam, zoals kunstenaar Geer Pouls. De eigenaren van MK galerie hebben mij met hun jarenlange ervaring advies gegeven, en mij ingewijd in het kunstvak. Toen ik de galerie in Rotterdam had merkte ik dat de cohesie tussen de Rotterdamse galeries erg hoog was. Je merkte dat er tussen de Rotterdamse galeries niet zo veel competitie was. We deden veel samen en we hielpen elkaar.
Hoe zou u het profiel van uw galerie willen omschrijven?
De kunstenaars zijn voor ons de eerste prioriteit. We gaan heel ver in het begeleiden van onze kunstenaars. Een samenwerking is bijna een huwelijk, met al zijn emotionaliteit en successen. Soms begint die samenwerking al heel vroeg, met net afgestudeerde kunstenaars die wij met de ‘Best of Graduates’ tentoonstelling een podium bieden en blijven ondersteunen met onze Young Blood Foundation.
Ik vind het ook belangrijk dat kunstenaars de vrijheid krijgen om de galerie te transformeren. In de beginjaren van mijn galerie nodigde ik kunstenaars uit om installaties te maken in en rond mijn huis, een beetje zoals de ‘Chambres d’Amis’, die in 1986 in Gent werd georganiseerd door de Belgische curator Jan Hoet. Nog steeds hecht ik veel waarde aan grootschalige installaties binnen en buiten de galerie. De energie en aantrekkingskracht van zulke installaties is heel bijzonder.
Daarnaast zijn wij als galerie verhalenvertellers. Wat mij heel erg boeit zijn de verhalen van de kunstenaars achter hun werken. Met ons hele team doen we ons best om de denkwijze van de kunstenaars over te brengen – ook door in gesprek te gaan met onze bezoekers. Als wij een nieuwe tentoonstelling hebben geeft de kunstenaar aan het hele team een uitgebreide tour over de inhoud van de individuele werken van de kunstenaar. Die informatie proberen wij met iedereen te delen.
Wat vindt u het mooiste aspect van het vak galeriehouder?
De mensen waarmee ik werk. Als galeriehouder word ik toegelaten in het heilige domein van de kunstenaar. In alle kwetsbaarheid laten zij mij daar de nieuwste werken zien. Dat vind ik altijd hele bijzondere momenten. Ik ga ook altijd op bezoek in de studio van de kunstenaar voor een tentoonstelling om de nieuwe werken te zien. Dat is altijd een feestje. Het gesprek over de nieuwe werken is erg interessant. Verder waardeer ik dat onze vaste klanten ook echt vrienden zijn geworden met de galerie en dat gaat niet altijd over de aankopen, maar vooral over de betrokkenheid met de galerie, dat ze zich verwant voelen met ons programma.
Met welke galeries voelt u zich nationaal/internationaal verwant?
Ik voel veel verwantschap met galeries als AKINCI, Upstream en Fons Welters. Leylâ Akinci en Nieck de Bruijn zijn ongeveer begonnen toen ik ook begon met mijn galerie en ik trek al vele jaren met hen op. En internationaal natuurlijk grote namen zoals Victoria Miro, Perrotin en Sofie Van de Velde, dat is zo’n leuk mens! Ik heb veel waardering voor haar ondernemerschap én haar filosofie van samenwerking. Op dit moment hebben wij samen een prachtige tentoonstelling gemaakt met vijf geweldige kunstenaars: Ilse D’Hollander, Stef Driesen, Tatjana Gerhard, Leon Vranken en Filip Vervaet. De tentoonstelling ‘De wereld van Sofie’ is gecureerd door Sofie Van de Velde en Jason Poirier dit Caulier, en loopt nog tot en met 10 juni.
In een ideale wereld: welke kunstenaar zou u het allerliefst vertegenwoordigen?
William Kentridge. Als voorbereiding op de opening van mijn galerie, twintig jaar geleden, zag ik het werk van William Kentridge op verschillende plaatsen in Nederland en op de Biënnale van Venetië van 1999. Ik herinner me dat ik een van de eerste afleveringen van zijn Soho Eckstein-cyclus zag. Ik was meteen fan. Ik ben een groot bewonderaar van zijn animaties, maar ook van zijn tekeningen. Ze zijn zo intens en vol karakter. Kentridge is een meester in het weergeven van zijn personages. Al meer dan twintig jaar volg ik hem en wil ik een mooie solotentoonstelling met zijn werk maken.
Wat is er veranderd in de kunstwereld sinds u uw eerste stappen zette?
Ik denk dat toen ik twintig jaar geleden begon de verzamelaarsmarkt in Nederland geringer was dan nu. Een paar particuliere verzamelaars hebben toen enorme collecties opgebouwd, waaruit bijvoorbeeld Museum Voorlinden is ontstaan. Verzamelaars zoals Pieter en Marieke Sanders, Hugo en Carlo Brown en andere grote verzamelaars kochten bij elke tentoonstelling werk, ongeacht de status of bekendheid van de kunstenaar.
Tegenwoordig zien we juist ook veel jonge mensen die kunst aankopen. De marktwerking is veranderd, vooral door online verkoop en de aandacht die er via het internet en de sociale media is voor kunst en de kunstenaar.
Mijn advies is: koop gewoon wat je mooi vindt en wat bij je past. Dan heb je al sowieso super veel plezier van het kunstwerk. Maar koop het ook bij een galerie met een groot internationaal netwerk, zodat je weet dat het werk ook in het buitenland te zien is en je meer kans hebt dat de kunstenaar ook internationaal doorbreekt.
Wat/wie verzamelt u zelf?
Van alle kunstenaars bij de galerie verzamel ik een werk. Buiten de galerie kocht ik kunst van Rainer Fetting, David Haines of Christian Schoeler, werken waarin duidelijk een focus ligt op de schoonheid en kracht van het mannelijke lichaam.
Heeft Corona uw denken over de kunstwereld beïnvloed?
Ik zie eigenlijk meer kansen dan daarvoor. Dat komt eigenlijk door het virtuele aspect, maar ook door onze ‘Sunday Sessions’, waardoor wij naast onze tentoonstellingen een veel inhoudelijker programma hebben kunnen neerzetten. Ik denk dat Corona in de hele kunstwereld wel voor meer diepgang heeft gezorgd. Als je van hot naar her reist – met acht internationale beurzen per jaar – dan heb je ook geen tijd meer om alles te zien en stil te staan bij het hedendaagse. Het snelle kopen en verkopen is hierdoor ook een beetje afgenomen. Ik heb tegenwoordig diepere gesprekken over kunst met mijn contacten uit de kunstwereld.