Heeft u kunst van huis uit meegekregen?
Toen Leylâ zwanger van mij was, is ze begonnen met het opzetten van de galerie, dus ik ben er letterlijk mee opgegroeid. In 1988 begon de galerie aan de Singel. Een paar jaar later kwamen mijn ouders een pand tegen aan de Lijnbaansgracht, wat onder andere was gebruikt als opslag voor Unox en een Franse bank. Het was een gigantische open ruimte, en mijn vader heeft daar toen samen met Johan Jonker muren laten zetten waardoor er nu verschillende galerieën naast elkaar zitten, waaronder AKINCI. Ik heb er heel veel tijd doorgebracht, en groeide op met de kunstenaars om me heen. Ik speelde eindeloos Tomb Raider met Edwin Zwakman achter de computer, en we gingen met Pipilotti Rist naar de kermis in Purmerend. Maar, dat betekent niet dat ik het altijd leuk vond wat mijn ouders deden. Alles draaide thuis om de galerie, alle tijd en energie ging erin zitten. Dat vond ik als kind soms best moeilijk, dus ik heb me er ook even tegen verzet.
Hoe bent u in aanraking gekomen met de kunstwereld?
Toen ik interieurstyling ging studeren, liet een docent tijdens de les foto’s van Esther Tielemans zien. Toen begon er iets door te dringen. Ik dacht: hé, dat is een kunstenaar die mijn ouders vertegenwoordigen! Na mijn studie ging ik werken bij The Frozen Fountain, een vooraanstaande designwinkel in Amsterdam. Er begonnen steeds meer puzzelstukjes op hun plek te vallen. Ik begon steeds beter te begrijpen wat mijn ouders eigenlijk deden, en dat dat heel tof was. Op een gegeven moment had ik het gevoel dat ik bereikt had wat ik wilde bereiken bij The Frozen Fountain. Toen haar assistente op een gegeven moment stopte in 2012, vroeg Leylâ of ik in de galerie wilde komen werken. Daar was ik toen toch best wel opgelucht over, dat ze dat vroeg. Ik had me anders toch een beetje gepasseerd gevoeld.
Wat was uw eerste betrekking in een galerie? Of bent u gelijk zelf een galerie gestart?
Eigenlijk heb ik altijd in de galerie gewerkt, vanaf heel jong hielp ik waar dat kon. Ik heb stapels etiketten geplakt op de (toen nog papieren) uitnodigingen die de hele wereld over gingen. Toen ik 12 was bracht ik de drankjes rond op de openingen, en zo leerde ik ook voorzichtig iedereen kennen. Ook stond ik vaak op beurzen met Leylâ, want daar kon ik dan een paar studiepunten voor krijgen. Toen ik negen jaar geleden echt begon te werken voor AKINCI was dat best even wennen, zowel voor Leylâ als voor mij. We moesten er achter komen hoe we zakelijk konden samenwerken en moeder en dochter konden zijn. Ik denk dat we daar een goede modus voor hebben gevonden.
Hoe zou u het profiel van uw galerie willen omschrijven?
Wat ik heel bijzonder vind is dat Leylâ meteen aan het begin van de galerie, in de jaren 90, vrouwelijke kunstenaars wilde tentoonstellen. Ze was vanaf 1993 de eerste galerie voor Pippilotti Rist, met wie ze in 1995 een eerste solo-show maakte. Ook maakte ze onder andere tentoonstellingen met Ida Applebroog (in 1992 en 1994), Ana Mendieta, Carolee Schneeman en Valie Export (2005). Nu zijn dat allemaal grote namen, maar er waren toen weinig plekken waar veel vrouwelijke kunstenaars werden getoond. Bij ons was het geen vraag, geen quota. Zij maakten geweldige kunst in niet zo gangbare media voor galeries, met name video en performance. Begin jaren 2000 toonde de galerie o.a. Kutlug Ataman en Elke Krystufek die zich bezighielden met verschillende vraagstukken rondom gender en seksualiteit. Daar heeft de galerie wel een lijn in gevonden. We representeren veel kunstenaars die in hun werk zeer belangrijke issues aan de kaak stellen; vaak heeft het werk ook een politieke laag. Dat zie je bij Lungiswa Gqunta, Sarah Naqvi, Juul Hondius, melanie bonajo, Charlotte Schleiffert, Anne Wenzel en Gluklya bijvoorbeeld. We willen daar een podium voor bieden, dat vinden we heel belangrijk. Ik heb veel respect voor onze kunstenaars, voor hoe ze op de barricades gaan staan, en ik leer ook veel van hen.
Toen ik nog heel jong was, kreeg ik van mijn vader een klein kunstwerkje van Douglas Kolk. Het was roze, en er stond op: ‘Welcome to the world of tough guys, Ficelle’. Eerst vond ik het gewoon leuk, maar later, toen ik Engels leerde lezen, begon ik te begrijpen wat mijn vader me wilde vertellen. Het leerde me dat je met kunst iets kan overbrengen. En dat kan ook met een performance, een foto, een sculptuur of een film. Juist in het tonen van veel verschillende media zit onze kracht. Het is niet zozeer dat we kijken naar wat goed verkoopt, maar we representeren kunstenaars echt vanuit ons hart. Ik ben trots op de kunstenaars en op ons team, dat bestaat uit sterke vrouwen.
Wat vindt u het mooiste aspect van het vak galeriehouder?
Het mooiste vind ik het samenwerken met de kunstenaars, verzamelaars, curatoren en musea. Ik zie de samenwerking met een kunstenaar een beetje als een zaadje wat je plant: sommigen groeien sneller dan anderen, en sommigen oogst je eerder en anderen later; het kost tijd. Die tijd en ruimte willen we in de galerie bieden.
Een werk verkopen aan een privécollectie is fantastisch, maar als een kunstenaar in een museale collectie belandt, naar een biënnale of documenta gaat en de vleugels kan uitslaan, geeft dat veel voldoening. We vinden het ook heel belangrijk en spannend om naast de kunstenaars met wie we langer werken veel jonge kunstenaars te vertegenwoordigen. We werken bijvoorbeeld heel lang samen met kunstenaars als Stephan Balkenhol, Thomas Huber, Axel Hütte en Jaap van den Ende. Een samenwerking met een kunstenaar is nauw en bijzonder en als er mooie dingen gebeuren voelt dat ook echt als iets wat je als team hebt bereikt. We zijn natuurlijk zo trots als een pauw dat melanie bonajo nu op de Biënnale van Venetië Nederland mag vertegenwoordigen.
Met welke galeries voelt u zich nationaal/internationaal verwant?
Ik voel me niet per se verwant, maar ik heb bewondering voor alle galeries, en in het bijzonder voor een aantal galeries in Amsterdam. No Man’s Art Gallery bijvoorbeeld. Als ik de eindeloze energie zie die Lih-Lan en Emmelie hebben in alles wat zij doen denk ik: die chicks rocken echt. En ook voor Renee Albada Jelgersma, mijn buurvrouw, heb ik heel veel bewondering.
In een ideale wereld: welke kunstenaar zou u het allerliefst vertegenwoordigen?
Daar hoef ik niet lang over na te denken, dat is zéker Tracey Emin. Eigenlijk ben ik helemaal niet zo’n romanticus, maar als ik haar teksten lees en haar tekeningen zie, dan smelt ik echt. Het raakt me diep van binnen. Misschien zijn het wel haar Turkse roots, waardoor ik me met haar verbonden voel, ik weet het niet.
Wat is er veranderd in de kunstwereld sinds u uw eerste stappen zette?
Een heel bijzonder moment voor mij is dat ik sinds dit 1 januari dit jaar mede-eigenaar van de galerie ben geworden met Leylâ. Dat vind ik spannend, ik had het nooit verwacht toen ik hier begon met werken. Hiermee hoop ik nog dichter bij de kunstenaars en alles wat we doen in de galerie te staan. Leylâ en ik voelen elkaar heel goed aan; in onze keuzes en in ons beleid. We zijn het ook wel eens oneens, hoor. Dan praten we daar over; We begrijpen elkaar in waarin we verschillen.
Wat betreft de markt: ik merk dat de tendens van het verzamelen is veranderd onder de nieuwe generatie kunstkopers. Vroeger was de impuls om te ‘verzamelen’ veel gangbaarder. De behoefte om veel te verzamelen van één kunstenaar is nu minder; mensen kopen liever werk van verschillende kunstenaars in plaats van een oeuvre te volgen. Tegelijk is ook het aanbod internationaal gegroeid, waardoor naar mijn idee (jonge) verzamelaars en geïnteresseerden overweldigd worden op een beurs. Daar is het aanbod al groot, maar online gaat het nog verder. Denk aan grote platforms zoals Artsy en GalleryViewer, maar er wordt ook veel aangeboden op Instagram bijvoorbeeld. Dus waar moet je beginnen?
Ik denk dat de brug slaan naar een nieuwe generatie kunstkopers ook iets is waarin ik een grote rol kan en wil spelen. De stap om een galerie binnen te lopen is groot voor veel mensen. Die drempel moeten we echt verlagen, willen we een nieuwe generatie aan ons binden. Het elitaire randje mag er best af. Wat er verder is veranderd? De fax is er uit. Fantastisch.
Wat/wie verzamelt u zelf?
Als ik een werk koop, is het vaak van een kunstenaar die wij vertegenwoordigen. Ik denk dat het belangrijk is om werk te verzamelen van kunstenaars waar je honderd procent in gelooft. Soms kijk ik een langere tijd tegen een werk wat we presenteren in de galerie en groeit je interesse en liefde voor het werk. Dan moet ik de knoop doorhakken, soms helpen de kunstenaars mij daarbij.
Heeft Corona uw denken over de kunstwereld beïnvloed?
Aan het begin merkten we wel dat we veel meer online werk verkochten, wat denk ik positief was omdat het misschien voor sommige verzamelaars de drempel verlaagde. Ook hebben we tijdens de eerste lockdown een serie podcasts gemaakt, waarin kunstenaars vertelden over hun werk en hoe zij tegen de situatie aankeken, maar ook over hun visie op andere vraagstukken die in hun werk terugkomen. Veel van het werk dat ze bespraken in de podcasts is uiteindelijk ook gemaakt.
In de samenwerking met de kunstenaars is Zoom wel een ontdekking. Zo kun je een atelierbezoek in Zuid-Afrika bijvoorbeeld echt samen met de kunstenaar doen. Vroeger ging dat dan toch telefonisch of per mail met foto’s, nu is het eigenlijk door Zoom intiemer geworden.