Heeft u kunst van huis uit meegekregen?
BDL: Enerzijds kochten mijn ouders enkele kunstwerken van Vlaamse kunstenaars, schilderijen die lang op mijn netvlies bleven kleven, anderzijds had ik een heel goed contact met een jongere broer van mijn moeder die kunstschilder was in Gent. Mijn moeder was ook heel creatief. En mijn vader had na de oorlog een schilderij van George Hendrik Breitner gekocht, dat altijd op de schouw in de living heeft gehangen. Dit schilderij hangt nu in de gastenkamer.
DV: Ik kom ik uit een groot gezin met elf kinderen, dus kunst was zeker geen dagelijkse interesse, laat staan een behoefte. Wat kunst betreft was er enkel een mooi ingekaderde reproductie van ‘De Volkstelling te Bethlehem' van Pieter Breugel, ingekaderd in een zware ‘chique’ lijst :-). Het hing in wat toen de ‘voorkamer' was –vooral om bezoekers te ontvangen – maar het was wel een beeld dat me zeer bekoorde en steeds is bijgebleven. In de inkomhal hing een linosnede van Frans Masereel. Om even af te wijken van beeldende kunst: toen ik veertien jaar oud was kon ik een live concert meemaken, gedirigeerd door sir Colin Davis. Ook dit blijft een onvergetelijk moment, en wellicht daardoor ben ik een trouwe luisteraar van radio Klara.
Hoe bent u in aanraking gekomen met de kunstwereld?
BDL: Vanaf mijn veertiende ben ik gefascineerd door het werk van Paul Klee, en probeerde ik zijn iconografie op andere objecten over te zetten. Ik maakte ook schilderijtjes in olieverf op hout, met de gevulde schilderdoos die ik van de nonkel schilder had gekregen. De Klee fascinatie bracht me in Bern, en een paar jaar later kon ik – samen met Dirk – zijn zoon Felix bezoeken in zijn appartement in Bern waar de muren van plint tot plafond vol hingen met werk van zijn vader. De eerste uitstap die Dirk en ik deden toen we elkaar pas kenden was Middelheim in Antwerpen, en sindsdien hebben alle vakanties als hoofddoel kunststeden en kunst. De professionele kunstwereld leerde ik van binnenuit kennen toen ik midden de jaren tachtig een Franse galerist – Guimiot in Brussel – in het weekend ging assisteren en zelfs de galerie mocht openhouden. In die periode werd ik ook freelance journalist voor de krant Het Belang van Limburg.
DV: Toen ik in 1971 mijn huidige echtgenoot Bert leerde kennen, volgden na onze uitstap naar Middelheimpark – wat een openbaring was – vele bezoeken aan musea en kunstencentra. Onze eerste buitenlandse trip ging naar Amsterdam om in het Stedelijk Museum een tentoonstelling van Roy Lichtenstein te bezoeken. Een kunstenaar die ik nog steeds bewonder, vorig jaar nog tijdens de tentoonstelling ‘Visions multiples’ in BAM, Musée des Beaux-Arts Mons.
Wat was uw eerste betrekking in een galerie? Of bent u gelijk zelf een galerie gestart?
BDL: Na de Brusselse ervaring was de volgende stap zelf een galerie starten. Dit kon in 1988. We woonden in Leuven in een groot herenhuis met vier verdiepingen, dat we deelden met een koppel met een dochtertje. Zij trokken naar een eigen woning en de ruimte voor de galerie kwam vrij.
DV: Met de galeriewereld hadden we in het begin niet echt veel connecties; er was in die tijd geen enkele galerie voor actuele kunst in Leuven. Mijn eerste galerie-ervaring was bij galerie Guimiot in Brussel, waar Bert gedurende het weekend assistent was. Zo leerden we de kunstenaar Jörg Madlener (°1939) kennen (die in 1982, samen met Marthe Wéry, België vertegenwoordigde op de Biënnale van Venetië). We werden goede vrienden, reisden regelmatig samen en zijn nog steeds in contact met hem, hoewel hij momenteel in New York leeft en werkt. We hadden wel veel contacten met musea, o.a. met wijlen Jan Hoet sr. van het S.M.A.K., die later onze eerste tentoonstelling zou openen met werk van de Nederlandse kunstenaar Allart Lakke.
Hoe zou u het profiel van uw galerie willen omschrijven?
BDL: Wij kiezen voor kunst die kan verrassen, die niet evident is. We houden ervan dat elke tentoonstelling er totaal anders kan uitzien. We houden niet van routine. In 1993 zagen we een insert van David Byrne in het kunsttijdschrift Parkett. De oprichter van Talking Heads gaf een maand later een concert in Brussel, waar we natuurlijk naartoe gingen. Na het concert probeerden we hem te spreken, maar dat lukte niet; we konden enkel het visitekaartje van de galerie achterlaten. Niet lang daarna contacteerde hij ons, om in New York af te spreken. We planden toen zijn eerste solo galerietentoonstelling, zes maanden later.
Één van de eerste tentoonstellingen na de verhuis naar Mechelen was een solo met Andreas Fogarasi, toen nog een totaal onbekend kunstenaar, maar acht jaar later wel winnaar van de Gouden Leeuw voor het beste paviljoen, het Hongaarse, tijdens de Biënnale van Venetië in 2007.
We tonen een mix van nationale en internationale kunstenaars, met specifieke aandacht voor Nederland, Frankrijk, Duitsland, Oekraïne en Australië. Wie onze galerie bezoekt, krijgt ook de kans om naast de galerietentoonstelling ook onze permanente toonruimte te bezoeken, die tegelijk onze living is. We bieden graag een drankje aan, aan elke bezoeker.
DV: We volgen uiteraard een eigenzinnige koers waarbij we open staan voor alle vormen van beeldende kunst. We brengen zowel conceptuele kunst, schilderijen, fotografie, sculpturen en zelfs performances, en dit van zowel nationale als internationale kunstenaars. We blijven de vinger aan de pols houden om boeiende jonge kunstenaars te ontdekken en kansen te bieden. Onze meest recentste tentoonstelling was met werk van Fran Van Coppenolle (°1998).
Wat vindt u het mooiste aspect van het vak galeriehouder?
BDL: Het menselijk contact en de uitwisselingen van ervaringen, de dialogen houden ons aan de gang. En het reizen voor een beursdeelname in het buitenland en het aanwezig zijn op de opening van een van onze kunstenaars in een buitenlandse museum of bij een kunsthal-tentoonstelling.
DV: Onze galerie, die we in 1989 startten, bevindt zich (eerst in Leuven, later in Mechelen) in onze eigen woning. Het mooiste aspect is dus dat we van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat omringd zijn door kunst en er continu van kunnen genieten. Kunst is dus deel van ons leven en brengt rust, verwondering en uitdaging. Maar ook de intense vriendschap met internationale kunstenaars van Sydney tot Kiev. De vele kunstreizen zijn steeds een verrijking. Ook het contact en discussies met verzamelaars en bezoekers vinden we steeds een boeiende ervaring.
Met welke galeries voelt u zich nationaal/internationaal verwant?
BDL & DV: We hebben veel respect voor de ‘grote jongens’ in de galeriewereld, maar blijven zelf een bescheiden galerie. Nationaal: Annie Gentils, Geukens & De Vil, The White House Gallery en Kristof De Clercq.
Internationaal: Akinci (Amsterdam), Galerie Poggi (Parijs) en Eigen+Art (Berlijn). En verder vele andere collega’s waarmee we een goed contact onderhouden.
In een ideale wereld: welke kunstenaar zou u het allerliefst vertegenwoordigen?
BDL: Sigmar Polke, David Hockney.
DV: Paul Klee, maar dat zal dan wel in een ideale wereld na deze zijn :-)
Wat is er veranderd in de kunstwereld sinds u uw eerste stappen zette?
BDL: Veel verzamelaars doen de moeite niet meer om een galerie te bezoeken, ze beperken zich tot kunstbeurzen en grote tentoonstellingen. Het belang van sociale media en de aanwezigheid op digitale platvormen is niet meer weg te denken.
DV: Toen we in 1989 startten was conceptuele kunst zowat de dominante vorm, maar deze is toch wel voor een groot stuk weggedeemsterd, al blijven we zeer geboeid door werk van bijvoorbeeld Christophe Terlinden of Alexis Gautier. Het belang van sociale media mag zeker niet onderschat worden, al blijft een fysieke ervaring met kunst voor mij zeer belangrijk. En, zoals de hele maatschappij individualistischer is geworden, hebben we het gevoel dat dit ook voor de kunstwereld het geval is. We stellen anderzijds vast dat de jongere generatie kunstenaars terug meer gezamenlijke initiatieven nemen.
Wat/wie verzamelt u zelf?
BDL: We kochten werk van al onze eigen kunstenaars en daarnaast ook van veel jonge kunstenaars. Belangrijke werken bezitten we van Sergey Bratkov, Johan Creten, Nikita Kadan, Allart Lakke, Thomas Huber, Jörg Madlener en Christa Näher. Ik verzamel ook religieuze ikonen en landschapsschilderijen uit de jaren dertig.
DV: Van de kunstenaars die we zelf exposeren hebben we zelf steeds werk in onze verzameling opgenomen. Dit lijkt ons een blijk van echt engagement. Maar we hebben ook werk van verschillende (jonge) kunstenaars waarmee we zelf niet mee samenwerken in galerieverband. Deze werken kopen we doorgaans bij collega galeries. Namen noemen is onbegonnen werk. Een blik op onze ‘fichier’: het eerste werk blijkt er één te zijn van René Daniels, en het meest recente is een werk van Simon Masschelein.
Heeft Corona uw denken over de kunstwereld beïnvloed?
BDL: Het was even op adem komen in de ratrace voor Corona, maar nu Corona niet meer het hoofdprobleem is, merk ik toch dat de oude patronen steeds meer en steeds nieuw weer opduiken. Wat de oorlog gaat teweegbrengen is een totaal vraagteken, maar hopelijk blijft de kunst gespaard en een belangrijke rol spelen. Dat een aantal kunstenaars, en galeries de opbrengst van hun kunstwerken nu voor 100% schenken aan een goed doel voor Oekraïne is hoopgevend.
DV: Als galerie moesten we tijdens Corona de regels volgen van de niet-existentiële handelszaken: van volledige sluiting, beperkt toegelaten bezoek, werken met time slots, geen openingen met drank en/of hapje, ja, dat was toch wel heel heftig. Nu maar hopen dat de situatie met de oorlog in Oekraïne geen nieuwe domper zet op de kunstvreugde die was teruggekeerd. Zelf zijn we immers nauw betrokken met het hele gebeuren, onze kunstenaar Nikita Kadan zou vlak na het uitbreken van de oorlog naar Krems in Oostenrijk gaan voor een residentie, maar hij kan het land niet meer uit en zit in Kyiv hopelijk veilig in een bunker. We volgen die situatie dus vanop de voet en hebben dagelijks via facetime contact met Nikita.