Heeft u kunst van huis uit meegekregen?
NDvH: Ik herinner me dat ik al jong (zo eind jaren 70) mee ging naar de kunstuitleen in Den Bosch, toen gevestigd in het Kruithuis. Dat was een mooie, vooral spannende oude vestiging met veel gangetjes waar je overal, in alle hoeken, kunstwerken kon bekijken, uitkiezen en dan mee naar huis mocht nemen. Die bezoekjes zijn mij echt bijgebleven en herhaalden zich een aantal keer. Tot het moment dat mijn ouders de voorkeur kregen voor het werk van een kunstenaar en bij hem op zijn atelier kunst kochten. Ze zijn kunst blijven kopen, ook bij dudokdegroot.
JdG: Ik heb flarden herinneringen van bezoeken aan Het Stedelijk in Amsterdam. De kunst, maar vooral ook de sfeer, kleur en de geluiden. Ik kom niet perse uit een kunstfamilie, mijn opvoeding is veel breder cultureel bepaald. Popmuziek, fotografie, film, geschiedenis, met als basis de invloed van de jaren ’60 en ’70. Ook had ik vroeger al veel interesse in andere culturen.
Hoe bent u in aanraking gekomen met de kunstwereld?
NDvH: Na het ‘binnen harken’ van mijn propedeuse Rechten koos ik heel bewust voor de studie Kunstgeschiedenis. Dat beviel me zo veel beter, die studiejaren waren geweldig en vlogen voorbij. Veel zien, ervaren en reizen. Je doet veel mooie onderzoeken, leert kunst te plaatsen in verschillende tijdperken en ik kreeg de kans om drie maanden stage te lopen bij de Kunsthal Rotterdam. In het laatste jaar Kunstgeschiedenis werd voor mij wel duidelijk dat mijn voorkeur uitging naar hedendaagse kunst. En dat had vooral te maken met het contact met de kunstenaars zelf. Onderzoek met voornamelijk gebruik van literaire bronnen stond te ver van me af en ik haalde meer energie uit het bespreken van het werk met de kunstenaar zelf. Dichterbij de bron kun je niet komen.
JdG: Oh, daar heb ik een hele romantische herinnering aan. Ik was begin twintig, studeerde en reisde veel. In Londen kwam ik met mijn geliefde – nu nog steeds mijn geliefde – een oude klasgenoot van hem tegen, die in een galerie voor hedendaagse Indiase kunst werkte. Ik was net terug van een reis door India en de geur zat nog in mijn neus. Terug in Amsterdam ging ik langs bij de Foundation for Indian Artists, en ben daar gaan werken, zo rond 1994-95. Achteraf gezien een hele bepalende ontmoeting, die me richting de kunstwereld heeft geduwd. En… indirect een link naar Nicole. Wij hebben daar afzonderlijk van elkaar gewerkt en kwamen elkaar pas jaren later voor het eerst tegen, om vervolgens galerie dudokdegroot op te richten. Als dat niet past in het Indiase gedachtegoed…
Wat was uw eerste betrekking in een galerie? Of bent u gelijk zelf een galerie gestart?
NDvH: In het laatste jaar van mijn studie heb ik me verdiept in hedendaagse niet-westerse kunst en kwam ik via mijn afstudeerbegeleider in 1996 als galerie-assistent terecht bij de Foundation for Indian Artists, die in 1991 was opgericht door de voormalige minister van Ontwikkelingssamenwerking, Eegje Schoo, een galerie voor hedendaagse Indiase kunst in Amsterdam. Dat was een interessante plek voor mij maar ook voor Jedithja.
Ik heb daarna ook nog even als onafhankelijk kunstadviseur voor een grote bedrijfscollectie gewerkt. In 2001 verhuisde ik naar Sydney, Australië. Daar begon ik als volunteer voor de Biennale of Sydney en werkte er vervolgens in het organiserende team van de Sydney Art on Paper Fair. Toen ik terug kwam – in 2008 – begon ik als galeriemanager bij Steendrukkerij Amsterdam: de galerie in de voorruimte en achterin de drukkerij zelf. Een bijzondere plek. Daar kreeg ik de kans om voor mezelf, samen met Jedithja, in 2015 een galerie te beginnen. En nu is de cirkel dus rond! Heel erg bijzonder hoe wij nu samen in Amsterdam onze eigen galerie runnen.
JdG: Na de Foundation for Indian Artists werkte ik ruim tien jaar bij Centrum Beeldende Kunst Zuidoost. Dat was een bijzondere tijd in een interessant stadsdeel. We voerden daar destijds al gesprekken over (inter-)culturele achtergrond, een discussie die pas nu op zijn scherpst gevoerd wordt. Ik heb daar veel geleerd, door steeds in het diepe te springen: het aankopen van kunst voor de collectie, tentoonstellingen maken, atelierbezoeken, projecten met de buurt. En met een heel fijn team gewerkt. Daarna heb ik dankzij de bevlogen toenmalige directeur van de SBK Amsterdam – én samen met Spaarnestad Photo – een galerie voor beeldcultuur opgezet in Haarlem. Met een tomeloze energie heb ik daar samen met een fijne groep vakvrienden in vijf jaar zoveel gedaan: galerie opgezet en gerund, bijzondere projecten gerealiseerd met kunstenaars en het historische fotoarchief, met jonge ontwerpers van de Antwerpse modeacademie een paar catwalk performances in musea georganiseerd en een educatief talentontwikkelingsproject opgezet voor jongeren. En ik heb het fotoarchief in mijn hart gesloten, getuige mijn wekelijkse ‘Beeldrijm’ rubriek in Het Parool. Erg fijn om te doen. Na vijf jaar Haarlem wilde ik terug naar Amsterdam. En daar kwam ik Nicole tegen.
Hoe zou u het profiel van uw galerie willen omschrijven?
NDvH + JdG: De galerie heeft een interesse in kunstenaars die de grenzen van hun medium opzoeken in verschillende technieken: fotografie, schilderkunst, video, tekeningen, keramiek en digitale kunst. Binnen deze groep uiteenlopende kunstenaars zijn veel mooie verbindingen te maken. Iets wat ons ook wel typeert. Zo verschillend als we zijn, vullen we elkaar echt perfect aan en die symbiose van ideeën komt terug in ons profiel.
Wat vindt u het mooiste aspect van het vak galeriehouder?
NDvH: Het is wellicht een cliché, maar dan noem ik toch het aspect van samenwerken, met en voor de kunstenaars stappen zetten binnen de nationale en internationale kunstwereld. Op zoek gaan naar geïnteresseerde particuliere kopers, verzamelaars, curatoren, bedrijfs-en museale collecties. En vergeet niet hoe veel voldoening het geeft wanneer een kunstwerk bij een klant terecht komt.
De tijd hiervoor nemen is een bijzonder mooie uitdaging: dudokdegroot gaat het achtste jaar in, we zijn nog jong dus.
JdG: Naast het opbouwende contact met de kunstenaars van de galerie en verzamelaars, het inrichten van tentoonstellingen en beurzen, de buzz van het continu alert zijn, en het inspelen op de tijdgeest, vind ik ook de vrijheid om onze eigen plannen te kunnen maken heel fijn. En ver de toekomst in te kunnen kijken.
Met welke galeries voelt u zich nationaal/internationaal verwant?
NDvH: Ik moet eerlijk bekennen dat ik daar nooit echt over nadenk. Wat naar mijn idee in deze serie interviews naar voren komt, is dat galeriehouders verwantschap voelen, maar voornamelijk vanuit hun eigen ervaring een galerie met eigen signatuur weten neer te zetten.
Maar de energie, professionaliteit en duurzaamheid van galeries zoals bijvoorbeeld Akinci, Annet Gelink, Borzo, Stigter Van Doesburg, Cokkie Snoei en Fons Welters vind ik bijzonder én het jonge internationale profiel van No Mans Art Gallery.
JdG: Mee eens, het mooie is dat alle galeries een eigen profiel hebben. Ik heb bewondering voor een aantal galeries die Nicole al noemde. En ik vind het fijn dat er nu ook een paar gedreven jonge mensen de stap nemen om een galerie te beginnen.
In een ideale wereld: welke kunstenaar zou u het allerliefst vertegenwoordigen?
NDvH: We hebben allebei gewerkt met niet de minste Indiase kunstenaars: Madhvi Parekh, Nalini Malani, Subodh Gupta en Bharti Kher, het zou leuk zijn om daar weer iets mee te doen.
JdG: Wes Anderson.
Wat is er veranderd in de kunstwereld sinds u uw eerste stappen zette?
NDvH: De digitalisering is de grootste verandering. Ik herinner me dat we per fax met India communiceerden, onleesbare teksten op verfrommeld papier, en iemand aan de andere kant van de lijn die heel hard, met een Indiaas accent riep: ‘Fax, please!’
Er is natuurlijk een hele nieuwe markt ontstaan voor het verkopen van kunst, maar ik denk echt dat de galerie als fysieke ruimte om te ontmoeten, kijken en kopen nog steeds een hele belangrijke rol speelt in de kunstwereld.
JdG: Oh, zo veel. Maar dat is natuurlijk ook interessant, je moet steeds vooruit denken. Maar gelukkig – hoewel ook veranderd – bestaat het ‘klassieke’ galerie model nog steeds.
Wat/wie verzamelt u zelf?
NDvH: Al vroeg in de verschillende periodes heb ik werk gekocht, met name van kunstenaars waarmee ik heb gewerkt zoals VN Aji, Buphen Khakhar, Subodh Gupta, Bharti Kher, Peggy Jones, Gordon Barney, Rosella Namok, T Napaltjarri en nu van de kunstenaars van dudokdegroot. En ik word ook nog altijd erg gelukkig van een schilderij van Andrei Roiter, dat ik samen met man bij Tanya Rumpff kocht én vind het fijn om Roiter nu bij Akinci te zien.
JdG: Ik heb ook van kunstenaars met wie ik samenwerkte kunst in huis, en veel fotografie. Ik heb altijd uit pure verzameldrift en op intuïtie kunst gekocht. Werk dat bij me past, ik hou van donker werk, met een vleugje melancholie, werk dat me van binnen raakt en ook een glimlach geeft. Goh, ik ben wel een romanticus, geloof ik. Ik koop dus niet persé op naam, maar het geeft wel een goed gevoel te zien dat het werk van een aantal kunstenaars nu erg goed gaat, en zelfs is opgenomen in de collectie van het MoMA.
Heeft Corona uw denken over de kunstwereld beïnvloed?
NDvH: Gek misschien, maar eigenlijk niet. Mensen blijven ‘actief’ bezig met hun interesses, blijven kijken naar kunst. Zowel klanten als nieuwe kopers hebben de galerie in coronatijd weten te vinden. Daarbij helpen die twee prachtige etalage ramen van de galerie zeker.
JdG: Niet zozeer over de kunstwereld an sich, maar wel over de wereld. Maar… heb je even?