Het viel meerdere kunstrecensenten op dat de textielwerken de show stalen tijdens Frieze Los Angeles afgelopen week. Veel van deze kunstwerken zijn gemaakt door vrouwen en dat zegt iets over de manieren waarop deze kunstvorm lang beschouwd is. Textiel werd lange tijd niet erkend als kunstvorm omdat het werd geassocieerd met gendergebonden werk als weven, breien en naaien. In de hiërarchie van het kunstmedium stond de schilderkunst traditioneel bovenaan en textielkunst helemaal onderaan. Kunstenaars als de conceptuele Duitse kunstenaar Rosemarie Trockel verzetten zich hier al enkele tientallen jaren tegen. Trockel maakte bijvoorbeeld gigantische ingelijste breischilderijen, waarmee ze zich verzette tegen een door mannen gedomineerde kunstwereld. De laatste jaren is er steeds meer aandacht voor kunst die niet door witte mannen gemaakt is en dat betekent dat er ook meer aandacht is voor lang ondergewaardeerde kunstvormen. Daardoor zie je ook een jonge generatie (veelal als vrouw identificerende) kunstenaars die textiel oppakken als medium, waaronder ook de jonge Belgische kunstenaar Fran Van Coppenolle (1998). In Galerie Transit in Mechelen is tot en met 13 maart een solotentoonstelling te zien met haar meest recente werk.
Van Coppenolle noemt zichzelf bovenal een beeldhouwer en omschrijft haar speelse, ruimtelijke en ogenschijnlijk gewichtsloze werken als “complementaire prikkels voor de vorm”, waarin zachte stoffen een soort huid vormen voor een hard skelet. Van Coppenolle: “Ze beïnvloeden elkaar en vloeien in elkaar als huid en geraamte. Altijd een voelbare tochtende binnenkant. Een werveling van lege ruimte in een strakgespannen volume laat de kleuren helderder worden tussen de graten van de sculptuur.” Luchtig en vrolijk, maar tegelijkertijd onderhevig aan een zekere spanning. Dat contrast tussen hard en zacht keert telkens terug in haar materiaalcombinaties. In de tentoonstelling in Galerie Transit vind je onder meer sporen van worteldoek, metaal, eucalyptusvruchten, vilt, steen, krijt, een voormalige kamerjas, albast, schoenen en een fleecedeken. Van Coppenolle maakt duurzame werken van materialen die al een eerder leven geleefd hebben. Deze materialen worden vervolgens als zodanig gebruikt, Van Coppenolle verft haar stoffen zelden. De installaties beginnen als schets en groeien uit tot dynamische werken die iets ongrijpbaars hebben en beweging lijken te suggereren.
De kunstenaar wordt voor haar kleurrijke en symmetrische werken geïnspireerd door een veelheid aan bronnen. Van Coppenolle: “Mijn inspiratie haal ik van overal. Van botanica, architectuur, anatomie, gereedschappen en tractors tot fashion of een gedresseerd gerecht. Ik vind inspiratie terwijl ik koeien mag melken met blauwe handschoenen en gele ontsmetting. Er zijn zoveel unieke kleurrijke combinaties in deze realiteit. Ik vind het alvast verlossend om mijn werken aan het publiek te kunnen tonen. Je geeft ze af, ze zijn van het publiek en ze hangen er voor hun ogen. Ik heb er niks meer mee te maken. Het zijn resultaten van gedane momenten.” Ze geeft haar werken geen sturende titels en laat daarmee ruimte voor de vrije interpretatie van de kijker. Van Coppenolle: “Ik ben bezig met het scheppen van vormen die aan fysieke wetmatigheden voldoen, ruimtelijke structuren met een interne logica die associaties oproepen met architectuur, fauna, flora, anatomie of medische objecten. Dat voelt de kijker ook, die herkenbaarheid die toch niet eenduidig definieerbaar is.”
Van Coppenolle behaalde in 2020 haar master in sculptuur aan De Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen, na het afronden van een bachelor in beeldhouwen aan de KASK in Gent. Maar ze maakte al kunst lang voordat ze bekend raakte met de grote namen uit de kunstgeschiedenis. Van Coppenolle: “Ik neem die onbewust nog mee in mijn werk, maar mijn passie gaat meer naar het maken dan naar het concept ‘kunst’.”