Heeft u kunst van huis uit meegekregen?
Zeker, ik heb kunst met de paplepel van thuis meegekregen. Mijn vader, wijlen Willy Van den Bussche, was hoofdconservator van het PMMK (nu Mu.Zee) te Oostende en van het Permekemuseum te Jabbeke. Hij was ook de stichter van de driejaarlijkse kunsthappening aan de Belgische kust Beaufort. Veel kunstenaars kwamen thuis over de vloer. Als kind besefte ik helemaal niet om welke kunstenaars het ging, pas op latere leeftijd begon ik door te hebben wie ze effectief waren: Jef Verheyen, Paul Van Hoeydonck, Jean Bilquin, Henri Storck, Bram Bogaert, José Vermeersch, Roger Raveel, Emiel Hoorne, Wout Hoeboer, Thierry De Cordier, Michel Martens, Didier Mahieu, Johan Tahon, Marc Kostabi, Liliane Vertessen, Jan De Vlieger en zo veel anderen. Een kleine anecdote: Wout Hoeboer kwam in de winter soms bij ons logeren, omdat hij zijn atelier niet kon verwarmen. Hij droomde ervan om met een huifkar te reizen. Ik heb toen als kind een briefwisselling gehad omtrent huifkarren.
Hoe bent u in aanraking gekomen met de kunstwereld?
Als kind ging ik vaak met mijn vader mee op atelierbezoek bij kunstenaars. Dat was altijd voor mij een avontuur. Bijna elk weekend bezochten we galeries en musea. Zo kwam ik in contact met verzamelaars, kunstenaars, museumdirecteuren, galeriehouders – met gewoon de ganse kunstwereld. Ook de openingen in het PMMK waren voor mij altijd een feest. Ik ontmoette er iedereen uit de culturele wereld.
Mijn studies als kunstagoge aan de Vrije Universiteit Brussel hebben mij extra gestimuleerd om de kunstwereld te blijven opzoeken en volgen. Op de VUB waren er regelmatig tentoonstellingen die we als student steevast – verplicht ;-) – bezochten. Zo kwam ik in contact met jonge kunstenaars. Die ben ik dan blijven volgen. Later heb ik ook enkele tentoonstellingen gemaakt, waaronder ‘G58 en ZERO’ bij Campo in Antwerpen.
Wat was uw eerste betrekking in een galerie? Of bent u gelijk zelf een galerie gestart?
Als student heb ik stage gelopen bij de galerie Isy Brachot in Brussel, een roemruchte galerie die sinds 1915 bestaat en steeds van vader op zoon werd verder gezet. De galerie is nu gevestigd in Durbuy. Ze zijn gespecialiseerd in Belgische kunst, en dan voornamelijk surrealisme, met bijvoorbeeld Magritte. Dit was mijn eerste contact met de professionele werking van een galerie. In 2013 ben ik aangesproken door Gerda Vanderkerken van galerie Zwart Huis, om mee te werken aan de kunstbeurs B.Art en later Art Gent in Gent die zij organiseerde. Zo heb ik de galeriewereld nog beter leren kennen, zowel nationaal als internationaal.
De passie voor kunst en de aanmoedigende woorden van enkele bevriende galeriehouders, oa. Elke Helbig van Zwart Huis en Luc Franken van Zeit Gallery, en Samuel Van Hoegaarden, hebben mij uiteindelijk de stap doen zetten om een eigen galerie te starten. Ik ben gestart in de Rivolibuiding in Ukkel/Brussel. Een gaanderij met 15 kleine galeries. Maar de lok naar een ruimer pand met meer mogelijkheden klonk, en zo ben ik terecht gekomen in een groot, authentiek gebouw in Brussel centrum, gelegen aan het kanaal, vlakbij twee belangrijke musea: het MIMA museum en KANAL-Centre Pompidou, in een bloeiende wijk genaamd Downtown Dansaert.
Hoe zou u het profiel van uw galerie willen omschrijven?
Omdat ik tijdens mijn jeugdjaren de kans heb gekregen om kunstenaars te ontmoeten – van wat nu de zogenaamde ‘oudere en gerenommeerde generatie’ wordt genoemd – is de stap om met hen samen te werken gemakkelijk en logisch geworden. Zo is het idee ontstaan om een kunstgalerie voor Belgische hedendaagse kunst in Brussel te starten, die zich volledig toelegt op het promoten van zowel opkomende als gerenommeerde kunstenaars die mij nauw aan het hart liggen. Dat was van bij het begin de opzet. Ik waak er zo veel mogelijk over dat elke tentoonstelling verschillend van aard is, en een ander perspectief op hedendaagse kunst toont. Mijn uitgangspunt is telkens dat ik de kunstenaar – en zijn of haar werk – wil laten schitteren, ieder met zijn of haar eigen verhaal, door een mooie opstelling. Dat kan zowel via solo- als duo- of groepstentoonstellingen, van abstract tot figuratief, van schilder- tot beeldhouwkunst.
Ik geloof er ook sterk in dat een confrontatie tussen de oudere en de jonge generatie een boeiende dynamiek crëeert. Ik zou het cross-generation noemen. Ik wil met met mijn galerie een boeiend platform bieden waar kunstenaars, kunstliefhebbers, kunstverzamelaars en nieuwsgierige bezoekers elkaar kunnen ontmoeten. De fysieke ontmoeting blijft belangrijk in deze digitale wereld.
Wat vindt u het mooiste aspect van het vak galeriehouder?
De contacten met de kunstenaars geven mij een enorme energie, die vaak uitgroeien tot een vertrouwensrelatie, waardoor we samen tentoonstellingen kunnen organiseren: dat is de mooiste uitdaging. Het prachtigste moment is als zowel de kunstenaar als de bezoeker gelukkig is met de opstelling.
Ook de contacten met collega’s en kunstliefhebbers geven mij een positieve vibe. Als agoge vind ik het belangrijk om met evenveel passie en enthousiasme over de getoonde werken te kunnen praten met zowel verzamelaars, kunstliefhebbers, als nieuwsgierigen en jongeren.
Samengevat: mogen werken tussen en met al die schoonheid is voor mij het mooiste aspect van het vak.
Met welke galeries voelt u zich nationaal/internationaal verwant?
Zoals reeds gezegd: met galerie Zwart Huis, nu onder leiding van Elke Helbig, voel ik me heel verwant. We zitten ongeveer op dezelfde golflengte, zij echter met veel meer ervaring. Paul Kusseneers van Kusseneers Gallery in Molenbeek is voor mij dan weer een fijne leermeester. Ook met Transit Galerie in Mechelen heb ik fijne contacten. Met jonge galeries zoals Schönfeld Gallery, Zeit Gallery, Gallery EL en Coppejans Gallery heb ik een aparte binding door onze ‘leeftijd’; als startende galerie moet ik de buitenlandse galeries nog beter leren kennen. Ik volg alvast de internationale kunstbeurzen, met de hoop er ooit aan te kunnen deelnemen.
In een ideale wereld: welke kunstenaar zou u het allerliefst vertegenwoordigen?
Dat is een moeilijke vraag. Er zijn heel wat kunstenaars waarmee ik zou willen samenwerken maar het is niet gemakkelijk om nu een specifieke naam op te noemen.
Het woord ‘vertegenwoordigen’ vind ik wat te commercieel getint. Ik gebruik liever ‘promoten’. Het moet ‘klikken’ met de kunstenaar, zodat we tot een vertrouwensrelatie en samenwerking kunnen groeien en dat betekent meer dan een commerciële vertegenwoordiging.
Wat is er veranderd in de kunstwereld sinds u uw eerste stappen zette?
Ik ben nog maar een goed jaar bezig, maar ik voel wel aan dat de drempel om een galerie binnen te stappen kleiner is geworden. Men durft nu binnen komen, zelfs met kinderen, zonder een gevoel van druk te ervaren om te kopen. Kijken en zien wordt toegelaten.
Ik heb ook het gevoel dat er tussen de galeriehouders zelf betere relaties bestaan. Samenwerken en professionaliteit lopen hand in hand. Maar misschien is dat naïef van mij, haha!
Wat/wie verzamelt u zelf?
Als startende galerie is het voor mij nog moeilijk om reeds te kopen. Het maken van tentoonstellingen waarbij de kunstenaar tevreden over is, bezorgt mij een enorm geluksgevoel. Ik hoop in de toekomst werk te kunnen aankopen, op de eerste plaats van kunstenaars die ik heb getoond, om hen zo extra te steunen.
Heeft Corona uw denken over de kunstwereld beïnvloed?
Ja, zeker. De stilstand heeft duidelijk gemaakt dat de mens kunst en schoonheid nodig heeft, zelfs in moeilijke tijden. Men bezoekt nu galeries en musea om te genieten en tot rust te komen. Men vertoeft er langer dan vroeger. Het is niet meer van: we passeren snel eens, want we moeten nog naar die en die. Dat heeft een zalig gevoel. Men neemt meer tijd om te kijken en te luisteren.
Maar ik kijk wel uit naar het moment dat een opening van een tentoonstelling terug een feest mag worden, een ontmoetingsmoment dat zo belangrijk is voor iedereen die van kunst houdt.