Heeft u kunst van huis uit meegekregen?
Ja, en nee. Mijn ouders zijn geen van beiden echt met kunst bezig geweest, en al zeker niet met hedendaagse kunst. Ze hebben mij wel zeer open opgevoed en hebben mij wel steeds gestimuleerd toen ze merkten dat mijn interesse ernaar uit bleek te gaan. Zo heb ik van zeer jonge leeftijd school kunnen lopen op de! Kunsthumaniora in Antwerpen. Na de middelbare school ben ik Conservatie & Restauratie van klassieke schilderkunst gaan studeren aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen, een opleiding die het theoretische aan het praktische én het wetenschappelijke koppelde. Nadien ben ik me aan de universiteit van Gent gaan toespitsen op de conservatie van hedendaagse kunst. Een hogeschool-carrière van zes jaar, maar in mijn ontwikkeling vol enthousiasme ondersteund door mijn ouders en plus-ouders.
Hoe bent u in aanraking gekomen met de kunstwereld?
Door mijn opleidingen zat ik vooral verweven in een museale en academische wereld. Dit was voor mijn karakter een zeer saaie en onbevredigende omgeving, hoewel mijn passie – de beeldende kunst – steeds de basis was. Ik heb getracht om binnen de museale wereld een fijne positie te vinden, maar met een over-kwalificatie (Master + 2 universitaire graden) was dit geen evidente zaak. Na enkele malen om die reden niet geselecteerd te zijn, heb ik dan besloten om een baan in de privésector aan te nemen: galerie-assistent!
Wat was uw eerste betrekking in een galerie? Of bent u gelijk zelf een galerie gestart?
Mijn eerste echte baan was ‘gallery assistant’ bij Annie Gentils in Antwerpen. Na de frustrerende zoektocht in museumland was dit echt een openbaring; alles wat ik in mijn opleidingen en stages meegekregen had, werd nu plotseling concreet binnen een commerciële en dynamische deelsector van de hedendaagse kunst. Na mijn eerste week wist ik al dat ik daar op mijn plek zat.
De galerie van Annie was voor mij een zéér fijne omgeving om mezelf nog meer te kunnen ontwikkelen. Ik werd meteen mee opgenomen in een galerie die de vinger zeer sterk aan de pols had en exact wist wat er relevant was in de hedendaagse kunst. Na vijf jaar werd de drang om een eigen verhaal te vertellen te groot, en ben ik samen met mijn levenspartner Geoffrey de Beer Base-Alpha Gallery, mijn eigen galerie, gestart.
Van daaruit ben ik een sterk engagement aangegaan ten opzichte van de hedendaagse kunst in Antwerpen. Antwerp Art en het Antwerp Art Weekend, Borger en Ballroom-project zijn enkele voorbeelden van organisaties die ik mee heb opgericht en/of uitgebouwd. Samenwerken en kennis delen is in deze tijd van een extreem belang en dat heeft het ook bewezen, zodat Antwerpen weer mee bovenaan de lijst van hedendaagse kunststeden staat.
Hoe zou u het profiel van uw galerie willen omschrijven?
Base-Alpha Gallery is in 2007 gestart vanuit het idee om jonge kunstenaars van onze eigen generatie een platform te bieden, op een plek die het midden zou houden tussen een galerie en een project-ruimte, en waar ook veel plaats zou zijn voor experiment en niet-conventionele tentoonstellingen.
Nu staan we vijftien jaar verder, en is de relatie met de meeste kunstenaars sterk aangebleven. Ik vind het zeer belangrijk dat ik de kunstenaars dicht kan opvolgen, dat ik hen bij wijze van spreken, wekelijks kan bezoeken. Zo zijn er zeer sterke banden ontstaan, en dat maakt dat ik de kunstenaars en hun proces door en door ken.
Door de hechte band met de kunstenaars is het parcours zeer gericht geraakt op België en Nederland. Uiteraard zijn er gedurende de jaren ook een heel aantal internationale kunstenaars in het programma getoond geweest. Soms solo, soms in gecureerde groepstentoonstellingen. Voor mijzelf werkt een zeer persoonlijke relatie met de kunstenaars het beste als het over vertegenwoordiging gaat. Iemand die in hartje Zweden of ergens in Budapest woont, bezoek je net iets minder vaak.
Sinds september run ik samen met Ida Wollens van DMW Gallery – die met haar galerie ook in Borgerhout gevestigd is – ook een gemeenschappelijke galerie in Brussel. Dit is voortgekomen uit Ballroom-project, een tentoonstellingsconcept dat we nu al vier jaar samen organiseren. Met de galerie in Brussel proberen we onze samenwerkingen iets internationaler te maken. We kijken binnen deze programmatie meer naar kunstenaars die reeds internationale samenwerkingen met andere galeries hebben, of die gepositioneerd kunnen worden in een internationale context. De grootstedelijke context maakt dat iets relevanter en ook gemakkelijker om dit door te trekken. Daarnaast reserveren we ook specifiek ruimte voor zeer jonge lokale kunstenaars, die we vlak na hun afstuderen mee willen ondersteunen in hun eerste stappen in de hedendaagse kunstwereld.
Wat vindt u het mooiste aspect van het vak galeriehouder?
Het constant in beweging zijn. Zowel fysiek als mentaal, visueel als op gebied van kennis. Als galeriehouder ontmoeten we de ganse tijd nieuwe mensen, nieuwe kunstenaars, nieuwe stromingen. Door de hedendaagse technologie is het net zo gemakkelijk om vlot contact te maken met mensen aan de andere kant van de wereld als met iemand om de hoek. We zitten ook in een constant ritme van vernieuwing. Elke vier à zes weken een nieuwe tentoonstelling in Antwerpen en Brussel, dat maakt dat Base-Alpha en Ballroom Gallery samen dit seizoen zo’n twintig tentoonstellingen op de agenda hebben staan. Tel daar dan nog eens de beurzen en de projecten op…
Met welke galeries voelt u zich nationaal/internationaal verwant?
Er zijn er een heel aantal die daar in aanmerking voor komen, maar het zijn toch vaak galeries die – net als Base-Alpha – visueel luid zijn: L21 in Palma, Gianni Manhattan in Wenen, Sorry We’re Closed in Brussel, Nino Mier in L.A., Galerie Derouillon en Ruttkowski 68 in Parijs.
In een ideale wereld: welke kunstenaar zou u het allerliefst vertegenwoordigen?
Euh, dat is een moeilijke vraag. Uiteraard zijn er altijd en overal fantastische kunstenaars die je graag zou willen tonen in de galerie, vooral omdat het een geweldige show zou geven. Uiteindelijk draait het bij mij nog steeds daarom: een goede tentoonstelling maken!
Als ik ergens in een andere galerie kom en denk: ‘Wauw, dit had bij mij moeten gebeuren!’, dan maakt me dat vooral blij.
Wat is er veranderd in de kunstwereld sinds u uw eerste stappen zette?
Héél veel! Ik denk dat ik behoor tot de laatste generatie ‘old school’ galeries. In 2007, toen we gestart zijn, verliep de communicatie vooral nog via post-uitnodigingen en het verspreiden van flyers. Het was al heel wat als je naast een website ook nog een ‘blog’ had. Sindsdien is alles aan een waanzinnig tempo gedigitaliseerd. Sociale media hebben een enorme rol in hoe wij nu kunst percipiëren, ontdekken, de keuze maken om te tonen en verkopen. Alles is vrij toegankelijk voor iedereen en zeker een platform als Instagram zorgt ervoor dat er zeer snel wereldwijde trends kunnen ontstaan. Ondertussen is het ook absoluut niet vreemd meer dat een kleine galerie uit Antwerpen ook klanten heeft in Dubaï, Los Angeles of Quebec. En de verzamelaars zijn via digitale platformen als GalleryViewer en Artsy ook vertrouwd met het online kopen van werken. In 2007 totaal ondenkbaar.
Wat/wie verzamelt u zelf?
Geoffrey en ik verzamelen vooral impulsief. We hebben wel eens geopperd dat wij niet verzamelen, maar als je dan alles eens bij elkaar zet, dan hebben we toch wel wat bij elkaar gekregen. We verzamelen niet een thema of een techniek, maar alles wat we kopen komt vanuit een soort schokeffect bij de eerste aanraking. Een coup de foudre, liefde op het eerste zicht… en gelukkig ligt onze smaak ongeveer gelijk. Het gaat ook van schilderijen tot tekeningen en sculpturen. Van eigen vertegenwoordigde kunstenaars (Denie Put, Nadia Naveau, Lieven Segers, Michèle Matyn, Geoffrey de Beer, Katleen Vinck, Suse Weber en Yorgos Maraziotis), maar ook kunstenaars uit andere galeries, of zeer jonge artiesten die aan het begin van hun carrière staan.
Als ik zo even rondkijk in de woonkamer, dan is het ook ongeveer een 50/50 verhouding tussen mannelijke en vrouwelijke kunstenaars (dat is totaal onbedacht maar wel politiek correct, haha). En als een werk uiteindelijk niet past in het interieur, dan passen we het interieur aan het werk aan.
Heeft Corona uw denken over de kunstwereld beïnvloed?
Corona heeft heel wat losgemaakt binnen onze sector. Digitalisering is hetgeen waar niemand nog mee kan achterblijven. Zelf ben ik er wel van overtuigd dat het maar een deel van de evolutie is; dat mensen meer gaan browsen op platforms, meer contact durven leggen voor het maken van persoonlijke afspraken of het opvragen van duidelijke informatie. Anderzijds blijf ik ook ervaren dat het (kopend) publiek nog steeds de behoefte heeft aan de fysieke ervaring. Zeker binnen Base-Alpha is dat een van de belangrijkste pijlers van het parcours geweest, dat expo’s steeds een unieke ervaring moeten kunnen bieden aan de bezoeker. Als ik rondkijk naar mijn collega’s in de directe omgeving, dan is iedereen er op zijn manier anders mee omgegaan. Gelukkig is niemand gewoon blijven wachten tot alles weer voorbij zou gaan.
Het post-corona tijdperk (waar we nu hopelijk voor staan) zal ook aan de lefgozers zijn, denk ik. Dit is het moment om risico’s te nemen en te tonen wie je bent en waar je voor staat.