Heeft u kunst van huis uit meegekregen?
Ik heb niet direct beeldende kunst vanuit huis meegekregen. Wel bezocht ik met mijn ouders vaak cultuur-historische tentoonstellingen en plekken en werd creativiteit gestimuleerd. Zo heb ik denk ik een goede basis gekregen voor mijn interesse in kunst en musea.
Hoe bent u in aanraking gekomen met de kunstwereld?
Ik kwam in aanraking met de kunstwereld door mijn studie Kunstgeschiedenis in Utrecht. Ik ging daardoor regelmatig tentoonstellingen bezoeken. Daar spraken mijn medestudenten en ik af en toe ook de curatoren van de instellingen. Verder legde ik zelf contact met een nieuwe generatie kunstenaars, onder meer de kunstenaar Bob Eikelboom, die we nu in de galerie vertegenwoordigen, en toen nog op de academie zat.
Wat was uw eerste betrekking in een galerie? Of bent u gelijk zelf een galerie gestart?
Mijn eerste betrekking bij een galerie was een stage bij Annet Gelink Gallery. Ik had vanuit mijn studie kunstgeschiedenis een stage gevolgd bij TENT in Rotterdam. Commercie trok mij altijd al aan. Ik ontwikkelde als tiener en daarna eigen commerciële projecten vanuit een specifieke interesse in iets; een bepaald soort t-shirts of vintage designer zonnebrillen uit een specifieke tijdsperiode. Door me erin te verdiepen ontdekte ik dat er een markt voor was, waar ik dan op in ging spelen. Naast de zeer leerzame ervaring die ik had opgedaan bij een kleinere non-profit kunstinstelling wilde ik me ook graag nog oriënteren in de veiling- en galeriewereld. Via via had ik de mogelijkheid om zes weken stage te lopen bij veilinghuis Christie’s, in Amsterdam. Na deze tweede stage wilde ik meer leren van galeries, wat nu precies het verschil was met een veilinghuis, en wat dus mijn voorkeur zou hebben om in verder te gaan. Binnen twee weken kwam er een vacature voorbij voor een stage bij Annet en daar heb ik met veel plezier gewerkt, onder meer aan de tentoonstelling van Antonis Pittas. Dat directe contact met de kunstenaar miste ik bij het veilinghuis en gaf me het idee dat de galerie de plek was waar ik me op moest richten.
Het werk in een galerie is ongelooflijk veelzijdig: op één dag kun je bezig zijn met artistiek-inhoudelijke zaken, de productie van een tentoonstelling, zakelijke beslissingen en collectieadvies, terwijl je om de zoveel tijd bezoekers van de galerie verwelkomt en van informatie voorziet over de tentoonstellingen.
Hoe zou u het profiel van uw galerie willen omschrijven?
Het profiel van Galerie Fons Welters zou ik omschrijven als dat van een stevige boom. Ferme wortels in de grond, een stevige basis en langdurige relaties met kunstenaars en wijdverbreide vertakkingen, maar ook met altijd nieuwe blaadjes eraan. Die ferme wortels zou je kunnen zien als de verankering in de Nederlandse kunstsector.
De galerie bestaat sinds 1989, altijd op dezelfde locatie in de Jordaan, en toont en werkt vaak samen met kunstenaars die in Nederland wonen, werken of gestudeerd hebben. Dit laatste is wel iets wat ik sinds ik bij de galerie werk (augustus 2016) wat aan het verruimen ben. Zo presenteren we vaker kunstenaars die geen enkele relatie met Nederland hebben. Dat brengt nieuwe aanknopingspunten, contacten en invalshoeken met zich mee, al is er zeker ook meer risico. Die kunstenaars zijn vaak nog niet bekend bij het publiek en het kost dus meer tijd voordat het publiek zich bindt aan zo’n kunstenaar.
Fons begon de galerie in 1989 met speciale aandacht voor ruimtelijk werk; hij had dit al in 1985 gedaan met zijn Galerie voor Ruimtelijke Werk op de Palmdwarsstraat. Alhoewel dit geen leidend principe is binnen onze programmering, is het interessant om te zien dat onze voorkeur vaak uitgaat naar sculpturale praktijken.
De stevige basis is die met een aantal van onze kunstenaars. In 2019 heb ik met de kerngroep daarvan een groepstentoonstelling gemaakt getiteld ‘The Classics’: Tom Claassen, Job Koelewijn, Berend Strik en Maria Roosen zijn voor mij onlosmakelijk verbonden met Galerie Fons Welters. We werken met al die vier kunstenaars al 25 à 30 jaar samen. Dat is ontzettend bijzonder. Ik vind die lange relaties ook een leuk onderdeel van de galerie, om die klassiekers – die al een mooi palmares hebben – te combineren met een jongere generatie kunstenaars. Dat werkt vaak twee kanten op. Onlangs nog toonden we werk van verschillende generaties kunstenaars in de groepstentoonstelling ‘Something About Us’, waarin werk te zien was van Evelyn Taocheng Wang, Daan van Golden, Maria Roosen en Magali Reus. Met andere kunstenaars werkt de galerie inmiddels ook alweer 10 tot 20 jaar samen. Hierbij denk ik bijvoorbeeld aan Jennifer Tee, Gabriel Lester en David Jablonowski.
Jonge kunstenaars presenteren is iets waar Fons bekendheid mee heeft gekregen. Zo toonden bijvoorbeeld Folkert de Jong, Magali Reus en Tenant of Culture al vroeg in hun carrière werk in de voorruimte van de galerie (2006, 2008 en 2020 respectievelijk). Regelmatig waren de shows in de galerie de eerste tentoonstellingen na het afronden van een academie, veel van de kunstenaars in ons programma zijn op die manier bij ons begonnen. Soms volgde Fons een kunstenaar een aantal jaren, zoals Femmy Otten, wier werk Fons al in Den Haag op de academie zag, het daarna in Gent bij het HISK weer tegenkwam en toen ze op de Rijksakademie zat vroeg om in de galerie een tentoonstelling te maken.
Lange tijd werd in de voorruimte van de galerie voornamelijk nieuwe kunstenaars getoond. Rond 2000 werd deze ruimte ‘Playstation’ genoemd en werden er meer losse tentoonstellingen georganiseerd. De naam is later verandert in ‘Frontspace’ en is nu voorruimte (of front space in het Engels). Ik probeer de hiërarchie tussen de jonge kunstenaar voorin en de gevestigde of al door de galerie vertegenwoordigde kunstenaar in de achter-ruimte wat te doorbreken. Ik vind het net namelijk zo interessant om een kleinere presentatie te zien van een kunstenaar waar we al jaren mee werken. Soms is dit zelfs nog interessanter, want je kunt zo sneller inspelen op nieuwe ontwikkelingen én het kan een intiemere presentatie worden. Ook presenteer ik vaker kunstenaars die al wel bekendheid hebben buiten Nederland in de voorruimte. Zo toonden we het werk van Lena Henke in de voorruimte gelijktijdig met de solo van David Jablonowski in de achter-ruimte. Ze zijn van dezelfde generatie, allebei Duits, en maken beide sculpturen. Het publiek moet soms nog wennen aan deze wisselingen, en er wordt vaak – doordat er twintig jaar zo geprogrammeerd is – gedacht dat de kunstenaars die bij het programma horen in de achterruimte tentoonstellen. Ik hoop dat langzaam de hiërarchie wat doorbroken kan worden en er in voor- en achter ruimte net zo aandachtig gekeken wordt. Omdat de voorruimte een doorgang is naar de achter-ruimte wordt die namelijk wel eens overgeslagen bij binnenkomst en pas aandachtig bekeken als mensen onderweg zijn naar de uitgang.
De altijd nieuwe blaadjes aan de boom zijn dus de constante instroom van nog niet eerder door ons getoonde kunstenaars. Deze kiezen Fons en ik vooral intuïtief: het werk moet op een of andere manier prikkelen. Fons en ik zijn het daar, gelukkig, vaak eigenlijk wel over eens. Soms heeft het voor een van ons iets meer tijd nodig, maar dat komt dan vaak omdat de ander het al een keer eerder of vaker gezien heeft.
Wat vindt u het mooiste aspect van het vak galeriehouder?
Het mooiste aan galeriehouder zijn is het bij elkaar brengen van kunstenaars en geïnteresseerden. Je hebt een dubbele relatie, die met kunstenaars enerzijds en met verzamelaars en professionals anderzijds. Beide hebben zelfde interesses en gevoeligheden die je bij elkaar probeert te brengen, en waar je vanuit beide kanten ook veel van leert door de lange gesprekken over de jaren heen. Doordat je constant nieuwe mensen leert kennen, blijft zich dat ook vernieuwen. Wat ik daarnaast erg leuk vind, is dat je een langdurige relatie hebt met een kunstenaar. Dit in tegenstelling tot de meeste musea en presentatie-instellingen. Daar vindt vaak een relatief korte, heel intensieve samenwerking plaats in aanloop naar een tentoonstelling, publieksprogramma, publicatie of ander soort presentatie. Ik vind het leuk dat ik kunstenaars vanuit de galerie ondersteun bij dit soort activiteiten en de ontwikkelingen over een lange periode kan volgen.
Met welke galeries voelt u zich nationaal/internationaal verwant?
Ik heb niet zozeer specifieke galeries waar ik me verwant mee voel, meer galeries waarvan het programma en de mensen die er werken mij interesseren en die ik dan ook graag volg en bezoek. Voorbeelden zijn: Bridget Donahue (New York), Essex Street (New York), Madragoa (Lissabon), Emalin (London) en Tramps (New York).
In een ideale wereld: welke kunstenaar zou u het allerliefst vertegenwoordigen?
Bruce Nauman, die zich ondanks zijn lange carrière nog steeds weet te vernieuwen, en die voor mij de basis is waarop menig hedendaags kunstenaar voortbouwt (soms misschien zonder het zelf te weten). Hij stelt in zijn praktijk elementaire vragen over wat een kunstenaar doet en blijft zelfs op hoge leeftijd nog experimenteren met nieuwe materialen en technieken.
Wat is er veranderd in de kunstwereld sinds u uw eerste stappen zette?
Dit klinkt alsof ik al heel lang in de kunstwereld werk, maar ik denk dat er weinig veranderd is sindsdien. De wereld verandert constant, en daarmee ook de kunstwereld. Als ik kijk naar de galerie zie ik dat de digitalisatie natuurlijk veel heeft veranderd in de afgelopen dertig jaar. Ik ben blij dat ik gewoon een PDF uit ons systeem kan halen en kan opsturen, en niet tijden bezig hoef te zijn met dia’s, waar ik in ons archief soms nog de begeleidende brieven van tegenkom.
Wat/wie verzamelt u zelf?
Samen met mijn vrouw verzamel ik hedendaagse kunst. Een aantal kunstenaars van de galerie volgden we al voor ik in de galerie kwam werken. Bijzondere affiniteit hebben we met het werk van onder andere Olga Balema. We kunnen het nooit direct plaatsen en het maakt ons altijd nieuwsgierig. Wanneer je denkt een beetje grip te krijgen op het werk verrast ze weer met een totaal nieuwe reeks. Kunstenaars van buiten de galerie die we volgen zijn onder meer Kasper Bosmans, Daniel de Paula en Marina Pinksy.
Heeft Corona uw denken over de kunstwereld beïnvloed?
Corona heeft mij getoond dat mensen in alle tijden kunst willen zien en blijven kopen, omdat het je in tijden van weinig zekerheid iets kan bieden zonder dat je weet wat het precies is wat je zoekt of zult vinden. Dat is het prikkelende dat Fons en ik ook zoeken bij de kunstenaars waarvan we werk tonen.