Heeft u kunst van huis uit meegekregen?
Jazeker, mijn grootouders, en later ook mijn ouders, verzamelden vooral negentiende eeuwse romantiek en Haagse School. Mijn ouders woonden – en mijn vader woont daar nog steeds – in een zeventiende eeuws rijksmonument, een prachtige oude boerderij met een heel bijzonder interieur, waar in eerste instantie de klassiekers aan de muur hingen, maar later, halverwege de jaren negentig, is het accent verlegd naar moderne en hedendaagse kunst.
Hoe bent u in aanraking gekomen met de kunstwereld?
Dat is met name van huis uit. Toen ik ging studeren in Den Haag ging ik meer en meer musea en galeries bezoeken. Toen kwam het moment dat ik een stageplaats zocht om mijn studie af te ronden, en ben ik terechtgekomen bij Inkt, een drukkerij annex kunstenaarsinitiatief voor de grafische kunsten. Mijn tweede stage (acht maanden) was bij Kunst en Bedrijf in Amsterdam, onder leiding van Titus Yocarini en Jacqueline Oorthuys, daar heb ik echt bijzonder veel ervaring opgedaan: in acht maanden leerde ik de Nederlandse kunstwereld goed kennen, ontmoette ik veel kunstenaars en opdrachtgevers, en daar ontstond gaandeweg het plan om een eigen galerie te starten en tentoonstellingen te maken.
Wat was uw eerste betrekking in een galerie? Of bent u gelijk zelf een galerie gestart?
Feitelijk waren mijn stages de eerste werkervaring in de kunstwereld. Nadat ik mijn studie had afgerond (hospitality, marketing en pr) ben ik gaan solliciteren bij diverse musea en galeries. Ik was op dat moment tweeëntwintig jaar en werd absoluut niet serieus genomen. Ik kreeg te vaak te horen dat ik te weinig ervaring had, geen kunstgeschiedenis had gestudeerd en nog wel wat jong was, ondanks het feit dat ik zeer gemotiveerd was. Dus begon ik op mijn drieëntwintigste een galerie in Den Haag, aangemoedigd door mijn vriend, die beeldend kunstenaar is. Ik had het geluk dat er in Den Haag op de Toussaintkade twee galeries zaten die ik redelijk goed kende (Artline en Seasons Galleries) en zij wilden mij er als derde onafhankelijke galerie wel bij hebben. Het waren twee aan elkaar grenzende panden waar eerst twee galeries gevestigd waren, en ik heb me daar bijgevoegd, een beetje vergelijkbaar met de galeries op de Lijnbaansgracht in Amsterdam. Dit had als groot voordeel dat er vanaf het begin loop was (bezoekers /geïnteresseerden).
Aanvankelijk waren mensen enthousiast maar toch ook wel voorzichtig en terughoudend ten opzichte van mij als jonge starter. Logisch vind ik nu; een onbekend jong iemand die weer hele andere ideeën heeft, andere keuzes maakt, mensen vonden dat spannend, maar gaandeweg ging dat steeds beter. Verder had ik door de vele ontmoetingen met kunstenaars tijdens mijn stage bij Kunst en Bedrijf een heel helder idee met wie ik graag wilde werken. Mede daardoor startte de galerie direct met een eigen signatuur. Met veel van de kunstenaars werk ik al vanaf het eerste begin, zoals Ton van Kints, Tomas Rajlich, Sjoerd Buisman, Jan van Munster, Michel Hoogervorst en Ien Lucas.
Hoe zou u het profiel van uw galerie willen omschrijven?
Na vier jaar met zijn drieën in twee panden te hebben gezeten, deed zich de mogelijkheid voor om, een paar deuren verderop, op de Toussaintkade – tegenover de Paleistuinen – te verhuizen, naar een prachtige grote galerieruimte met tuin, waar ik me nog beter kon profileren. Want hoewel de start met zijn drieën voor mij heel goed was, werd het op een gegeven moment ook wel een beetje onduidelijk wie wat deed. Op deze huidige plek zit ik inmiddels tweeëntwintig jaar. Met nog steeds heel veel plezier. Ik kan hier mijn kunstenaars een museale tentoonstelling bieden, en ook de tuin is speciaal aangelegd om er beelden te kunnen tonen. Ik vertegenwoordig namelijk veel beeldhouwers, en dan is het fijn om werken ook wat langer te kunnen laten staan. Mijn uitgangspunt is altijd geweest: het tonen van beeldende kunst waar ik zelf gelukkig van word, en waar ik me graag mee omring. Ik heb een grote voorliefde voor minimalisme/fundamentele kunst. Kunstenaars als Willy de Sauter, Bob Bonies, Jan van Munster, Yumiko Yoneda, Dominique Dehais en Johan de Wit – dat zijn mensen die ik al jaren volg en de meesten ook al jaren toon. Een ander belangrijk uitgangspunt is de natuur. Ik ben op het platteland opgegroeid. De liefde voor – en het belang van – de natuur en het landschap is mij met de paplepel ingegoten. Het boeit me eindeloos te zien hoe een kunstenaar als Sjoerd Buisman zich gedurende zijn gehele carrière blijft focussen op groeiverschijnselen. Deze geconcentreerde blik van kunstenaars, zoals ook Warffemius en Klaus Baumgärtner, laten ons op een verfrissende manier kijken naar de wonderlijke variaties van natuurverschijnselen, waarbij ik dan zelf val voor een gestileerde aanpak. Niet de barokke veelvormigheid, maar de wat meer minimalere aanpak. Ik heb een voorkeur voor kunstenaars als Hieke Luik, Eelco Brand, Reinier Lagendijk, Guido Geelen, Michel Hoogervorst en Judith Maria Kleintjes, die de natuur als uitgangspunt nemen. In mij zit ook nog een andere kant, wat je wellicht mijn dark side zou kunnen noemen, hoewel ik het soms ook wel ‘hedendaags surreëel’ noem. Kunstenaars als Ossip, Joncquil, Julie Cockburn, D.D. Trans, Vittorio Roerade, Pat Andrea en Gert Scheerlinck sluiten daar op aan.
Michael Johansson en een kunstenaar waar ik net in zee mee ben gegaan (Wido Blokland) zijn meer conceptueel gericht. Ook de installaties van Joncquil horen in deze conceptuele hoek. Ik probeer tentoonstellingen evenwichtig en helder op te bouwen, je zou het zelfs esthetisch kunnen noemen – ik denk dat ik daar wel een naam in heb opgebouwd. Ik ben niet het soort galerie dat dertig werken ophangt; ik wil de bezoekers verrassen met telkens intrigerende en mooi opgestelde werken, waarbij ik probeer om ieder werk zo optimaal tot zijn recht te laten komen.
Wat vindt u het mooiste aspect van het vak galeriehouder?
Ateliers bezoeken en het maken van tentoonstellingen. Dan krijg ik een soort energie en enthousiasme over me. Dat enthousiasme is een van de essentiële fundamenten van een goede galerie, denk ik. Het uitzoeken van – en het opbouwen van – een tentoonstelling, dat is de creatieve kant van het galeriehouderschap. Vervolgens is het natuurlijk ook heel belangrijk dat je beschikt over goede communicatieve vaardigheden, dat zowel kunstenaars als klanten en geïnteresseerden zich comfortabel en welkom bij je voelen. Dat is een aspect wat ik heel belangrijk vind en waar ik ook van geniet. Gaandeweg bouw je een intensieve band op met veel verzamelaars en kunstenaars en dat is buitengewoon plezierig. Het zijn vaak uiterst fijne mensen.
Met welke galeries voelt u zich nationaal/internationaal verwant?
Ik heb groot respect voor galeries als Onrust en Art Affairs, en heb indertijd ook veel geleerd van Ton Berends, de oprichter van Nouvelles Images. Internationaal ben ik zeer geïnteresseerd in Galerie Von Bartha en Continua. Deels voel ik me daar verwant mee, zij hebben denk ik eenzelfde gevoeligheid en zorgvuldigheid. En de publieksvriendelijkheid is bewonderingswaardig. Bij Von Bartha waardeer ik het consequente hoge niveau en de prachtige ingetogen presentaties.
In een ideale wereld: welke kunstenaar zou u het allerliefst vertegenwoordigen?
Deze vraag bevalt me eigenlijk niet. Ik vertegenwoordig de kunstenaars die ik graag wil vertegenwoordigen. En punt twee: je ziet internationaal al jaren een tendens van het achterna rennen van goed verdienende kunstenaars. Ik zit niet in de aandelenhandel, ik laat kunst zien waar ik 100% achtersta, waar ik blij van word of die me ontroert. Ik blijf graag eigenwijs en eigenzinnig in mijn keuzes. En gelukkig vind je daar ook je publiek bij.
Maar goed, als ik dan toch een kunstenaar zou moeten noemen die ik graag had willen vertegenwoordigen dan was dat Piet Mondriaan geweest. De gevoelige en losse penseelstreken in het latere werk van Mondriaan, bijvoorbeeld ‘Compositie nr 3’ uit 1917, ontroeren me telkens weer. Het werk is voor mij een romantische zoektocht naar de perfecte harmonie, wat door veel mensen per ongeluk wordt aangezien als zakelijk rationeel. In veel opzichten vind ik Mondriaan een voorouder van de kunstenaars die ik nu vertegenwoordig.
Wat is er veranderd in de kunstwereld sinds u uw eerste stappen zette?
Het galeriebezoek is iets minder geworden (corona buiten beschouwing gelaten), maar bij mij valt het reuze mee. Het accent is sterker komen te liggen op de kunstbeurzen, ik doe er ook meer dan vroeger. Ik lees vaak in artikelen dat galeries de helft van hun geld op beurzen verdienen, maar dat kan ik toch niet zo stellen. Ik kan gelukkig ook bij de tentoonstellingen in de galerie genoeg werk verkopen. Het is zeker wel zo dat je als galerie de beurzen nodig hebt om te laten zien wie je bent, wat je visie is en welke kunstenaars je brengt, waarmee je door het jaar heen ook mensen naar de galerie toetrekt en nieuwe klanten vindt.
Wat/wie verzamelt u zelf?
We hebben een grote verzameling van hedendaagse kunst, waaronder veel van de kunstenaars die ik zelf vertegenwoordig, maar we hebben ook werken verworven bij collega-galeriehouders: Lucassen, Auke de Vries, herman de vries, Pieter Hugo, Oliver Kruger, Zeger Reyers, Maria Roosen etc. Daarnaast verzamelen we al jaren niet-Westerse kunst, met het accent op Oceanië. Er staan en hangen hier in huis veel rituele voorwerpen, maar wel alles authentiek. We proberen te kopen bij gerenommeerde handelaren in Nederland, Brussel en Parijs. Verder wandelen we al jaren in de Himalaya, en is in de loop van de tijd een verzameling ontstaan van sjamanistische voorwerpen uit Nepal. Een derde verzamelgebied betreft het ‘functionalistisch meubel’ uit het Interbellum, waarvan het meeste Nederlands is, maar ook enkele Duitse stukken. Denk aan Paul Schuitema, Cor Alons, Mart Stam, Bas van Pelt, W.H. Gispen. Dit is in de loop van de jaren best een bijzondere collectie geworden.
Heeft Corona uw denken over de kunstwereld beïnvloed?
De eerste twee à drie weken van de pandemie kwam er niemand naar de galerie, ook al was de galerie open. Er was veel angst en onzekerheid bij iedereen. Na een kleine maand begon het bezoek weer binnen te druppelen.
Eerst heb ik een tentoonstelling gemaakt: ‘For the Love of Art’, met het idee om mijn publiek weer een beetje op te beuren, en dat viel in zeer goede aarde. Je zag een enorme kunsthonger, en dat mensen blij waren weer ergens naar toe te kunnen. De musea waren het merendeel van de tijd gesloten, galeries waren als winkel geopend. Daarna stond de duo-expo met Willy de Sauter en Jan van Munster gepland. Werkelijk een schitterende presentatie, met twee minimalistische kunstenaars. Ook deze expo werd zeer gewaardeerd en goed bezocht. Het voordeel bij mij is dat de galerie 180 m2 behelst, zeer overzichtelijk is, met tuin voor uitloop, dus dat maakte dat zo’n openingsweekend veilig – en daardoor heel geslaagd – plaats kon plaatsvinden. Daarna toonde ik een ander duo: Bob Bonies en Cor van Dijk. De helderheid van het werk van Bonies, in kleur en vorm, was een heerlijke opbeurende en energieke aangelegenheid. En daartegenover de strenge vormentaal van Cor van Dijk, met zijn zeer geconcentreerde ingetogenheid – het was een feestje voor ons allemaal.
Terugkijkend op 2020 was het ondanks deze Corona-gekte een goed jaar voor de galerie, en ook in financieel opzicht een van de betere jaren. Tegelijkertijd realiseer ik me dat het voor veel collega’s een bijzonder moeilijke periode is, vooral voor de mensen die nog maar betrekkelijk kortgeleden zijn begonnen, en ook over een aantal kunstenaars hoor ik trieste berichten.
Ik kan nu oogsten wat ik gedurende zesentwintig jaar heb gezaaid, en dat is heel fijn, natuurlijk. Hopelijk vangen hierna de roaring twenties van deze eeuw aan en floreert de kunstwereld weer in al haar diversiteit. En wat betreft mijn denken: ik ben gesterkt in de opvatting dat het belang van galerietentoonstellingen supergroot is. Je hoort vaak mensen zeggen: ‘Het is over met galerietentoonstellingen, het zijn alleen maar beurzen die ertoe doen,’ maar ik geloof daar geen snars van. Ook voor de kunstenaars is een uitgebreide presentatie van hun werk in de galerie bijzonder belangrijk. Een ijkpunt, verdieping. Hoe belangrijk beurzen ook zijn, ze worden gekenmerkt door een zekere vluchtigheid: door de hoeveelheid werken allemaal bij elkaar is het heel moeilijk om werken geïsoleerd en zorgvuldig te kunnen beschouwen. Door Covid heb ik ook weer tijd gekregen om een nieuwe website te laten bouwen en te vullen met content. Dit was een enorme klus, en is inmiddels afgerond. Een van de dingen die namelijk nog belangrijker is geworden is de aanwezigheid op social media en internet. Ik heb nu dus ook een state of the art nieuwe website laten bouwen, door Just, in Den Haag. Dat is iets waar ik trots op ben. Als je klikt op de kunstwerken, zie je de prijzen, iets wat ongebruikelijk is in de kunstwereld. De meest recente expo, met Ton van Kints en André Kruysen, werd eerst online geopend, met een online catalogus, en vanaf deze week kunnen bezoekers op afspraak de tentoonstelling bezoeken. Ik kan niet wachten!
Bekijk hier de kunstenaars vertegenwoordigd door Galerie Ramakers