Iedere markt heeft zijn jargon, ook de kunstmarkt. De kunstmarkt kent echter begrippen die niet altijd even eenduidig worden gebruikt. Het vaakst hoor je begrippen die de status van een kunstenaar aangeven. Het carrièrepad van een kunstenaar is op te knippen in de volgende categorieën: Upcoming, Emerging, Mid-career of Established en Blue Chip. Een behoorlijk arbitraire verdeling die, zeker wanneer er verkopen in het spel zijn, nogal eens willekeurig wordt gebruikt.
De betekenis van de termen is rekbaar en niet aan regels gebonden. Bovendien is de kunstmarkt een internationale markt, waardoor de terminologie vaak Engels is, wat buiten het Engelse taalgebied weer tot extra verwarring kan leiden. Kortom: goed om daar meer duidelijkheid over te krijgen aan de hand van het aanbod van de Nederlandse galeries van kunstenaars onder de 40 jaar.
De keuze om alleen jongere generatie te bespreken, heeft er mee te maken dat de terminologie vooral betrekking heeft op kunstenaars die nog een lang pad voor zich hebben en waarvan de toekomst dus nog onvoorspelbaar is. Daarbij is gekozen voor kunstenaars die ook in Nederland wonen en werken, zodat de kans groot is dat we hun werk veelvuldig kunnen zien en gemakkelijk kunnen volgen.
Upcoming geeft aan dat een kunstenaar aan het begin van zijn carrière staat. Maar er zit in het begrip ook een voorspelling verscholen, namelijk dat het vooral “up” zal gaan en daarom de moeite waard is om te volgen. Over het algemeen gaat het om jonge kunstenaars die net van de academie zijn of zelfs nog een (post-)masters volgen, maar al wel een bovengemiddelde aandacht hebben gegenereerd. Veelbelovend komt als vertaling het dichts bij deze gradatie.
Een goed voorbeeld is de fransman Kévin Bray (1989), die vorig jaar zijn opleiding afrondde aan de Rijksakademie en begin september zijn eerste solo-expositie had bij Galerie Stigter Van Doesburg. Bray kenmerkt zich door een virtuoos gebruik van diverse media binnen één werk, waardoor surrealistisch ogende collages ontstaan. Zijn stijl is heel eigen en herkenbaar en past goed in de tijdsgeest door zijn speelse en ogenschijnlijke gemak waarmee hij gebruikmaakt van de hedendaagse technologische mogelijkheden.
Voor het predicaat veelbelovend is het gebruik van een bepaald medium alleen niet voldoende. Het gaat om de vaardigheid waarmee het medium wordt gebruikt en de balans die wordt bereikt om het format (de idee) vorm te geven.
Arturo Kameya (1983) gebruikt de schilderkunst op een geheel eigen manier. Zijn kunst valt meteen op door zijn weloverwogen en gebalanceerde combinatie van format en uitwerking. Hij neemt zijn eigen herkomst Peru/Japan als uitgangspunt voor zijn onderzoek naar (historische) politieke misstanden en de gevolgen daarvan. Kameya combineert losse elementen en herkenbare producten uit de samenleving die met elkaar het verhaal vertellen. Hij schildert ze in pasteltinten op doek en paneel die eerst van een laag gips zijn voorzien. Het resulteert in prachtige kwetsbare werkjes, die hij toont in combinatie met zijn installaties van gevonden objecten. Zijn eerste soloshow bij Grimm Gallery was van museale kwaliteit en ook zonder de boodschap te kennen, een feest voor het oog. Kameya is momenteel bezig aan zijn laatste jaar op de Rijksakademie.
Janine van Oene (1988) is een schilder pur sang. Op zich geen vernieuwend medium, maar haar zo kenmerkende krachtige verfstreek is dat wel. Janines oorspronkelijke opleiding als grafisch vormgever in combinatie met het vervolg bij De Ateliers resulteerde in een heel eigen vormtaal. Zij abstraheert beelden uit ons collectief geheugen, zoals plaatjes uit kookboeken, patronen van bijvoorbeeld tafelkleden en gordijnen, groente en fruit en combinaties daarvan, op een trefzekere manier. Zo krijgt de toeschouwer het gevoel van een zekere herkenning, zonder dat de oorsprong direct duidelijk is. Binnen haar generatie van schilders in Nederland speelt zij een vooraanstaande rol. Zij won inmiddels menig prestigieuze prijs en haar verkooptentoonstellingen zijn niet zelden uitverkocht.
Naast een eigen stijl kan het vertalen van de tijdsgeest of het bevragen van elementen daarvan een ander belangrijk onderdeel in het werk van een kunstenaar zijn.
Een goed voorbeeld is Wouter Paijmans (1991) met zijn “confectieschilderijen”. Die zijn gemaakt door het basispatroon van bijvoorbeeld hoodies te verwerken in een gestikte collage van stof en toegevoegde borduursels en die vervolgens als een schilderij in te lijsten. Er ontstaat dan een gestileerd maar ook vervreemdend beeld waarbij design, mode en beeldende kunst door elkaar lopen. Paijmans produceerde het prototype voor deze serie in tien uur, zonder pauze, in een door hemzelf ingerichte sweatshop. Daarmee de vraag ponerend waar de grens ligt tussen een autonoom kunstwerk en een voor de markt geproduceerd werk. Maar het vertelt ook over de niet-aflatende urgentie die een kunstenaar voelt om werk te maken en de druk van de markt. Annet Gelink Gallery organiseerde in 2019 een uitverkochte expositie. Datzelfde jaar was zijn werk te zien in museum De Pont in Tilburg.
Het creëren van een eigen herkenbare stijl, ook wel signatuur genoemd, is medebepalend voor het pad dat de opkomende jonge kunstenaar zal bewandelen. Dat is in eerste instantie een zoektocht met veel experimenten en uitprobeersels en daarbij bijbehorende mislukkingen. Maar als zo’n signatuur eenmaal is gevonden en de kunstenaar steeds ervarener wordt in het vormgeven daarvan, dan komt de volgende stap binnen de kunsthiërarchie in het zicht. Het gaat dan om een zichtbare balans in de toepassing van componenten waaruit een kunstwerk is opgebouwd, zoals format, techniek en voorstelling.
We spreken van een emerging kunstenaar als er niet alleen sprake is van succesvolle galerieshows, maar ook een groeiende erkenning van gerenommeerde instituten en professionals, zoals musea, kunstcentra, journalisten, curatoren en kunstverzamelaars. Deze groep kunstenaars gaat zich steeds meer onderscheiden van de massa. Met andere woorden: zeker de moeite waard om te volgen en in de kunstmarkt niet zelden gebruikt om aan te geven dat een aankoop nu zeker value for money zeker is. Je weet immers nooit hoe snel de prijzen gaan stijgen.
Binnen de fotografie is Robin de Puy (1986) een goed voorbeeld. De camera is voor haar het oog waarmee zij het leven vastlegt van anderen in wie zij zichzelf herkent. Daarmee vertelt zij als het ware haar eigen verhaal. Kenmerkend zijn haar afbeeldingen van uitzonderlijke en vaak kwetsbare mensen in hun eigen omgeving. Robin heeft met haar eigenzinnige fotoseries inmiddels in binnen- en buitenland tentoongesteld, waarbij haar werk tevens werd aangekocht door toonaangevende musea en privécollecties.
Multitalent Levi van Veluw (1985) laat zijn oeuvre organisch groeien qua zowel format als qua gebruikte technieken en materialen. Een zeldzaam gegeven, dat een kunstenaar het presteert om iedere keer weer van signatuur te veranderen zonder daarmee zijn identiteit te verliezen. Kenmerkend voor Levi is ook dat hij voor geen enkele uitdaging uit de weg gaat, hetgeen al meerdere keren resulteerde in complexe, museale installaties waarin de toeschouwer daadwerkelijk kan rondlopen. Van Veluw is niet meer weg te denken uit de Nederlandse kunstscene en wordt nu ook (terecht) internationaal ontdekt.
Op het moment dat een kunstenaar zijn bestaan heeft bewezen en erkenning krijgt in binnen- en buitenland is de emerging-fase overschreden en kunnen we speken van mid-career of established. Leeftijd speelt daarbij in principe geen rol. Maar voor kunstenaars die nog geen 40 zijn is dat wel een prestatie. De groep kunstenaar die dat lukt, wordt steeds kleiner.
Een snel rijzende ster is Evelyn Taocheng Wang (1981). Deze van oorsprong Chinese kunstenaar volgde haar opleiding o.a. in Frankfurt en bij De Ateliers in Amsterdam. In haar vaak autobiografische werk, maakt zij vraagstukken over o.a. gender, identiteit, seksualiteit, etnische ongelijkheid en kwetsbaarheid visueel. Hiervoor gebruikt zij diverse media, van gevoelige maar tegelijkertijd ook confronterende aquarellen en doeken in haar kenmerkende Oosterse stijl, tot performances en video. Haar cv is indrukwekkend en groeit snel. Zo werd haar werk getoond op Manifesta 11 en Documenta 14, maar ook in belangrijke internationale musea in Europese hoofdsteden en in New York. En dan hebben we het nog niet over de gewonnen prijzen en belangrijke collecties.
Ook Rafaël Rozendaal (1980) krijgt inmiddels internationale erkenning met zijn vooruitstrevende kunst en is aangekocht door vooraanstaande musea. Als een van de belangrijkste spelers binnen de Post-Internet-beweging, wordt zijn werk inmiddels wereldwijd getoond. Hij gebruikt als het ware het internet als zijn penseel en het scherm als zijn doek. Rafaël is vooral bekend van zijn websites, die bestaan uit bewegende licht kunstwerken, waarvan hij het eigendomsrecht verkoopt. Bij de aankoop van zo’n website stelt de kunstenaar als eis dat het altijd voor iedereen toegankelijk zal blijven via internet. Hierdoor heeft Rozendaal inmiddels gemiddeld 50 miljoen kijkers per jaar. Meer dan welk museum dan ook.
Het werk van Pauline Curnier Jardin (1980) is sprookjesachtig, verwonderlijk maar ook rauw en tegendraads, waarbij humor een en ander weer relativeert. Pauline is niet te vatten binnen een bepaalde kunstuiting. Door middel van film, tekeningen, performances en installaties en combinaties daarvan creëert zij haar wonderlijke wereld. Haar thema gaat vooral over de geschiedenis van de rol van de vrouw, maar ook de interactie binnen de mensheid in zijn algemeen. Haar werk wordt wereldwijd getoond waarbij zij met name met haar indrukwekkende installatie in de Biënnale van Venetië in 2017 veel aandacht kreeg.
En dan zijn er nog de Blue Chip kunstenaars. Dit begrip is volledig gerelateerd aan de kunstmarkt. Enerzijds gaat het om kunstenaars wiens plek in de kunstgeschiedenis al is veiliggesteld, denk aan Andy Warhol of Picasso. Anderzijds wordt de term gebruikt voor werk waarmee op veilingen wordt gespeculeerd en waar snel geld mee wordt verdiend. (Overigens niet door de kunstenaars zelf). In dat geval gaat het om snelle, maar ook meestal tijdelijke, grote prijsstijgingen. Dit fenomeen speelt zich vooral af op internationaal niveau. Hier in Nederland kunnen we met een gerust hart doorgaan met kunst te behandelen waarvoor het bedoeld is: om te inspireren en ons creatieve vermogen uit te dagen.
Jeannette ten Kate is een kunstadviseur en eigenaar van The Arts Club, The International Arts Club en The Art Connector. www.artconnector.nl