Eigenlijk waren de polaroids van meestercinematograaf Robby Müller nooit bedoeld voor een groot publiek: hij maakte ze op verloren momenten tussen de bedrijven door. Het toeval wil dat de Britse kunstenaar en regisseur Steve McQueen (bekend van o.a. 12 Years a Slave en Shame) bevriend was gebleven met Müller en zijn vrouw nadat ze samen hadden gewerkt aan een project van McQueen. Ze woonden op dat moment allebei in Amsterdam en toen McQueen de collectie van ruim 2000 polaroids onder ogen kreeg zei hij meteen “Oh, deze zijn zo mooi, daar moet je echt iets mee doen.” In Annet Gelink Gallery is tot en met 22 augustus een solotentoonstelling te zien met foto’s van Robby Müller, volgend op verschillende solotentoonstellingen in o.a. het Eye Filmmuseum, de Deutsche Kinemathek in Berlijn en solo-presentaties in Arles en Rotterdam.
Robby Müller was een waanzinnige cameraman die meer dan zeventig films maakte met de groten der cinema: van Wim Wenders en Jim Jarmusch tot Lars von Trier en Steve McQueen. Hij was cinematograaf van beroemde films als Paris, Texas, Down By Law, Breaking the Waves en Dancer in the Dark. Hij maakte in totaal zelfs twaalf films met Wenders. In de documentaire die Claire Pijman over Robby Müller maakte spraken deze regisseurs in buitengewoon lovende termen over hem: van zielsverwant tot tweelingbroer. Zijn filmwerk werd gekenmerkt door een suggestieve combinatie van weinig licht en een bepaalde kalmte. Hij stond daarbij open voor toeval en het vangen van het juiste magische moment. Steve McQueen hoorde hem ooit zeggen: “Je moet filmen zoals een kat op tafel springt: met precies genoeg moeite.” Müller won verschillende internationale oeuvreprijzen voor zijn filmwerk en in 1988 trad hij op als jurylid op het Filmfestival van Cannes. Müller trainde overigens ook de Nederlandse cameraman Hoyte van Hoytema, die op zijn beurt weer hoge ogen gooide (en flink wat nominaties kreeg) voor films als Interstellar en Dunkirk.
Omdat Müllers gezondheid op een gegeven moment sterk achteruit ging - hij leed aan vasculaire dementie - besloot zijn partner Andrea Müller-Schirmer, kunsthistoricus en beeldredacteur voor een kunsttijdschrift, om zijn uitgebreide archief te organiseren. Ze hadden elkaar in 1990 ontmoet op de set van één van Wenders films. Müller ging nooit de deur uit zonder camera en gaf de voorkeur aan polaroids vanwege het snelle resultaat. Hij maakte regelmatig polaroidfoto’s van verloren momenten, ook tijdens draaidagen — deels voor zijn plezier, maar ook als manier om te experimenteren met licht, kleur, schaduw en compositie. Het liefst fotografeerde hij in het ‘blauwe uur’, waarin natuurlijk licht en kunstlicht samen zichtbaar zijn. Hij had een talent om schoonheid te vinden op de minst veelbelovende plaatsen. Door zijn werk als cameraman wist Müller bovendien als geen ander hoe hij de driehoeksrelatie tussen het licht, de fotograaf en de camera optimaal kon benutten. Hij nam dan een foto, bestudeerde het resultaat en nam vervolgens een tweede, in zijn ogen betere foto. Hij schreef vervolgens de plek en datum op de achterkant van foto en bewaarde de polaroid even onder zijn shirt om hem te beschermen. In de tentoonstelling in Annet Gelink Gallery is een breed scala aan Polaroid-foto's te zien als editie-prints. Door dit grotere formaat worden ook de ongelooflijke details zichtbaar die Müller wist vast te leggen.
Müller legde ook regelmatig zijn hotelkamers vast, met name het licht dat door de ramen naar binnen viel. Zijn intieme foto’s tonen ook de ongepolijste, eenzame kant van het leven in Amerika: de verlaten parkeerplaatsen, schreeuwerige neonborden, lege busstations en shabby motels. Als je naar de foto’s kijkt zal het geen verrassing zijn dat Müller een groot bewonderaar was van het werk van Edward Hopper. Na zijn dood in 2018 vertelde Jim Jarmusch in de New York Times: “Müller werd geïnspireerd door schilders die het licht op een bepaalde manier wisten te gebruiken, zoals Caravaggio en Vermeer. Ik plaagde hem altijd dat hij beter in dezelfde eeuw als Vermeer geboren had kunnen worden.”