In the morning, laughing happy fish heads, In the evening, floating in the soup.
— Barnes & Barnes, 1978
Ik kende het lied niet. YouTube bracht redding en voerde me terug naar de naïeve, vrolijke deuntjes uit de jaren zeventig - Chirpy Chirpy Cheep Cheep, Ob-La-Di, Ob-La-Da - liedjes die lichtvoetig begonnen maar altijd een zweem van melancholie in zich droegen. Zo klinkt ook dit fragment uit Fish Heads, dat ergens tussen satire en kinderlied zweeft. Een absurd refrein over vissenkoppen die lachen in de ochtend en drijven in de soep tegen de avond. Eerst glimlach je, daarna blijft er iets vreemds hangen, een gevoel van eindigheid dat zich niet laat wegwuiven.
Bij Shoobil in Antwerpen krijgt dat vreemde deuntje een beeldend vervolg. De tentoonstelling In the Morning Laughing Happy Fish Heads in the Evening Floating in the Soup brengt werk samen van Yann Bronder, Jef Gysen, Kenan Hasimbegovic en Catharina Hell, vier kunstenaars die, elk vanuit hun eigen ritme, bewegen tussen humor en ernst, tussen vitaliteit en vergaan.
De lachende vissenkop wordt hier een metafoor voor het kunstenaarschap zelf: het vermogen om te glimlachen terwijl men langzaam oplost in het eigen materiaal.
Een plek die ademt
De twee kamers van de galerie functioneren als een lichaam: wat in de ene ruimte begint, lijkt in de andere uit te ademen. Er is geen frontale presentatie, geen afgelijnde route. Wie binnenstapt, komt terecht in een gesprek dat al aan de gang is.
Die open structuur past bij het DNA van Shoobil: kunstenaars tonen er geen eindpunt, maar een stadium in een voortdurende metamorfose. In die zin sluit de tentoonstelling wonderlijk goed aan bij haar titel: alles beweegt, niets blijft. Zelfs de lach is tijdelijk, een trilling in de lucht voordat ze oplost in stilte.

Vier stemmen, één ademhaling
De vier deelnemende kunstenaars lijken samen een ademhaling te vormen: inademing en uitademing, spanning en ontspanning.
Kenan Hasimbegovic werkt met de precieze traagheid van iemand die luistert naar het materiaal zelf. Zijn beelden - vaak abstract maar geladen met fysieke energie - lijken onder het oppervlak te leven. Water, huid, adem: in zijn werk vloeien ze samen tot een visuele stilte waarin de tijd vertraagt.
Yann Bronder bouwt beelden die herinneren aan fragmenten van lichamen of landschappen, maar steeds met een gevoel van verdwijning. Alsof zij schildert wat al bijna niet meer zichtbaar is. Haar werk suggereert een verdwijnpunt, een horizon waar het beeld oplost in adem.
Jef Gysen onderzoekt dan weer het geheugen van verf. Zijn doeken zijn geen vlakke oppervlakken, maar ademende huiden waarin lagen van tijd, twijfel en correctie zichtbaar blijven. Elk werk is een zoektocht naar de juiste spanning tussen toeval en controle, tussen materie en betekenis.
Hokusai Dream 1
En dan is er Catharina Hell, die kleur en ritme benadert als een vorm van adem. In haar werk Hokusai Dream 1 welt een oceaan van lichtblauw op uit een veld van roze stippen. Wat op het eerste gezicht speels en decoratief lijkt, blijkt een zorgvuldig opgebouwd spanningsveld tussen herhaling en toeval. De stippen — soms scherp, soms vervaagd — suggereren tegelijk schubben, ogen en poriën. Ze lijken te ademen op het doek, als de huid van een levende herinnering.
De titel verwijst naar de Japanse meester van de golf, maar geen enkele golf is hier nog herkenbaar. Hell evoceert niet de zee zelf, maar haar droom, haar naschok in het geheugen. De verf beweegt als een getij dat zich terugtrekt en weer aandient, een herinnering aan beweging in een stilstaand vlak.
Er schuilt iets diepmenselijks in dat werk: de behoefte om het ongrijpbare toch te raken, om de beweging te vangen die zich telkens weer onttrekt. Daardoor is het niet zozeer een schilderij over water, maar over tijd. Over hoe elk beeld trilt tussen ontstaan en verdwijnen.

Het water als onderstroom
Water loopt trouwens als een onzichtbare draad door de hele tentoonstelling. Niet alleen in thematische zin, maar als mentale toestand. Alles is in wording, niets is definitief.
In de symboliek van talloze culturen draagt de vis betekenissen van voorspoed, geloof of bevrijding. Maar bij Shoobil verliest hij zijn religieuze lading en keert terug naar de essentie: zwemmen. Bewegen, zonder doel, zonder waardeoordeel.
De werken treden in dialoog met elkaar als wateroppervlakken waarop licht breekt. Geen enkel werk domineert, geen enkele stem overheerst. Alles stroomt, alles is verbonden door de trage puls van vloeibaarheid.
De glimlach van het vergaan
De lach van de vissenkop lijkt op het eerste gezicht raar. Noch vrolijk, noch triest, maar iets daartussenin. Het is de lach van de kunstenaar die begrijpt dat alles wat hij maakt, vergankelijk is. De lach van het materiaal dat weerstand biedt en tegelijk toegeeft.
Bij Shoobil klinkt die lach zacht, zonder ironie. Geen spot met de dood, maar een vorm van mildheid tegenover het tijdelijke. In dat spanningsveld ontstaat iets ontroerends: een kunst die zichzelf niet verheft, maar durft verdwijnen. Het lied van Barnes & Barnes, dat de tentoonstelling zijn titel gaf, is doordrongen van dezelfde ambiguïteit. Het speelt met absurdisme, maar raakt aan existentiële vragen. Hoe lang lachen we nog? Wat blijft er over nadat de lach verstomt?
De stilte als antwoord
Wanneer je Shoobil verlaat, blijft het refrein in je hoofd hangen als een trage golfslag. De kleuren van Hokusai Dream, het ademende wit van Gysens verf, de echo’s van Hasimbegovic’ texturen en Bronders sporen van afwezigheid vloeien samen in één herinnering: iets vloeibaars, iets dat niet ophoudt te bewegen.
Ask a fish head anything you want to, They won’t answer, they can’t talk.
- Barnes & Barnes
Ik verlaat de galerie. De deur sluit achter me. De vissenkoppen zwijgen, en dat zwijgen is niet leeg. Het is een stilte die wijsheid in zich draagt, een vorm van kennis die geen woorden nodig heeft. Of is het stilte uit respect voor het slechte nieuws dat het verderop gelegen M HKA recent heeft ontvangen?
