In dit dorp is niets wat het lijkt, elk gezicht een masker, elk detail een aanwijzing die tegelijk alles en niets verklaart. Het dorp is tegelijk herkenbaar en beangstigend, een plek die je aantrekt juist omdat je er nooit zou willen wonen.

Een dorp vol dubbelgangers
Vanhee’s fictieve dorp is een ommuurde enclave. De muur is niet enkel architectuur, maar symbool voor isolement, voor de manier waarop gemeenschappen zichzelf opsluiten in een zorgvuldig geregisseerde illusie van veiligheid. Binnen die muren bevolken figuren het toneel die verdacht veel op echte mensen lijken, maar in werkelijkheid tot schimmen zijn herleid. Zo verschijnt Christophe Vekeman als sheriff, maar ontdaan van zijn ziel. Het masker dat Vanhee hem toekent, verandert hem in een cowboy zonder verhaal, een karikatuur van gezag. Tegelijkertijd wordt actrice Lauren Müller, die in de soap Thuis een politieagent speelt, de ‘echte’ sheriff van dit dorp. Rollen en realiteit lopen door elkaar, alsof Vanhee een spiegel creëert waarin niemand zichzelf nog herkent.
Dit spel van dubbelgangers heeft een unheimliche kwaliteit die aan Lynch ontleend lijkt. Net als in Twin Peaks krijg je het gevoel dat de personages per ongeluk in een script beland zijn. Ze bewegen zich alsof een onzichtbare hand hun acties dicteert, gevangen in een narratief waaruit geen ontsnappen mogelijk is. De nachtdierspotter, gebaseerd op acteur Spencer Bogaert, is hier een sprekend voorbeeld van. Zijn bestaan draait rond één ritueel: een sigaret aansteken voor hij de nacht intrekt. Het beeld dat Vanhee creëert, lijkt op een jonge James Dean. Het gebaar is banaal, maar in Vanhee’s universum wordt het een lotsbestemming. Zo ontstaat een dorp waarin zelfs de kleinste handeling een echo draagt van onheil en betekenis.

De kunstenaar als crimineel
Het meest onthullend is misschien het zelfportret van Vanhee, waarin hij zichzelf afbeeldt met een plomp lichaam en een kinderlijk, bijna knullig gezicht. Het werk draagt een tekst die het beeld tegelijk versterkt en ironiseert: “Rinus doesn’t have a patent on putting captions under a piece of work. But anyway back to the story. He is the village artist, or the village fool, or the village criminal. Apparently, an artist and a criminal have the same kind of brain. PS I LOVE YOUR WORK RINUS.”
Met die woorden neemt Vanhee een dubbelzinnige positie in. Enerzijds erkent hij zijn verwantschap met Rinus Van de Velde, die beeld en tekst consequent met elkaar verbindt. Anderzijds positioneert hij zichzelf als een kunstenaar die zijn eigen narratief schrijft, onverschrokken en met een vleug ironie. De kunstenaar is hier geen verheven schepper, maar een figuur die balanceert tussen dwaas en misdadiger. Het idee dat kunstenaar en crimineel hetzelfde brein zouden hebben, suggereert dat creativiteit en overtreding van regels twee zijden van dezelfde medaille zijn.
De kleine, gedrukte woorden onder de stoel — SEARCHING WHILE — werken als een anker in de compositie. Ze verbinden torso en vloer, idee en daad. KICKING aan de rechterkant leest als een fragment van een uitspraak, een beweging die niet af is en juist daardoor spannend blijft. De rode X markeert een plek op de vloer, een site van confrontatie of van verboden beweging. Samen zorgen die typografische en picturale elementen voor een theatrale plaatsaanduiding: hier gebeurt iets dat we niet helemaal mogen begrijpen. De tekst onderaan is zowel verwijt als hommage; Vanhee claimt dat Rinus geen monopolie heeft op het bijschrijven van beelden en tegelijk plaatst hij zichzelf in een traditie die hij liefdevol bevraagt.
Wat verder bij dit werk opvalt is de zichtbaarheid van het procedé. Langs de randen van het doek tekenen zich stalen van kleur af, proefjes van een zoekende hand. Tijdens de opening van de expo vertelde Vanhee aan Nicky Aerts dat hij vaak vertrekt van foto’s uit zijn archief, die hij bewerkt met oliepastel en vervolgens vergroot op canvas. Die werkwijze verklaart de gelaagdheid: fotografische grond, getekende lijnen, oliepastelvlekken en uiteindelijk verf. Het maskerachtige hoofd is een getekende laag die op het geschilderde lichaam rust. De botsing tussen het naïeve gezicht en het ruim geschilderde lijf werkt ontwrichtend. Het maakt dat de persoon tegelijk herkenbaar en onherkenbaar is, en dat is precies de bedoeling. De foto als vertrekpunt blijft zichtbaar in de koudere, fotografische registers van kleur en belichting. De hand van de schilder is evenwel altijd hoorbaar in de krassende letters en de losse penseelstreken.

Het dorp als spiegel
De fictieve burgemeester van Vanhee’s dorp is tegelijk lachwekkend en sinister. Hij woont in een flatgebouw en kijkt vanop de bovenste verdieping neer op zijn onderdanen, martini in de hand. Het beeld is herkenbaar: de machtige die zich koestert in luxe, terwijl de bewoners van zijn domein ploeteren in tristesse. De dictator beseft dat hij de boel verknald heeft, maar er is geen weg terug. Hij blijft regeren, omdat macht zichzelf in stand houdt, zelfs wanneer ze volledig uitgehold is. Hierin schuilt de bitterheid van Vanhee’s werk: zijn dorp is een spiegel van de wereld waarin we leven. Een wereld vol kleine dictaturen die zichzelf nooit zo noemen, maar die wel degelijk de plak zwaaien.
De architect van het dorp, een vrouw die een pak van de kunstenaar draagt, is dan weer het alter ego van Vanhee zelf. Zij is tegelijk de ontwerper en de gevangene van het dorp. Door dit spel met identiteiten wordt duidelijk dat Vanhee’s werk niet louter observatie is, maar ook zelfreflectie. Hij staat zelf midden in zijn fictieve universum, tegelijk maker en personage, tegelijk schepper en slachtoffer.

De invloed van cinema en literatuur
De gelijkenis met Lynch is evident, maar er sluipen ook literaire echo’s door Vanhee’s universum. Zijn dorp doet denken aan de claustrofobische microkosmos van Franz Kafka, waar macht ondoorgrondelijk en alomtegenwoordig is. Tegelijk klinkt er een melancholische humor door die aan Louis Paul Boon en Dimitri Verhulst doet denken, schrijvers die in hun eigen dorpen de menselijke miserie ontleedden met een lach en een traan.
De cinematografische kwaliteit van Vanhee’s werk is onmiskenbaar. Elk schilderij is een scène, een frame dat deel lijkt uit te maken van een groter verhaal. Toch weigert hij dat verhaal af te maken. Net als Lynch laat hij ruimte voor de kijker om verbanden te leggen, om te dwalen door het dorp en er zijn eigen plot in te projecteren.
Slot
Het dorp van Francis Henri Vanhee is een spiegelpaleis. Achter elk masker schuilt een ander masker, achter elk detail een ander verhaal. Het is een universum waarin de grens tussen humor en tragedie voortdurend verschuift. Je blijft er rondhangen, niet omdat je er wilt wonen, maar omdat je er jezelf herkent, vervormd en uitvergroot.
Vanhee nodigt ons uit om door die ommuurde plek te dwalen. Niet om antwoorden te vinden, maar om vragen te koesteren. En zoals altijd in goede kunst, gaat het niet om het oplossen van de raadsels, maar om het verdragen van hun aanwezigheid. Zijn dorp is vreemder dan fictie, maar misschien net daarom zo herkenbaar.
