Het atelier van Eva-Fiore Kovacovsky is een plek van experiment waar fotografie, planten en voedsel samenkomen. Ze fotografeert bladeren en twijgen zowel in de donkere kamer als in direct zonlicht, terwijl haar keuken fungeert als een tweede laboratorium. Daar verandert ze klaver, gierst en huttentut in sorbets en gebruikt ze plantensappen als fotografisch medium. Kovacovsky nodigt de toeschouwer uit om planten met alle zintuigen te ervaren, door te kijken, te proeven en te verbeelden.
Haar werk is te zien in Inspiration – Expiration, een duo-tentoonstelling met Ewerdt Hilgemann bij Bradwolff & Partners in Amsterdam, tot en met 25 oktober. De tentoonstelling onderzoekt ademhaling als kracht en ritme: Hilgemanns geïmplodeerde stalen sculpturen tonen de onzichtbare kracht van lucht, terwijl Kovacovsky’s natuurgebaseerde foto’s groei, verval en seizoenscycli volgen. Samen vormen de werken een dialoog tussen stilstand en beweging, implosie en expansie, een gesprek tussen inspiratie en expiratie.

Je bent veel in de natuur voor je onderzoek en ik zag dat je de planten ook meebrengt naar je studio. Kun je iets meer vertellen over hoe je je atelier gebruikt?
Mijn werk vindt vaak buiten plaats. De zon en de organismen die om ons heen leven, dat wat wij “natuur” noemen, zijn mijn belangrijkste inspiratiebronnen, samenwerkingspartners en materiaal. Ik heb een achtergrond in de fotografie en werk met verschillende analoge technieken, waarbij ik zowel zonlicht als de vergrotingsapparatuur in de donkere kamer gebruik. Om op een andere manier met planten in contact te komen, begon ik sorbets te maken van verschillende in het wild verzamelde planten. Zo werd ook de keuken een onderdeel van mijn studio.
Ik toon mijn nieuwe werk The Taste of Photosynthesis - Wild Ice Cream Shop in de tentoonstelling ‘Expanded Fields ERDE/N’ bij Froh Ussicht in Zwitserland. Hiervoor maakte ik sorbets van planten als klaver, gierst, huttentut en weegbree, die groeien op de boerderij waar de tentoonstelling plaatsvindt. In dit werk onderzoek ik hoe ik de specifieke smaken van deze planten aan bezoekers kan overbrengen. Voor mij is het sorbet een vorm van abstractie die tegelijk verbinding schept, een relatie tussen planten en mensen. Het leverde bijzondere gesprekken en veel nieuwsgierigheid op bij de bezoekers. Daarnaast gebruikte ik plantensap voor een reeks werken op textiel die zich ergens tussen schilderkunst en anthotypie bevinden, een fotografische techniek waarbij plantensap dient als lichtgevoelige drager van beelden.
Wat bedoel je precies als je zegt dat planten een samenwerkingspartner voor je zijn?
Onze relatie met de andere organismen die deze planeet bewonen, en in het bijzonder met planten waarvan wij volledig afhankelijk zijn, zal de toekomst van zowel onze soort als de aarde bepalen. Met mijn werk probeer ik die relatie te onderzoeken en te laten zien hoe belangrijk het is alle organismen waar we mee samenleven te kennen en te respecteren. Inheemse kosmologieën vind ik daarbij heel waardevol, omdat ze helpen een inzicht terug te krijgen dat wij grotendeels zijn kwijtgeraakt.
Wanneer ben je de natuur zo intensief gaan observeren?
Een van mijn vroegste jeugdherinneringen is het zien van een aronskelk in het bos, waarbij mijn ouders me vertelden over de giftige bessen van de plant. Omdat ik als kind nieuwsgierig was en kennis als een spons in me opnam, verzamelde ik alles wat ik maar kon vinden over planten. Mijn ouders hadden een diepe verbondenheid met planten en veel kennis van kruiden en paddenstoelen, wat mijn jeugd sterk heeft beïnvloed. Mijn vader runde een van de eerste vegetarische restaurants in Zwitserland. Het verzamelen van wilde planten, koken en eten waren belangrijke onderdelen van ons dagelijks leven. Die interesse is een centraal onderdeel van mijn leven en werk gebleven.
Je organiseert leesgroepen in Berlijn. Kun je daar iets meer over vertellen. Waarom ben je ze gestart en wie nemen hieraan deel?
Acht jaar geleden begon ik samen met Sina Ribak de leesgroep ‘Between Us and Nature’ in Berlijn. We ontmoetten elkaar tijdens een leessessie van onderzoeker Yasmine Ostendorf. Sina heeft een achtergrond in landgebruik, natuurbescherming en landbouwbeleid. Na die eerste ontmoeting beseften we allebei dat we graag een leesgroep over ecologie wilden opzetten, als vorm van collectief leren. In diezelfde periode ontmoetten we ook Lorena Carràs en Jean-Marie Dhur, de oprichters van Zabriskie, een onafhankelijke boekhandel gespecialiseerd in natuur en cultuur. Samen met hen zijn we gaan samenwerken en door de jaren heen hebben we meer dan vijftig sessies georganiseerd en begeleid op verschillende plekken.
Het leiden van deze leesgroep en het nauwe samenwerken met Sina heeft mijn denken over kunst en ecologie sterk beïnvloed. Als kunstenaar werkte ik altijd veel alleen. Het intensieve uitwisselen van ideeën, het samen onderzoeken en voorbereiden van sessies is voor mij ontzettend waardevol geweest. Ondertussen is er een hele gemeenschap om ons heen ontstaan. Er is veel doorstroming in wie meedoet, maar sommige deelnemers zijn al jarenlang betrokken.
Wat de groep bijzonder maakt, is dat niemand verplicht is teksten vooraf te lezen. We lezen altijd samen, hardop. Elke sessie duurt twee uur, waarvan we ongeveer de helft besteden aan het gezamenlijk lezen in een kring. Degene die zich geroepen voelt, begint een passage te lezen, waarna een ander het overneemt. Zo ontstaat een collectief organisme waarin luisteren centraal staat. Wat me nog altijd fascineert, is dat het steeds gaat om delen en collectief leren, en dat je nooit precies weet welke gesprekken in de tweede helft van de bijeenkomst zullen ontstaan.

In je werk ‘Jackotype’ zien we een afbeelding van de jackfruitboom. Waar heb je dit werk gemaakt en waarom koos je voor de jackfruitboom?
De oorsprong van dit werk ligt in een verhaal over mijn ouders. Enkele weken nadat zij verliefd werden, werd mijn vader betrapt op het kweken van wiet. Als vluchteling uit het voormalige Tsjechoslowakije vreesde hij dat dit gevolgen zou hebben voor zijn verblijfsvergunning in Zwitserland. Om vervolging te voorkomen, besloot hij met een vriend te vluchten naar de Seychellen in de Indische Oceaan. Ongeveer een jaar later keerde hij terug. Toen hij in de jaren negentig opnieuw naar de eilanden reisde, nam hij een jackfruit mee terug in zijn koffer, een gigantische vrucht, samen met een wild verhaal over hoe hij die van een boom had geplukt. Zo maakte ik kennis met deze vrucht en haar heel bijzondere smaak.
Jackfruits zijn de grootste vruchten die aan bomen groeien en kunnen tot wel vijftig kilo zwaar worden. Later las ik een artikel waarin de plant werd beschreven als zeer klimaatresistent en geschikt om tot meel te worden verwerkt. Door zijn droogteresistentie heeft de jackfruit de potentie om in de toekomst kwetsbaardere gewassen te vervangen. Dat inspireerde mij om een werk aan deze plant te wijden, die oorspronkelijk uit Zuid-India en Sri Lanka komt. Ik maakte een fotogram van een jackfruitboom, vastgelegd op met cyanotypie-chemicaliën geprepareerd textiel, in Sri Lanka. In de tentoonstelling Between Sign and Soil bij backspace van Bradwolff & Partners is een werk van herman de vries te zien dat gemaakt is met aarde afkomstig van de Seychellen. Ik vind het mooi hoe deze werken met elkaar in gesprek gaan.

Voor het maken van je fotogrammen werk je in de donkere kamer. Weet je vooraf precies hoe het resultaat zal worden, of is dat vaak een verrassing?
Er zijn veel onvoorspelbare factoren in mijn werk. Ik beschouw toeval graag als een samenwerkingspartner. Dat element van verrassing brengt dynamiek in mijn praktijk. Het werk ‘Vernal Unfolding’ is geïnspireerd op het uitlopen van bladeren in de lente. Ik werkte in de donkere kamer met twijgen, takken, bladeren en kleurnegatieven van beuken om dat bijzondere gevoel van de bomen te benaderen. Ik belichtte fotografische negatieven op papier, terwijl ik takjes en twijgen erop legde, waardoor beelden ontstonden die balanceren tussen toeval en controle en waarin veel lagen zichtbaar zijn. Voor mij komt het papier tot leven als drager van een latente, lichtgevoelige afdruk. Ook in de tentoonstellingsruimte werkte ik met gelaagdheid bij het installeren van dit werk.
Het werk ‘Feeding on Light’, dat ik als kunstenaarsboek publiceerde bij Roma Publications, bevat in totaal 700 blad-negatieven. Ik werkte met bladeren die deels waren aangevreten door rupsen, kevers en andere organismen, en plaatste ze in de negatiefhouder van een kleurenvergroter. Ik zoomde in op de complexe vormen, de negatieve ruimtes die waren opgegeten, en daarmee op de suiker die in het ecosysteem werd doorgegeven.
Zijn er projecten die je in de toekomst nog graag wilt realiseren?
Mijn huidige project ‘Photosynthetic Cookbook’ is een tweejarig onderzoeksproject aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen. Hierin onderzoek ik manieren om fotosynthese via kunstzinnige middelen tastbaar te maken. Fotosynthese fascineert me, omdat planten via dit proces licht omzetten in suiker. De antropoloog Natasha Myers stelde voor om onze tijd niet het Antropoceen, maar het Plantropoceen te noemen. Alles wat wij als dieren consumeren, inclusief fossiele brandstoffen die wij verbranden en tot plastic verwerken, komt voort uit energierijke organische moleculen die planten miljoenen jaren geleden uit zonlicht hebben gevormd. Op dit moment bereid ik een nieuw werk voor waarin ik al dit onderzoek samenbreng.
