Op 15 juni trapte galeriehouder Thijs Dely de expo thin air af in Settantotto Art Gallery. Sta me toe dat ik u – de lezer – als een sherpa meeneem op deze (kunst)expeditie. thin air is een tocht waarbij je niet alleen hoogte wint, maar ook langzaam afscheid neemt van wat zwaar en tastbaar is, om ruimte te maken voor het ongrijpbare en het bijna gewichtloze.
De lucht verandert tijdens deze reis. Wat aan het begin nog vol en rijk is, verzadigd met zuurstof en levenskracht, wordt naarmate ik hoger klim steeds ijler en scherper. Zoals Jon Krakauer beschrijft in zijn bestseller Into Thin Air: “The air at Base Camp seemed thick and rich and voluptuously saturated with oxygen compared to the brutally thin atmosphere of the camps above.”
Zo wil ik dat de bezoeker deze tentoonstelling ervaart: een passage van overvloedige ademhaling naar de breekbare stiltes van de hoge toppen. Een metafoor voor de zoektocht naar wat achter de materie schuilt, in die dunne luchtlagen waar kunst zich op haar meest kwetsbare en zuivere manier toont.
Het beeld van onze ‘hoogtestage’, zoals Thijs ze noemt, helpt me dit te begrijpen. Het is een tijdelijke verblijfplaats op grote hoogte, een plek waar het leven vertraagt en de adem stokt. Het is geen permanente bestemming, maar een tussenstation. De hoogtestage is een moment van inkeer, kwetsbaarheid en intense concentratie.
Ik beeld me in dat de lucht naarmate ik verder stap steeds ijler wordt. Alsof ik de stad langzaam achter me heb gelaten en een onzichtbare klim maak in het Settantotto-massief. De lucht bij het vertrekpunt voelt rijk, vol, bijna weelderig. De ruimte ademt, draagt een warme atmosfeer alsof ze zich tegoed doet aan elke zuurstofmolecuul.
Maar naarmate ik hogerop klim in deze tentoonstelling, wordt de atmosfeer ijler, het ademen zwaarder. Precies zoals Krakauer beschrijft. Alsof ik een plek betreed waar zelfs de lucht zichzelf haast vergat.
Nicolodi’s altaars zonder zwaarte
Mijn eerste rustplaats is bij Renato Nicolodi. Zijn Reliquarium torent als een stille stupa, een monument dat zijn eigen functie vergeten lijkt. Het is een tempeltje voor een god die zich al lang heeft teruggetrokken, gehuld in de schaduw van de vergetelheid. Het hout is donker, gitzwart als de afgrond van een kloof, en tegelijkertijd warm, alsof het eeuwen adem heeft gevangen in zijn poriën.
Riki Mijling: roest als de adem van de tijd
Hogerop in deze tocht bots ik op de sculpturale formaties van Riki Mijling. Haar cortenstaal platen fluisteren een verhaal van vergankelijkheid en tijd. Het materiaal lijkt te leven, te roesten als een langzaam zuchtende adem. Hier spreekt de tijd direct. Olie, vuur, zuurstof: zij laat de elementen hun werk doen, zoals de wind die diepe groeven krast in bergflanken. De roestvlakken zijn een traag bewegende wolk van kleur, die onder het veranderende licht telkens van gedaante wisselt.
herman de vries, de verzamelaar van toevallige reliëfs
De tocht voert me verder langs de verzamelingen van herman de vries. Hier is niets gepland, alles gevonden. Geen ingreep die een verhaal dicteert, maar een nederige omgang met wat de natuur heeft voortgebracht. Lavastenen, gepolijst door oceaanstromen; hout dat zijn levensverhaal in barsten en nerven heeft gekrast; verkoolde sporen die als inkttekeningen over papier dansen.
Ik stap binnen in een natuurlijke bibliotheek, waar elk object een vergeten hoofdstuk draagt. De natuur zelf schrijft hier het logboek van vergankelijkheid. Het is alsof ik naar stille getuigenissen luister van een wereld die langzaam uiteenvalt en tegelijk altijd weer herboren wordt.
Zijn toevalsblok met houten balken is een wonderlijk plateau waarop chaos zich met een subtiele knik aan geometrie onderwerpt. Zo oogt ook de bergkam van een afstand: wild en ongeregeld, maar met een lijn die de horizon breekt, die orde schept in de wanorde. Het lijkt een meditatie op het toeval en het noodzakelijke, een samenspel van toevallige invloeden en geduldige natuurkrachten.
Giuseppe Uncini, schaduw wordt steen
Bij Giuseppe Uncini blaast een plotse windstoot me ruw tegen de rotsflank. Hier wordt gewicht weer gewicht, en wordt materie onverbiddelijk hard. Zijn cementarmati-tekeningen zijn bouwkundige dagboeken waarin het beton zijn ingewanden prijsgeeft. Een skelet van staal wringt zich als wortels door een bergwand, zichtbaar en tegelijk fragiel. Maar het is vooral zijn Schaduw van twee parallellepipedi die me even duizelig maakt: een schaduw gevangen in volume. Een gedachte die zich verhard heeft. Hier wordt het niets zelf materie, zoals mist plots kan stollen tot rijp op een bergtop.
Ik bereik het hoogste plateau, waar Takesada Matsutani wacht. Zijn werken lijken luchtbellen die zich uit de adem van de kunstenaar hebben losgemaakt, gestold in hun eigen bolle extase. Vinyl en grafiet vangen die ademwolk, als dun ijs op een bergrivier, fragiel en tegelijk krachtig in hun aanwezigheid.
Matsutani was een pionier binnen de Gutai-beweging, een baanbrekende en radicaal experimentele kunststroming uit het naoorlogse Japan. Gutai brak met het traditionele beeld van kunst en wilde de materie zelf laten spreken, maar ook het vluchtige, het ongrijpbare en het levende tonen. In hun werk zien we het universele verlangen om de energie van het moment, de levenskracht van de natuur te vangen en uit te drukken. Zijn werken weerspiegelen deze zoektocht: door het uitrekken en vervormen van vinyl ontstaan organische, bijna ademende vormen die de vergankelijkheid en kracht van het leven vieren.
Afdalen naar zeeniveau
Ik sta stil en luister. Enkel het zachte suizen van mijn eigen longen vult nog de ruimte. Wanneer ik de galerie verlaat, voelt de lucht plots zwaar. Wat daarbinnen zo licht was, lijkt hier beneden weer te drukken. De ademhaling wordt dieper, het gewicht van de zwaartekracht voelt terug als een oude vriend die me omarmt.
thin air is geen expositie, maar een expeditie. Geen verzameling werken, maar een tocht door verschillende hoogtelagen van het materiële en het ongrijpbare. Elk werk ademt zijn eigen ritme, elk moment draagt de schoonheid van het tijdelijke. In de ijle lucht van deze tentoonstelling vervagen grenzen tussen vorm en leegte, tussen wat is en wat nauwelijks nog aanwezig lijkt. Misschien is dat de ware kracht van deze reis: dat ze ons leert kijken naar wat zich aan woorden onttrekt, en in die stilte de pure essentie van kunst laat oplichten.