Bij Galerie Ron Mandos zijn twee tentoonstellingen te zien die draaien om nationalisme en groepsidentificatie. In de voorruimtes van de galerie onderzoekt de Servische kunstenaar Ivan Grubabov wat het betekent om tot een natie te behoren. Achterin doet de Poolse kunstenaar Marcin Dudek in Trans Hooligans verslag van zijn tijd bij de harde kern van KS Cracovia uit Krakau.
Door de geschiedenis heen zijn nationalistische sentimenten en sport regelmatig voor het karretje gespannen van autocratische regimes, maar leveren reflecties op deze twee onderwerpen in een andere context ook fascinerende kunst op? Het korte antwoord is ja, al was het maar omdat nationalisme en groepsidentificatie zelden het thema zijn in het werk van West-Europese kunstenaars.
Dat iemand als Ivan Grubanov (1976) aandacht heeft voor juist dit thema is niet verwonderlijk. Grubanov studeerde onder andere aan de Rijksakademie, promoveerde in Leuven op nationalisme en vertegenwoordigde Servië op de Biënnale van Venetië van 2015. Als tiener maakte hij in de jaren ‘90 de Joegoslavische burgeroorlog mee die het einde van Joegoslavië zou betekenen. In de daaropvolgende decennia was hij staatsburger van maar liefst drie verschillende entiteiten (Federale Republiek Joegoslavië, Servië en Montenegro en Servië), en dit zonder van woonplaats te veranderen. Dat gegeven riep bij Grubanov vragen op over de bedenkelijke rol van nationalisme als ideologie.
Een zolder vol vlaggen
De nationale vlag is bij uitstek het symbool van een land. In vredestijd wapperen ze bij iedere staatsinstelling, in oorlogstijd wordt er gestreden in naam van die vlag. Toeval of niet, Grubanov vond een enorme hoeveelheid vlaggen van zijn uiteengevallen vaderland op de zolder van een lokale overheid en besloot ze mee te nemen naar zijn atelier. Aanvankelijk dienden ze als doek om penselen op uit te smeren, later gebruikte hij ze om snel verf op zijn abstracte canvassen aan te brengen.
Het contrast tussen de relatief snel gemaakte abstracte composities met de vlaggen kan dan ook niet groter. Door de ze jarenlang te drenken in verf, maakten ze een langzame transformatie door, waardoor ze voor Grubanov hun ideologische waarde verloren en langzaam een andere, nieuwe betekenis kregen. Grubanov besloot de vlaggen niet alleen te incorporeren in zijn werk, zoals in de Unnation serie, maar ook te gebruiken in installaties.
Country above self
Voor Grubanovs installaties vormen nationalistische slogans het vertrekpunt. Zo is de tekst For God and my country uitgevoerd in grote witte letters op een achterwand. Daarvoor staan 16 stoelen met daarop 15 van betekenis veranderde vlaggen en een al even doordrenkt werkpak van het Nederlandse leger dat Grubanov draagt tijdens zijn werk. De vlaggen liggen er futloos bij. In een begeleidend interview bij deze show zegt Grubanov daarover: The installation shows what actually happens to the subjects of all these (nationalistic, red.) tendencies. They are reduced to mere objects; to be used and abused
De installatie Country above self bestaat uit 120 vlaggen die aan het plafond van de galerie zijn bevestigd. De naam van de installatie geeft niet alleen de machtsverhoudingen adequaat weer; de uitvoering ervan geeft tegelijk de dubbelzinnigheid weer. Enerzijds bemoeilijken de vlaggen, en in het verlengde daarvan het nationalisme, een open blik op de buitenwereld. Anderzijds biedt het onderdak en een identiteit.
Gekozen identiteit
Sommige identiteiten overkomen je. Zo heb je als individu weinig invloed op reputaties en stereotyperingen die aan een nationale identiteit kleven. Grubanov verzette zich al jaren tegen het Servisch nationalisme, maar werd tijdens zijn verblijf in Amsterdam regelmatig gerekend tot de agressors. Omgekeerd kan je ook een identiteit aannemen, dat deed de Poolse kunstenaar Marcin Dudek.
Dudek (1979) sloot zich in zijn tienertijd aan bij de harde kern van KS Cracovia. Aan de hand van zijn autobiografische verhaal laat Duduk zien wat hooligans bezighoudt. Ze reizen van wedstrijd naar wedstrijd, drinken en vechten. Tegelijk vertelt hij een universeler verhaal over de menselijke behoefte om deel uit te maken van een groep, de hiërarchie en dynamiek binnen een groep.
Vijf jaar voordat Dudek zich aansloot bij de harde kern had Polen zich ontdaan van het juk van het communisme. Voeg het wegvallen van een sterke nationale identiteit bij een hoge jeugdwerkloosheid en de ontvankelijke leeftijd van Dudek en je snapt wat een hiërarchisch georganiseerde groep, waarvan de leden voor elkaar door het vuur gaan, zo aantrekkelijk maakt.
Het centrale werk Trans Hooligan bestaat uit een versneden Volkswagen Transporter, waarmee de leden van de harde kern naar uitwedstrijden reden. Het plaatwerk van het busje heeft Duduk versneden tot een kooi. Net als Grubanovs Country above self blijkt Dudeks gekozen identiteit hem uiteindelijk zowel duidelijkheid te verschaffen, maar hem ook gevangen te houden.
For God and My Country van Ivan Grubanov en Trans Hooligans van Marcin Dudek zijn nog tot 6 maart te zien bij Galerie Ron Mandos in Amsterdam