Van Boxelaere werkt in directe relatie tot de werkelijkheid rondom: het fysieke, bij uitstek stedelijke, landschap, en het mentale. Door de bijwijlen rigide administratie die beide terreinen regeert, ziet ze een zekere onthechting optreden. In het hermetische systeem van alledag weet niemand zich nog thuis; ontsnappen aan het rusteloze geraas en geruis, aan de “wetten en praktische bezwaren”, is schier onmogelijk. Gebiologeerd observeert Van Boxelaere de schizofrene maatschappelijke systemen en benauwende ontwikkelingen in het dichtbevolkte, dichtbebouwde België. In haar doorvoelde doeken fileert ze het krankzinnige grid dat geconstrueerd werd zogezegd om houvast te bieden, maar dat in alles een houdgreep blijkt te zijn. Soms breekt ze dat beklemmende kader open, soms ruimt ze het puin van de passerende storm.