Rook kringelt rond het lanceerplatform. Er zit een opvallende vertraging tussen de vrouwelijke voice over en het geagiteerd aftellen van het opgewonden publiek ter plaatse - “3!” “4!” “2!” “3!” “1!” “2!” “0!” “1!”. Een verblindende ontsteking. Uit de opstijgende oranje gloed volgt een flikkerende lila staart die slechts gebrekkig kan worden weergegeven op beeld. De wolk vervormt tot een withete streep, fel afstekend tegen de zwarte nacht. Eén raket, vier astronauten, in een rechte lijn naar het internationaal ruimtestation ISS. Een commentator op de achtergrond declareert dramatisch: “Nu onderweg naar het onderzoekslaboratorium dat in een baan rond de aarde blijft voortbestaan.” Ze wordt kort onderbroken. Het is 11 november 2021 en de Crew-3 missie is gelanceerd.
Deze missie past in een razende race naar de ruimte: verschillende wereldmachten voeren vandaag nog steeds intensieve studies uit naar onder andere ruimtevaartapparatuur, astrobiologie en ruimtefysica - kennis is en blijft nu eenmaal macht. Aan Crew-3 werkte, in samenwerking met NASA, ook een nieuwe speler: SpaceX, het ruimtevaartbedrijf van miljardair Elon Musk. Musk sprak reeds meermaals zijn ambitie uit om binnen vijf jaar mensen op Mars te zetten. Valt dat soort grenzeloze geloof in de belofte van een nieuwe wereld bewonderenswaardig te noemen? Hoeveel zal de verwezenlijking van dat doel vergen, en van wie? Verziekt het ruimtereizen de aarde niet nog meer? Wie bepaalt hoe een nieuwe samenleving op een nieuwe planeet vorm zou krijgen? De eerste kolonist?
Het zijn gelaagde vragen die ook Winnie Claessens raakten. In haar eerder werk verdiepte ze zich al in soortgelijke visionaire projecten waarbij de grenzen van de menselijke kennis afgetast werden, in uitzinnige idealen waarin mensen zichzelf verloren. Voor deze tentoonstelling verruilt ze echter het historische voor het futuristische perspectief; de nobele bergbeklimmers en arctische verkenners uit het verleden voor de ruimtepioniers van de toekomst. Dat de raket van de Crew-3 de bijnaam “Endurance” kreeg, naar het schip waarmee in 1914 ontdekkingsreiziger Ernest Shackleton naar de zuidpool trok om het continent over land over te steken, maakt desalniettemin de cirkel serendipisch rond.
Of ze nu focust op modernistische utopie (gestoeld op traditionele technieken) of toekomstige dystopie (vormgegeven door een realiteit die de sciencefiction soms lijkt in te halen), Claessens velt geen oordeel. Met een nuchtere verwondering recreëert ze werelden waarbij interpretaties geprikkeld worden, de verbeelding verleid. Claessens’ installaties zijn sterk narratief geladen en getuigen van haar achtergrond in scenografie en fascinatie voor film. Elke installatie is een immersief universum waarin het schone en het trieste, het komische en het tragische, het goede en het kwade naast elkaar kunnen bestaan.
Deze grootse vertellingen vertaalt Claessens meestal naar een kleinere materiële vorm. Ze reconstrueert de vaak melancholische scènes en sferen in fragiele maquettes. Deze esthetische schaalmodellen overstijgen hun zuiver toegepaste functie; ze zijn een ode aan het manuele maken en het aandachtig waarnemen. Claessens’ benadering daarin wordt gevoed door haar voorliefde voor oude Japanse theatervormen en filmeffecten waarin een zelfde zorgvuldigheid en ambacht centraal staan. Voor Claessens is elke nabootsing een poging de dingen inzichtelijker te maken, beter te begrijpen. Zo herleidt ze onbevattelijke ervaringen naar behapbare schaal. Het sublieme gevoel van het overweldigend oncontroleerbare weet ze te capteren in een gecontroleerd, verstild fragment. En hoewel die captatie natuurgetrouw lijkt, is het realistische steeds slechts een vertrekpunt. Claessens vult zelf in en verstopt haar constructies niet. Soms werkt geavanceerde CGI slechter voor het visueel voorstellingsvermogen en de emotionele betrokkenheid dan analoge effecten. De magie van “make-believe” verdwijnt niet omdat de radertjes draaien - misschien zelfs, integendeel.
Ook voor deze tentoonstelling maakte Claessens enkele maquettes. Zo zijn er de herschaalde versies van buitenaardse landschappen. Het zouden waarachtige weergaven van de planeet Mars kunnen zijn, in hun bruinrode kleurtinten en gebrokkelde textuur. Maar hoe verbeeld je iets dat slechts enkelingen in persoon zullen beleven? Het blijft nog steeds bij een streven - net zoals de 19e-eeuwse astronoom James Nasmyth een fotografisch beeld van het maanoppervlak nastreefde, maar (omdat het toen nog niet mogelijk was rechtstreekse opnames te maken) daarvoor plaasteren model-maanlandschappen moest boetseren op basis van zijn telescopische observaties. Claessens speelt in de expo in op die meerlagigheid: ze maakte video’s van de maquettes en projecteert deze in dezelfde ruimte.
Dat hertalen van objecten in verschillende media herhaalt zich ook bij de sculpturen die verwijzen naar ruimteafval. Ruimteschroot is door mensen gemaakt en achtergelaten afval dat doelloos door de ruimte zwerft. Claessens gebruikte aards afval om deze werken te maken en dichtte hen daarbij een eigenheid toe. Die karakters bracht ze vervolgens samen in een nieuw videowerk. Het ballet van ruimteafval draagt de invloeden van sciencefiction film(muziek) in zich, maar inspireert zich nog het meest op een citaat uit het boek “Spoetnikliefde” van Haruki Murakami: “Als eenzame metalen zielen waren ze onafgebroken omringd door het duister van de ruimte, passeerden elkaar soms en gingen dan weer voorgoed uiteen. Zonder een woord te wisselen, zonder afspraken die hen bonden.”
Even eenzaam zijn de satellieten die als symbolen voor de intrinsiek menselijke kennisdrang rond de aarde zweven. En ook de onbemande Voyager sondes zijn op zichzelf aangewezen. De sondes werden in de jaren 1970 gelanceerd en bevinden zich momenteel buiten het zonnestelsel. Aan boord hebben ze elk een gouden plaat, met daarop illustraties en geluiden die de diversiteit van het leven op aarde zo goed mogelijk zouden moeten weergeven. Zo staan er onder andere natuurgeluiden, muzikale opnames en begroetingen in 55 talen op. De kritische kanttekening hierbij luidt evenwel dat de kans bestaat dat buitenaards leven de sondes pas oppikt als de aarde en de mensheid al weggevaagd zijn.
Het kan allemaal best naïef lijken. Gouden LP’s die potentieel niemand ooit hoort. Het onderzoeken van nieuwe rode grond, terwijl het afval elders ophoopt. Industriële magnaten die geld investeren in transarctische expedities. Een wit streepje onderweg naar het ISS. Maar hoeft naïef negatief te zijn? Kan naïviteit een weigering zijn om op te geven? Een standpunt tegen de totale relativering van alles en iedereen, in de woorden van schrijver Stefan Hertmans? Een hoop, tegen beter weten in misschien?
“Hartelijke groeten aan iedereen.”