De afgelopen jaren hebben de werken van Joris Vanpoucke een opvallende evolutie ondergaan van illustratieve tekenkunst en grafische vormgeving naar autonome schilderijen en tekeningen. Vanpoucke wordt gedreven door zoektocht naar persoonlijke expressie door middel van grondige materiaal onderzoek en introspectie. In dit alles is Vanpoucke ingegeven door een verlangen om zijn context op archivarische wijze te schetsen vanuit zijn positie als kunstenaar om door te dringen in zijn innerlijke wereld.
Na een intense periode van contemplatie in zijn atelier op het platteland kwam Vanpoucke naar buiten met een afgeronde serie zelfportretten. De poëtische en naturalistische benadering van deze schilderijen loopt parallel aan de ontwikkeling van een nieuwe serie tekeningen met een natuurlijk thema. Beide de portretten, die op het zelf reflecteren, en de tekeningen, die de buitenwereld representeren, voelen vertrouwd maar treffen de toeschouwer uiteindelijk als vervreemdend. Wanneer het gewone vervreemd, dan bieden de werken ingang naar een bepaald unheimlich gevoel. Dit effect wordt versterkt door de kunstenaars beslissing om te werken met organische materialen als drager, dat de werken met een tastbare vergankelijkheid doorbreekt en sterk in contrast staat met de bijna klinische afbeeldingen die worden gepresenteerd.
Vanaf 2018 doorgaan Vanpoucke’s werken een verder proces van geleidelijke verfijning waarin de persoonlijke kijk tot de thema’s van portret en landschap meer urgent worden om zo de innerlijke wereld van de kunstenaar te uitten. De werken proberen niet langer vast te houden aan de realiteit: ze onthullen een poging tot de vernietiging ervan. Terwijl de archivaris’ oog nog steeds aanwezig is, probeert het niet langer de realiteit door middel van observatie door te dringen, eerder biedt het een transformatief inzicht naar de oppervlakte van het bestaan. De landschappen worden een realisatie van de denkbeeldige, stormachtige werelden. Natuur transpireert als een metafoor voor de uitstraling en eliminatie van het leven, de zoektocht naar de duisternis van zijn, de essentie van de kosmos. Deze evolutie, deze zoektocht naar identiteit staat recht tegenover de dringendheid en vergankelijkheid van het aardse en speelt zich af op de grens van bestaan, als een observator hopend op de oplossing van tijd.