In de betrekkelijke rust van een groot atelier in Hilversum, heeft Zwier Cornelissen de afgelopen jaren haar werk ontwikkeld. Het atelier leek wel een soort artist-in-residencies plek, waar ze meerdere jaren in de luwte werkte. Die werkplek werd een soort autobiografisch laboratorium.
Het portret en het zelfportret, lijkt voor veel jonge mensen misschien uitgekauwd, maar deze jonge kunstenaar heeft een eigengereide invalshoek. Tegen de heersende stromen in maakt ze het ene portret na het andere in een eigen vocabulaire. In haar werk overheerst geen ideologie of maatschappelijk thema, het is veeleer een esthetische autonome zoektocht naar wat een portret in deze tijd nog zou kunnen zijn. Ze is niet bang om welbekende cliché’s van ‘het mooie engelachtige’ meisje te gebruiken, maar ze doet dat met zo’n flair en getalenteerde schildershand en met zo’n daadkracht, dat het werk altijd meer wordt dan alleen dat. Er ontstaat dan een soort vervreemding die engelachtig en tegelijkertijd heel stoer is. Het materiaalgebruik is steeds eenvoudig, niettemin getuigt het van een groot inzicht in wat een beeld kan zijn. Persoonlijk zie ik een eigenzinnig talent met een groot potentieel.
Speels lichtvoetig en associatief gaat ze te werk, maar als we voor het werk staan is het toch uiterst precies en beslist. Daardoor laat het werk zich moeilijk duiden. De vraag dringt zich op waar we nu eigenlijk naar aan het kijken zijn. En laat nu juist dát de kracht zijn van het werk. Ogenschijnlijke eenvoud, die ons verleidt naar een andere werkelijkheid. Misschien speelt ze met de enorme hoeveelheid gezichten die we dagelijks op sociale media zien, maar deze portretten lijken van een andere wereld te komen, ze laten zich niet zomaar kennen. Misschien is het een droom.