Heeft u kunst van huis uit meegekregen?
Ik heb kunst meegekregen door verschillende familie leden. Mijn grootmoeder – die in Antwerpen woonde in de befaamde Fierens-blokken – gaf me elke keer bij een overnachting de keuze om naar het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te gaan, maar ook het Museum Plantin-Moretus, Het Steen of gewoonweg de Antwerpse Zoo. Alles deed ik even graag en ik was blij met ieder voorstel om een nieuwe plek te bezoeken. Als ik het even niet goed kon vinden met mijn ouders trok ik soms naar de dichtstbijzijnde bushalte om naar mijn grootmoeder te gaan, voor een nieuwe culturele trip.
In ons gezin verzamelde mijn vader grafiek. Mijn overgrootvader was een groot operazanger die ik weliswaar zelf nooit heb gekend, maar de foto’s van zijn performances en de bakelieten grammofoonplaten waren wel altijd in de buurt. De verhalen die mijn grootmoeder vertelde over zijn performances waren altijd groots, zoals het een operazanger betaamt.
Hoe bent u in aanraking gekomen met de kunstwereld?
Door de prille fascinatie, die gestimuleerd werd toen ik kind was, ben ik kunst gaan studeren in het middelbaar. Het was een school waar ik me heel verwant voelde met de leerkrachten, die sappig konden vertellen over kunst in het algemeen, maar ook over hun eigen kunstpraktijk en ervaringen in het bijzonder. Ik had als tiener nogal de neiging om mijn grenzen zoveel mogelijk te verkennen, maar doordat de juiste leerkrachten op het juiste moment mijn pad kruisten werd mijn kunsthonger steeds groter. Die honger heeft me geleid naar een Masteropleiding Schilderkunst in Sint-Lucas Antwerpen.
Wat was uw eerste betrekking in een galerie? Of bent u gelijk zelf een galerie gestart?
Tijdens mijn periode in Sint-Lucas werkte ik als assistent in de kunstgaleries Mudima 3 en Pocketroom, in Antwerpen. Na mijn academische studie heb ik samen met een aantal andere kunstenaars PARK gesticht, een collectief dat met onze eigen werken – en die van anderen – nomadische tentoonstellingen cureerde en organiseerde. Het was tijdens die periode dat ik merkte dat ik me meer bezig hield met het werk van anderen dan met mijn eigen schilderijen. Mijn ervaringen met PARK gaven me het idee en de moed mijn eigen art space te openen; het nomadische aspect van ons tentoonstellingscollectief werd me ook wat te vermoeiend, dus een vaste stek was een logische volgende stap. Tijdens een verblijf van enkele maanden in Montreal rijpte het idee tot een concreet plan. De ruimte voor de art space werd bij terugkomst in Antwerpen al snel gevonden en de ideeën volgden elkaar in rap tempo op.
Door de werkwijze van onze galerie – waarbij we kunstenaars elkaar laten uitnodigen om uitdagende duo-tentoonstellingen te maken –ontstond er een organisch netwerk van kunstenaars waar ik graag nauwer mee wilde samenwerken. Na drie jaar wilde ik meer doen dan enkel tentoonstellingen organiseren, ik wilde ook het traject van kunstenaars mee begeleiden en beloftevolle artiesten vertegenwoordigen.
Hoe zou u het profiel van uw galerie willen omschrijven?
Een dynamische galerie die steeds op zoek is naar nieuwe uitdagingen, gedreven door de kunst en een persoonlijke band met de kunstenaars. We bieden veel vrijheid aan de kunstenaars en dagen hen iedere keer weer uit om unieke tentoonstellingen te creëren. Ik ben zelf vrij rusteloos en steeds bezig met nieuwe ideeën, en dat vertaalt zich in een galerie die zelf ook steeds wilt evolueren en uitbreiden. Zo hebben we – Bart Vanderbiessen van Base-Alpha Gallery, en ik – sinds kort een eigen kunstbeurs – Ballroom Project – opgezet, zijn we samen een nieuwe locatie gestart in Brussel, en zijn er ook plannen om in het buitenland events te organiseren.
Wat vindt u het mooiste aspect van het vak galeriehouder?
Het mooiste is het mee in de geest kruipen van de kunstenaars waar we mee werken. Het proces achter iedere tentoonstelling is uniek en organisch, en vertrekt vanuit een vertrouwensrelatie en dialoog met de kunstenaar in kwestie. Voor mij is het steeds weer verrijkend om deel uit te maken van de gedachtegang van de kunstenaar. Via gesprekken, atelierbezoeken en uiteindelijk het opbouwen van de tentoonstelling word ik langzaam toegelaten tot de persoonlijke wereld van de kunstenaar. Zalig vind ik dat. Het voedt en verrijkt mijn kindse verbazing.
Met welke galeries voelt u zich nationaal/internationaal verwant?
Nationaal werk ik als gezegd veel samen met Base-Alpha Gallery, gelegen op een boogscheut van onze eigen ruimte in Antwerpen. Uit een bepaalde collegialiteit is een hechte band ontstaan die stoelt op wederzijds respect voor elkaars inzet, visie en harde werk. Tijdens de lockdown periode zaten we in elkaars bubble en zo zijn er projecten als onze gezamenlijke galerie in Brussel ontstaan, en hebben we andere bestaande projecten verder uitgewerkt, zoals onze kunstbeurs. Op het internationale vlak zijn er meerdere galeries waar ik een zekere verwantschap mee voel en waarmee we samengewerkt hebben, maar we proberen toch vooral ons eigen pad uit te bouwen.
In een ideale wereld: welke kunstenaar zou u het allerliefst vertegenwoordigen?
Dat is een lange lijst met namen, eentje die over de eeuwen heen gaat. Maar één enkele keuze kan ik niet maken. Een goede samenwerking met kunstenaars ontstaat ook veel vaker op basis van een persoonlijke band dan een of ander ideaalbeeld. Ik werk graag samen met mensen waar ik me goed bij voel. Ik zou niet met iedereen kunnen werken. Er moet een wederzijds vertrouwen zijn, en dat komt niet zo maar ineens.
Wat is er veranderd in de kunstwereld sinds u uw eerste stappen zette?
Het commerciële aspect van de kunstwereld is uiteraard steeds prominent aanwezig geweest, maar het is opvallend in welke mate dit de laatste jaren het artistieke aspect is beginnen overschaduwen. Galeries die op Instagram een winkelwagentje hechten aan hun posts, prijzen die zo breed mogelijk openlijk worden gecommuniceerd… Anderzijds merk je dat kunst kopen en verzamelen minder exclusief wordt, wat dan weer erg positief is. Mogelijk zijn beide evoluties verschillende kanten van dezelfde medaille, maar het is iets waar we erg bewust mee proberen omgaan.
Wat/wie verzamelt u zelf?
Ja, ik heb al op vrij jonge leeftijd mijn eerste werkje gekocht en bezit nu een tweehonderd werken, van onder andere Nel Aerts, Kati Heck, Walter Swennen, Dennis Tyfus, Werner Mannaers, Rinus Van den Velde, Nadia Naveau, en natuurlijk ook verschillende werken van onze vaste kunstenaars. De collectie is groter dan ik dacht. Toen ik onlangs de stock nog eens opruimde, herontdekte ik heel wat van mijn vroegere aankopen, die ik eerlijk gezegd even vergeten was. Ik hang niet alles op, en heb het graag rustig in huis. Ik heb nu al wel weer een aantal namen in mijn hoofd die me doen dromen. Vroeg of laat staat er dan een nieuw werk in huis. Voor mijn man lijkt dat dan een impulsieve aankoop, maar het is eigenlijk het resultaat van een weloverwogen keuze. Waar ik nog altijd spijt van heb is dat is van Philippe Vandenberge geen werk heb gekocht toen hij zijn expo had in Pocketroom. Als student was het soms goed rekenen om te zien wat ik overhield. De periode van zijn tentoonstelling was ik aan het sparen voor een lange reis, dus was er geen geld. Ik koop nooit met het idee dat dit een investering is. Dat zou alle pret wegnemen voor mij!
Heeft Corona uw denken over de kunstwereld beïnvloed?
Tijdens de lockdown zijn we zoals andere galeries meer online beginnen werken. De digitale evolutie is zo weer in een nieuwe stroomversnelling gekomen die niet snel teruggedraaid zal worden. Toch zien we dat er net door Corona ook terug meer honger is naar in person evenementen en unieke ervaringen, zowel bij onszelf als bij onze kunstenaars en onze bezoekers. Dat vertaalt zich in tentoonstellingen waar het interactieve en performance element vaker meer het voortouw neemt – of het daarbij nu gaat om golfballen slaan tegen een grote koperen installatie of een tentoonstelling opgebouwd rond spinnende tollen, zoals in de tentoonstelling die nu loopt in onze Antwerpse ruimte.