Heeft u kunst van huis uit meegekregen?
Ik ben geboren in de tweede helft van de jaren zestig en opgegroeid in Antwerpen. Mijn ouders waren grote kunstliefhebbers, en erg betrokken bij de Antwerpse cultuurleven: opera, theater, het MSK, het Middelheim museum. Als kleine ‘pagadder’ nam mijn vader me geregeld mee naar het Museum voor Schone Kunsten. Daar zaten we dan voor de grote klassieken en modernen, van Rubens tot Rik Wouters. Mijn vader vertelde zachtjes over het schilderij en de geschiedenis van die tijd, en ik liet mijn fantasie de vrije loop bij wat ik zag. Dat heeft me zeker gevormd, en ik ben daar zeer dankbaar voor. Die grondlaag en vroege onderdompeling in de kunstgeschiedenis vind ik belangrijk, je kan de dingen beter plaatsen en begrijpen waar ze vandaan komen.
In de vriendenkring van mijn ouders bevonden zich ook kunstenaars, dus ik mocht soms mee naar vernissages. Als enig kind luisterde ik met gespitste oren naar de gesprekken tussen de volwassenen, en probeerde ik met stelligheid mijn gedacht te formuleren.
Mijn ouders zijn beiden geboren in de jaren twintig en keken met open geest naar de wereld, dus ik ben opgegroeid in een huis vol boeken met de grote verhalen in de geschiedenis. Mijn vader was leraar Nederlands, mijn moeder schilderde in haar vrije tijd en werkte in het familiebedrijf in de Antwerpse diamantsector. Mijn vader kocht nu en dan een werk in een galerie van bevriende kunstenaars, zoals Antoon Luyckx (1922–2017), Pierre Alechinsky (°1927), Robert Wuytack (°1934). In de jaren zeventig zag de kunstwereld er nog helemaal anders uit, je had toen nog geen rijke galerie scene zoals nu. Het kopen gebeurde meer vanuit persoonlijke contacten.
Ik zou me geen wereld zonder kunst kunnen indenken, maar tegelijk is het niet levensnoodzakelijk. Je kan wel overleven zonder kunst, maar kunst, van welke aard ook, verrijkt mee de blik op het leven. In niet-Westerse culturen worden kunstwerken gemaakt bij bepaalde levensfasen, bij specifieke momenten in het leven. Ze hebben niet de pretentie blijvend te zijn, maar ze helpen die momenten te dragen. Dat is denk ik een van de functies van de kunst: het leven helpen te dragen.
Wat was uw eerste betrekking in een galerie? Of bent u gelijk zelf een galerie gestart?
Ik heb vele waters doorzwommen vooraleer ik begon met het maken van tentoonstellingen. In de jaren tachtig studeerde ik film aan de Sint-Lucas academie in Brussel. Daar ging dan weer een heel nieuwe wereld open. Na de lesuren vond je mij in een van de (film)musea. Daar kwam ik ook in contact met hedendaagse kunst.
Tot in de jaren negentig heb ik vooral in de audiovisuele sector gewerkt, als freelance scenarioschrijver en copywriter. Ik was een onrustige zoeker, woonde nooit lang op dezelfde plek, en ook al was ik goed in wat ik deed en verdiende ik goed mijn boterham, toch had ik op gezette tijden nood aan een nieuwe uitdaging. Ik geloof sterk in serendipiteit. Wanneer je toe bent aan een nieuwe weg, dan kom je die geheel onverwacht ook tegen, ook al had je zelf nog niet duidelijk gedefinieerd wat het zou zijn.
Naast film heb ik ook in het theater gewerkt, en ben ik opnieuw gaan studeren: filosofie, aan de Universiteit in Antwerpen. Daar heeft de kunstfilosofie een nieuwe impuls gegeven. Ik geraakte gefascineerd door de Franse existentiële fenomenologie: Derrida, Merleau-Ponty, Lyotard... Ken je dat gevoel, iets te lezen waarvan je intuïtief aanvoelt dat het op je verdere weg ligt, dat het een sleutel is naar die verborgen kamer waarvan je voordien niet eens wist dat ze bestond, dat je er meer mee kan, enkel kan je het nog niet vatten? Ik heb met grote gretigheid die deur geopend en dat gaf me de impuls om te proberen dichter bij de dingen te raken. Hoe de hedendaagse kunst toelaat het zien anders te ervaren, los van de representatie, het er zijn. Bevriende kunstenaars vroegen me soms of ik een tekst voor ze kon schrijven, en van het een kwam het ander en begon ik tentoonstellingen te cureren. Daarin kon ik mijn zoeken verbinden met schrijven, zien en tonen vanuit gesprekken met kunstenaars.
Ik ben ervan overtuigd dat we als mens elk een taak hebben in deze wereld. We zijn zieners, zoekers en denkers. Kunstenaars zijn zieners; net als filosofen en wetenschappers hebben zij een vooruitziende blik, die we als maatschappij moeten verzorgen. De hedendaagse kunstenaar staat met twee voeten in de wereld. Die verbeelding, dat aanvoelen van de dingen, die avant-garde, blijft me fascineren. Het durven nieuwe wegen te bewandelen.
Vanuit dat oogpunt ben ik ook de galerie begonnen. Eerst als projectgalerie, maar al snel vond ik het belangrijk om samen met een kleine groep kunstenaars te groeien en te reflecteren. Dat was vanaf het begin het moto van de galerie: ‘discover, connect & reflect’.
De galerie is gevestigd op de gelijkvloerse verdieping van het herenhuis waarin ik opgroeide – zo is de cirkel rond. De bezoeker is hier te gast, en dat persoonlijke contact vind ik belangrijk. Geen witte kubus, maar een warm huis voor de kunst. Die warmte mis ik soms in het galeriewezen. Ik neem de tijd de bezoeker/verzamelaar rond te leiden als hij dat wil, en zijn of haar vragen probeer ik te beantwoorden, voor zover ik kan. Verzamelaar en kunstliefhebber behandel ik op gelijke voet. De bezoeker moet zich in de eerst plaats goed voelen bij de kunst.
De galerie is ook een zeer bewust project, geregeld wordt er samen met de kunstenaars gereflecteerd. Ik vind die traagheid – het bewust ‘zijn’ bij elke stap – erg belangrijk. De samenwerking met kunstenaars komt meestal voort uit een intuïtief aanvoelen, een connectie, nooit vanuit een berekende opportuniteit. Opportunisme is mij vreemd. Als galerie moet je natuurlijk bewuste keuzes maken, maar ik geloof sterk in de onzichtbare draden die gebeurtenissen en mensen verbinden.
Wat vindt u het mooiste aspect van het vak galeriehouder?
Het bewust groeien en een vrije plek bieden waar kunstenaar, kunstwerk en bezoeker in alle rust elkaar kunnen ontmoeten, verbinden.
Ook al is een galerie een commerciële aangelegenheid, ik zal er bij elke tentoonstelling telkens over waken dat de commerciële aspecten van een galerie het artistieke proces niet beïnvloeden. Dat is ook de uitdaging: beide aspecten elkaar op een gezamenlijk snijpunt samen te brengen. Een verzamelaar zei ooit: ‘Eva Steynen Deviation(s) staat voor museale tentoonstellingen,’ en ik denk dat hij daar dicht bij de waarheid komt.
Een galerie is een persoonlijk project. Wat ik als galeriehouder belangrijk vind, is het ondersteunen van de kunstenaars en het persoonlijke contact met verzamelaars, musea en curatoren. De kleinschaligheid is meer en meer van deze tijd. Ik vind het mooi wanneer je in het concept van een galerie de persoonlijkheid van de galeriehouder herkent, zoals je in een kunstwerk ook de kunstenaar herkent. Dat maakt ons allemaal zo verscheiden.
En die verscheidenheid is o zo belangrijk in deze hedendaagse wereld, die beheerst wordt door massaconsumptie, media en sociale media.
Met welke galeries voelt u zich nationaal/internationaal verwant?
In België werk ik over de taalgrenzen heen. Ook al ligt het talige aan de basis van de kunsten, het zien is onafhankelijk van een bepaalde taal. Dat is het mooie van de kunst; we hebben geen taal nodig om elkaar te begrijpen, de kunst heeft haar eigen taal. Dat is ook de rijkdom van de kunsten: haar grens- en taal overschrijdende aspect. De kunst in het algemeen staat onverschillig tegenover het identitaire denken. Als ik kijk naar de kunstenaars waarmee ik samenwerk, zijn het stuk voor stuk ‘vrijdenkers’, mensen die in de wereld staan. Ik ontmoet in binnen- en buitenland collega-galeristen, met soortgelijke ideeën. Een internationale beurs is daar een goede gelegenheid voor. Het kleinschalige, het persoonlijke en het warme. Het verbindende, onafhankelijk van nationaliteit of geografische ligging. Het ‘world wide web’ heeft dat ‘connecteren’ vergemakkelijkt. Ik voel me dus echt een kind van deze tijd.
In een ideale wereld: welke kunstenaar zou u het allerliefst vertegenwoordigen?
In een ideale wereld zou ik graag met Paul Cézanne, aan de voet van de Mont-Saint Victoire, op een warme zomeravond voor zijn ‘hut’ en met een koud glas pastis over het leven reflecteren, omringd door de klank van duizenden krekels, bij het ondergaan van de zon. Maar een ideale wereld bestaat niet, we kunnen er enkel zo goed als mogelijk naar streven. En soms schijnt een glimp van dat ideaal doorheen de barst in de spiegel.
Die glimp, dat gevoel overvallen te worden door een intensiteit, dat ene korte moment waarop de tranen je in je ogen springen, het gevoel van verbondenheid met een groter geheel, dát is het mooiste geschenk.
Wat is er veranderd in de kunstwereld sinds u uw eerste stappen zette?
Ik ben als galerie pas actief sinds 2013, maar ik zie een nood aan kleinschaligheid. Grote internationale galeries en beurzen blijven noodzakelijk. Er is opnieuw plaats voor kleinere beurzen, waardoor het ontmoeten vergemakkelijkt wordt, waar de verzamelaar niet verwacht snel op zijn wenken bediend te worden, maar waar het al eens wat experimenteler mag zijn en je soms wat meer tijd nodig hebt om een werk te bevatten.
Dat is ook een teken van deze tijd. Na de reactie in de 20ste eeuw op het doorgedreven berekende rationalisme, is de 21ste eeuw een tijd van kleinschaligheid, van warmte en opnieuw verbinden, ook in de kunsten merk ik dat.
Wat/wie verzamelt u zelf?
Ik verzamel zelf ook, mijn collectie bestaat onder andere uit de kunstenaars waarmee ik samenwerk, en waarvan ik werk koop bij een tentoonstelling. Maar ik koop ook bij andere galeries of op beurzen. Soms overvalt een werk me, een soort ‘coup de foudre’ die je blij maakt. Zo kocht ik onlangs een werkje bij Kristof De Clercq, van Tuukka Tammisaari. Of ik koop werk van een kunstenaar die ik ontmoet, met wiens werk ik een connectie voel en die ik wil steunen. Ik zal nooit kopen vanuit een berekening.
Heeft Corona uw denken over de kunstwereld beïnvloed?
Dat de Coronapandemie mijn denken over de kunst niet heeft beïnvloed zou een leugen zijn. Bij aanvang hadden we allen de woorden ‘verandering’ en introspectie in de mond. Deze pandemie was en is een waarschuwing, en leerde – en leert – ons meer rekening met de ander te houden, dat onze persoonlijke vrijheid niet absoluut kan zijn, maar gaat tot waar die van de ander begint.
We zagen hoe fragiel de kunsten zijn voor zulke langdurige schokgolven van buitenaf. Aanvankelijk namen kunstenaars de gelegenheid te baat om in hun atelier te duiken. Allen waren we ervan overtuigd dat we na enkele maanden de draad weer zouden kunnen opnemen, maar voor het eerst in vijfenzeventig jaar zagen we het ganse cultuurlandschap in de Westerse samenleving in elkaar storten. Ondanks de virtuele tentoon- en voorstellingen, hebben we aan den lijve ondervonden hoe belangrijk het fysieke en sociale contact is binnen de kunstwereld. Wat een samenleving is zónder cultuur. Paradoxaal genoeg beschikt een sector waarin zowat iedereen iedereen kent niet over een sterke lobby. Daar moeten we lessen uit trekken.
Grote veranderingen hebben tijd nodig om te veranderen. We hebben de tijd gekregen om te reflecteren. Nu moeten we durven met een open blik de toekomst in te kijken, benieuwd naar wat komt.
Bekijk hier de kunstenaars vertegenwoordigd door Eva Steynen.Deviation(s)