De kracht van een perfect monochroom werk is vaak pas voelbaar als je er recht voor staat. Denk maar aan de transparante lagen in Barnett Newmans ‘Cathedra’ in het Stedelijk of het schaduwverterende zwart van Anish Kapoor. Tegelijkertijd wordt iedereen die ooit voor een ogenschijnlijk pik- en pikzwart schilderij van Bob Law heeft gestaan, uitgedaagd door zijn titelbordjes, met namen als ‘No. 62 (Black/Blue/Violet/Blue)’. Hoe langer je kijkt, hoe meer je ziet. Ook Ellsworth Kelly schilderde monochroom gekleurde doeken, maar hij zette voor zijn beroemde Curve reeks juist de vorm van zijn canvas in om een bepaalde spanning op te roepen in de ruimte.
In Geukens & De Vil is tot en met 13 februari een solotentoonstelling te zien van de Belgische kunstenaar Marthe Wéry: één van de belangrijkste Belgische kunstenaars uit de tweede helft van de twintigste eeuw. Haar veelal monochrome schilderijen roepen een vergelijkbare spanning op; omdat ze die spanning actief opzoekt. Ze verbindt haar werken aan de architecturale verhoudingen binnen de ruimte waarin ze zijn opgehangen. Het werk is daarbij niet autonoom, maar onderdeel van de presentatieruimte.
Marthe Wéry, die in 2005 overleed, heeft een indrukwekkende carrière achter de rug. Zo exposeerde ze onder meer tijdens de zesde editie van documenta in 1977 en vijf jaar later vertegenwoordigde ze België op de Biënnale in Venetië. In 2001 verscheen er een groot retrospectief van haar werk in het Bozar in Brussel en een jaar later werd haar werk geselecteerd voor het het Koninklijk Paleis in Brussel — waar het nog steeds elke zomer te bezichtiging is wanneer het paleis wordt opengesteld voor het publiek. Er is zelfs een kunstwerk van Wéry te zien in de Brusselse metrohalte ‘Albert’. Daarnaast hebben hedendaagse musea als het S.M.A.K., M HKA, Centre Pompidou, het Kunstmuseum in Den Haag en het Musée d’Art Moderne van Parijs haar werk opgenomen in hun collecties.
De schilderijen van Wéry putten hun kracht en zeggingskracht uit hun optimale balans, hun eenvoud en hun compositie in de ruimte. Hoewel haar praktijk duidelijk gelinkt is aan het analytische minimalisme is er ook een meer poëtische laag aanwezig, die misschien niet rationeel of formeel zichtbaar is, maar wel degelijk voelbaar. Een vergelijkbaar gevoel als wanneer je voor een schilderij van Yves Klein staat, of Rothko. Ze schreef bijvoorbeeld ook dat de spiritualiteit binnen het werk van de Russische Constructivisten en Barnett Newman haar inspireerden. Het briljante kleurgebruik van Wéry wordt versterkt als ze installaties maakt met meerdere schilderijen, die samen haast iets lyrisch hebben — en in alle gevallen een sterkte reactie oproepen in de kijker. Denk aan werken die op 1 centimeter na nèt niet de grond raken, op zo’n manier dat je je moet inhouden om niet fysiek in te grijpen. Ook bijzonder is haar reeks verticale donkere werken, die na betere inspectie een veelheid aan blauwtinten tonen, waarvan het contrast duidelijker wordt naarmate je langer kijkt. Ze zijn opgehangen in een perfecte verhouding, een spanning die je ogen registreren, waardoor je ogen heen en weer blijven schieten.