Doorheen de jaren heb ik twee soorten tentoonstellingen leren onderscheiden. Zij die je vertellen wat je moet zien, en tentoonstellingen die alleen maar de deur op een kier zetten en afwachten tot de bezoeker zelf een oordeel vormt. RE-ASSEMBLED behoort voor mij tot die tweede soort: een tentoonstelling die niet denkt in samenvattingen of coherentie, maar in ontmoeting, verschuiving, nabijheid en onverwachte frictie.
In de exporuimte van TaLe Art Gallery plaatst Tanja Leys elf kunstenaars naast elkaar die in eerste instantie slechts weinig met elkaar te maken hebben, tenzij het feit dat het kunstenaars zijn die allemaal in het eerste jaar van de opstart van de galerie exposeerden.
Hun onderwerpen lopen immers uiteen, hun materialen verhouden zich niet, hun ritmes bewegen in tegengestelde richtingen. En juist daardoor kan hier iets ontstaan wat geen enkel werk alleen in zich draagt: een geheel dat niet wordt gebouwd, maar oplicht door de omgeving. Alsof ieder werk een losse letter is, en de zin die eruit groeit door niemand werd ingefluisterd, maar toch juist klinkt.

Het geheel dat zich losmaakt van de delen
Aristoteles kon niet vermoeden dat zijn eeuwenoude gedachte zo tastbaar zou worden in een witte galerieruimte. Toch is het precies wat hier gebeurt. Zijn inzicht dat het geheel groter is dan de som van zijn delen wordt niet als een citaat op de muur gezet, maar als een ervaring in de ruimte voelbaar gemaakt. De verzameling kunstenaars die hier bijeenkomen vormt geen familie, geen stroming en al zeker geen esthetische gemeenschap. Ze delen geen stijl, geen thematische houvast, geen gemeenschappelijke oorsprong.
Deze kunstenaars bewegen niet in elkaars verlengde en weigeren dat ook. Ieder werk bewaart zijn autonomie als een eiland dat zelf wil bepalen waar zijn kustlijn eindigt. Toch ontstaat er, wanneer deze eilanden in één ruimte worden gelegd, een archipel die niemand vooraf had kunnen ontwerpen. Het geheel is niet sterker omdat het de delen overstijgt, maar omdat het de delen de kans laat zichzelf te zijn. De kracht schuilt niet in harmonie, maar in de nauwkeurige manier waarop heterogeniteit betekenis produceert.
Wat men in RE-ASSEMBLED ervaart, is dat kunst nooit een monoloog is. Ze spreekt in samenspraak. In de ruimte tussen een abstract kleurveld en een keramische huid, tussen een portret en een grafische lijn, tussen een digitale bewerking en een object dat bijna archeologisch aandoet, ontstaat betekenis die niet in het werk zelf zat. De werking van deze tentoonstelling ligt in die tussenruimte. Daar verschijnt het onverwachte: het geheel dat zich losmaakt van de delen en iets begint te suggereren dat geen enkel van de werken afzonderlijk heeft gewild. Het is precies in die suggestie dat de tentoonstelling tot leven komt.

De schoonheid van het niet-samenvallen
Het grootste gevaar van dergelijke groepstentoonstelling is dat de werken elkaar gaan bevestigen, mede door de curatoriële lijn. RE-ASSEMBLED kiest de omgekeerde route, en doorbreekt de reflex van samenhang door samenhang. De tentoonstellingsruimte toont kunstenaars die niet in elkaars verlengde liggen. Kunstenaars die niet samen zouden exposeren op grond van stijl of thema, maar hier samen zijn omdat juist het onverwachte in die samenkomst ruimte schept.
De schoonheid van deze heterogeniteit ligt in het feit dat niets hier samenvalt. De werken raken elkaar niet op inhoud of vorm, maar op verlangen. Het verlangen om een wereld te tonen die nooit één is, maar altijd in veelvoud verschijnt. Door de verschillen niet weg te effenen, ontstaat een subtiel web van onverwachte verbindingen: een kleurtoets die in een sculptuur lijkt door te klinken; een lijn die een echo vindt in een stedelijk beeld; een schaduw die plots een gemeenschappelijke grond suggereert tussen twee totaal verschillende oeuvres. Het is deze zoektocht naar raakvlakken die de tentoonstelling diepte geeft. De bezoeker gaat niet op zoek naar het gemeenschappelijke, maar ontdekt hoe het oog zelf begint te assembleren. Niet consumeren, maar interpreteren. Niet volgen, maar ontdekken. Het geheel wordt dan een denkruimte: een plaats waar verschillende vormen van kijken elkaar kruisen.

RE-ASSEMBLED als filosofie van het opnieuw mogelijk maken
De titel van de tentoonstelling blijkt meer dan een curatoriële keuze. Re-assembled is geen technische term, maar een filosofische houding. Het woord suggereert niet dat iets gebroken was en nu reparatie behoeft, maar dat elk fragment, hoe klein of vreemd of onvolledig ook, een drager kan worden van een nieuwe betekenis wanneer het in een andere constellatie terechtkomt. Herassemblage is geen terugkeer naar een oorspronkelijke vorm, maar een uitnodiging tot vernieuwing.
In deze zin toont de tentoonstelling dat de wereld zelf voortdurend in een staat van incompleetheid verkeert. Niets is af. Alles beweegt. (horen we daar Heraclitus op de achtergrond?) Alles verschuift. Kunst bevestigt dat niet alleen, ze verkleint het tot menselijke schaal, waardoor we het kunnen zien. Elk werk in RE-ASSEMBLED draagt sporen van tijd, aandacht, mislukking, hervorming en toeval. Precies daarom kan het worden opgenomen in een geheel dat meer is dan zijn oorsprong. Een kleurvlakte wordt in een andere context een herinnering; een portret wordt een echo van een landschap; een keramisch oppervlak wordt een speeltuin van het licht. Betekenissen verschuiven zonder hun kern te verliezen.
Wanneer men de tentoonstelling verlaat, kom je tot het besef dat niet één werk een blijvend spoor achterlaat, maar wel de manier waarop elf kunstenaars (Hervé Martijn, Philippe Badert, Chris Vanderschaeghe, Anne Vanoutryve, Johan Clarysse, Inge Dompas, Stephanie Gildemyn, Annouk Thys, Manon De Craene, Kathleen Ramboer en Hilde Van de Walle) elkaar ruimte tot dialoog boden.
