In galerie O-68 in Velp is nog tot en met 16 november de tentoonstelling ‘On the cusp’ te zien. Daarin brengt de galerie twee verwante, maar duidelijk verschillende artistieke werelden samen. Waar Lotte Pet het lichaam onderzoekt voorbij de herkenbare buitenkant kijkt Mirjam Pet-Jacobs naar de randgebieden waar stad, landschap en sociale sporen door elkaar lopen. Samen laten de werken zien hoe mens en omgeving voortdurend van vorm veranderen.
Lotte Pet (1989) werkt als beeldend kunstenaar en onderzoeker op het snijvlak van schilderkunst en biokunst. Na een opleiding aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag vervolgde ze haar studie aan de Universiteit Leiden, waar ze zich specialiseerde in hedendaagse kunst en de rol van biotechnologie in ons denken over leven. Ze promoveerde aan dezelfde universiteit op het onderzoek ‘The Excess of Meaning. Developing an ethical attitude toward biological life through engaging with bioart’, waarin ze onderzocht hoe kunst, parallel aan bioscientifieke en bio-ethische discoursen, kan bijdragen aan nieuwe vormen van kennis over biologische materie en een meer ethische omgang met biologisch leven.
In galerie O-68 toont Pet een serie schilderijen waarin het lichaam niet langer vanzelfsprekend mensvormig is. Veel van de composities verwijzen naar persoonlijke herinneringen die we associeren met onschuld: een verjaardag, een zwembad, een informaticalokaal, een luie zomermiddag. Ze zijn licht vervaagd geschilderd, wat de indruk versterkt dat je kijkt naar een herinnering. Toch zijn sommige figuren in het beeld vervangen door vleesachtige structuren. Waar we bijvoorbeeld een derde kind zouden verwachten zien we een compact geschilderd volume dat refereert aan de binnenkant van ons lichaam, als een groeiend organisme. Deze wezens zijn pasteuzer geschilderd dan de rest van het beeld, waardoor ze letterlijk uit het doek lijken te komen. Het materiaal lijkt zichzelf te vormen terwijl je kijkt, alsof het ieder moment in beweging kan komen. De scène blijft herkenbaar, maar het mensbeeld is hier en daar vervangen door een entiteit die tegelijkertijd intiem en ontwrichtend aanvoelt. Het beeld wordt daardoor overschaduwd door een fysieke lichamelijkheid die moeilijk te negeren is. Het kind wordt hier weergegeven als groeiproces, als lichaam-in-wording, en krijgt letterlijk vorm als amorfe massa. Pet nodigt daarmee uit om niet alleen naar het beeld te kijken, maar ook naar de aannames die we hanteren over ontwikkeling, identiteit en menswording, en de gemedicaliseerde relatie met de binnenkant van ons lichaam.
Deze vervreemding raakt aan een centrale vraag in Pet’s werk: wat betekent het om een lichaam te hebben in een tijd waarin cellen worden gekweekt, weefsels gereconstrueerd en organen gemodelleerd op chips? Het lichaam is daarbij niet langer een gesloten geheel, maar een verzameling elementen die kunnen worden hergebruikt, hersteld of geconfigureerd. In haar schilderijen wordt dat niet theoretisch benaderd, maar tastbaar gemaakt. De beelden vormen geen abject afschrikbeeld, maar een uitnodiging om dichterbij te komen, om te onderzoeken wat een lichaam is in een tijd waarin grenzen tussen biologie, technologie en identiteit verschuiven.
Op de website van de Universiteit Leiden zegt Pet hierover: “Door de biotechnologische ontwikkelingen met kunstvormen te mengen, worden de ethische vragen die ermee gemoeid gaan gesteld vanuit een ander perspectief. Kunst is vaak ambigu en vaag, het zorgt juist voor een noodzakelijke verwarring. Op die manier kun je ook kijken naar biologisch leven en wat dat precies behelst. Dat is ook niet eenduidig, maar juist fluïde en veranderlijk.”
In andere werken in de tentoonstelling wordt het organische materiaal omgeven door slangen, buizen en transparante platen die doen denken aan klinisch turquoise laboratoriumapparatuur, waardoor de spanning tussen intieme lichamelijkheid en gecontroleerde biotechnische omgeving nog nadrukkelijker voelbaar wordt.
Mirjam Pet-Jacobs (1961) richt haar aandacht juist op de mens als onderdeel van een maatschappelijke en landschappelijke omgeving. De kunstenaar studeerde Engels aan de Radboud Universiteit en verdiepte zich daarna in de tekenkunst aan Academie Arendonk. In haar werk onderzoekt ze grensgebieden en overgangssituaties: de rafelranden waar stedelijke ontwikkeling en natuur elkaar raken. Die randen functioneren als metafoor voor de manier waarop samenlevingen veranderen en sporen achterlaten. Pet-Jacobs vraagt wat we meenemen, wat we achterlaten en hoe we ons verhouden tot verandering.
De kunstenaar werkt met textiel, papier en gevonden materialen, waaronder afgedankte stoffen, oude tekeningen en ‘waardeloze’ snippers. Door te upcyclen reageert ze op de wegwerpmentaliteit die onze maatschappij tekent. Het materiaal is minder voorspelbaar en draagt eerdere levens met zich mee, waardoor elk werk een stille inventaris wordt van gebruik, slijtage en herinnering. De lichamen die ooit aan deze materialen verbonden waren ontbreken, waardoor alleen omhulsels en afdrukken achterblijven. Pet-Jacobs maakt zo zichtbaar hoe aanwezigheid en afwezigheid in sociale ruimtes door elkaar heen lopen. Zo verbeeldt ze wat achterblijft van menselijke aanwezigheid in materiaal, landschap en herinnering, ook wanneer de mens zelf is verdwenen.
Pet-Jacobs heeft een multimediale praktijk die getekend wordt door papier, grafiet, borduren, verf, inkt, houtskool, tekenen, schilderen en, in mindere mate, fotografie en video. Ze laat zich daarbij onder meer inspireren door de kunstgeschiedenis en kunstfilosofie, maar ook door het nieuws en problemen die spelen in de maatschappij. Haar praktijk heeft een ritme van traagheid en versnelling: borduren vraagt bijvoorbeeld om tijd en aandacht, terwijl tekenen en drukken juist getekend worden door meer snelle, intuïtieve gebaren. Zo ontstaan er twee- en driedimensionale werken in een ingetogen palet van ecru, grijs en zwart.
Haar werk werd onder meer verzameld door Textilsammlung Max Berk, Szombathely Gallery (museum), Museum Delmenhorst en en de International Quilt Study Center aan de University of Nebraska. Ze ontving de eerste prijs op de Riga International Textile and Fibre Art Triennial (2015) en won tweemaal de Europese Quilt Triënnale in Heidelberg (2003, 2009).
In ‘On the Cusp’ ontmoeten de werken van moeder en dochter elkaar zonder dat ze in elkaars richting buigen. Ze delen een aandacht voor transformatie, maar vanuit verschillende perspectieven: de ene naar de binnenkant van het lichaam en de materie waaruit het bestaat, de andere naar de randen van het landschap en de sociale sporen die daar achterblijven.