Tyna Adebowale creëert haar eigen matriarchale samenleving in haar atelier in Amsterdam. Er liggen boeken van Audre Lorde en Oyeronke Oyewumi om haar heen en er klinkt muziek van Arya Starr en Sabrina Carpenter. Met haar schilderijen laat Adebowale zien dat het leiderschap van Funmilayo Ransome-Kuti en de Egba-vrouwen uit de jaren veertig geen uitzondering was, maar ooit de norm. Ze waren bouwers van economieën, bemiddelaars in conflicten en verdedigers van hun gemeenschap. Het werk van Adebowale is een pleidooi voor de terugkeer van matriarchale structuren: “Wanneer vrouwen beter worden opgeleid en zich bewust zijn van hun eigen kracht, kan er een nieuw type leiderschap ontstaan dat bijdraagt aan het opbouwen van gezonde, collectieve gemeenschappen.”
De indringende blikken van haar figuren en de monumentale formaten geven de schilderijen een indrukwekkende, bijna fysieke aanwezigheid: “Je kunt er niet omheen, net als de verhalen die ze dragen.” Het werk van Adebowale is tot en met 18 oktober te zien in de tentoonstelling ‘They Call You Mother; They Call Me Mama’ bij Ellen de Bruijne Projects in Amsterdam.
Je atelier is in Amsterdam, maar je onderzoek speelt zich af in Nigeria. Hoe combineer je dat?
Ik beantwoord je vragen nu vanuit mijn studio in Amsterdam, al onderhoud ik daarnaast ook projectruimtes in Nigeria die mijn praktijk en onderzoek als kunstenaar ondersteunen. Mijn studio in Amsterdam heb ik de naam ‘Obé’ gegeven. In de Yoruba-cultuur betekent dit woord letterlijk ‘peper’ of ‘soep’. Binnen de Yoruba’s van West-Afrika heeft peper zowel in de keuken als in spirituele rituelen een belangrijke rol. De vurige en krachtige aard ervan wordt in verband gebracht met de energie en persoonlijkheid van de Orishas en staat symbool voor kracht, vitaliteit en het vermogen om zowel positieve als negatieve uitkomsten teweeg te brengen, afhankelijk van hoe mensen zich tot Obé verhouden.
Wat is het eerste dat je doet wanneer je je studio binnenkomt? Heb je bepaalde rituelen die je helpen om in werkmodus te komen?
Tegenwoordig begin ik mijn dagen in de studio rustig, meestal met een kop zwarte koffie, thee of warm citroenwater. Ik neem een paar stille momenten om mijn werken in wording te bekijken voordat ik aan de grotere taken van de dag begin. Dat helpt me om geleidelijk in een creatieve stroom te komen.

Welke materialen zijn onmisbaar in je atelier? Luister je naar bepaalde muziek of geluiden tijdens het werken?
Mijn belangrijkste hulpmiddelen bij het schilderen zijn een breed scala aan kleuren en specifieke tinten die ik inzet of nodig heb voor een bepaald project. Daarnaast vind ik het fijn om stemmen om me heen te horen terwijl ik werk, meestal via podcasts of online gesprekken. Ik merk dat het luisteren naar mensen, of dat nu in gestructureerde discussies is of in meer spontane gesprekken, een levendige en inspirerende sfeer schept in de studio. De laatste tijd ben ik me ook gaan verdiepen in de muziek van vrouwen als Paris Paloma, Arya Starr, Sabrina Carpenter, Fave, Alexa Evellyn en Sofia Isela, samen met andere krachtige vrouwelijke stemmen. Hun muziek gebruik ik vaak om tot rust te komen na een werkdag.
Gesprekken vormen een belangrijk onderdeel van je praktijk. Hoe verloopt dat proces van gesprek naar je fysieke schilderijen?
Een centraal onderdeel van mijn praktijk is het voeren van gesprekken als methode van onderzoek en expressie. Door te praten, vragen te stellen en aandachtig te luisteren, verken ik de ervaringen van vrouwen, individuen en gemeenschappen. Deze uitwisselingen vormen zowel een onderzoeksproces als een artistiek medium. Ze worden een voortdurend groeiend archief van stemmen, herinneringen en gedeelde kennis. Deze sociaal betrokken praktijk stelt me in staat persoonlijke en collectieve verhalen van vrouwen uit Uneme en de omliggende gemeenschappen te onderzoeken, wat vaak de visuele en performatieve elementen van mijn werk beïnvloedt. In de gemeenschap waarin ik opgroeide, was het heel gebruikelijk dat een kind niet alleen werd grootgebracht door de biologische moeder, maar ook door meerdere moederfiguren. Die manier van samen opvoeden is daar vanzelfsprekend, al is het elders minder gebruikelijk. In mijn #motherwombproject en de bijbehorende serie heb ik herinneringen verweven aan mijn oudtante Mama Niidezedo. Zij was zowel een spirituele poort als een heilige begeleider in haar gemeenschap. Ze werd zeer gerespecteerd om haar spirituele wijsheid en haar levenslange werk als genezer, bemiddelaar, vroedvrouw en krachtige matriarch, tot aan haar overlijden in 2015. Mama had geen biologische kinderen maar was werkelijk een moeder voor iedereen.

Zijn jouw schilderijen eerder een eerbetoon aan jouw grootmoeders, of meer een vorm van documentatie van hun levens?
Mijn werk is gelaagd. Het is zowel pleidooi als documentatie. Het eert de levens van vrouwen en grootmoeders, terwijl het tegelijkertijd hun ervaringen vastlegt. Als kind heb ik een giftige cultuur meegemaakt waarin mannen zelden, of eigenlijk nooit, ‘dank je’ zeggen tegen vrouwen, ongeacht hoe steunend of onbaatzuchtig die vrouwen waren. Die cultuur van het niet erkennen van de last die vrouwen dragen bestaat vandaag de dag nog steeds bij jongere generaties mannen. In veel van onze culturen zijn vrouwenstemmen naar de schaduw geduwd, terwijl ze al generaties lang de stabiele pijlers zijn die gemeenschappen dragen. Het #motherwombproject wil vrouwen blijven eren en hun verhalen zichtbaar maken. Veel vrouwen zijn opgevoed in bescheidenheid en stilte, zonder zich ooit te realiseren hoeveel werk zij hebben verricht, hoe zwaar hun lasten waren en hoe dat ons allemaal door de jaren heen gevormd heeft.
Hoe geef je iets ongrijpbaars als zorg visueel vorm?
De verbeelding van zorg is in mijn werk nooit afwezig. In mijn grote schilderijen kan die zorg bij een eerste blik subtiel of zelfs vlak lijken, maar ze is stevig aanwezig en zichtbaar door het hele werk heen. Er is een heel bewuste reden waarom mijn schilderijen zo groot zijn: je kunt er niet omheen, net als de verhalen die ze dragen. Voor mij is zorg een werkwoord, een daad en geen woord alleen. Mijn praktijk gaat verder dan het doek.

Ik zag dat je een mobiele bibliotheek met boeken had gemaakt. Welke boeken of schrijvers inspireerden je voor je meest recente werk?
Het Mobile Library Project was de eerste ‘baarmoeder van verbindingen’ die ik in Amsterdam heb gecreëerd. Het groeide heel organisch, vooral tijdens de lockdowns. In eerste instantie had ik nauwkeurig in kaart gebracht hoe ik de bibliotheek in verschillende buurten zou gebruiken, maar gaandeweg kreeg het de ruimte om zich te ontwikkelen tot prachtige projecten die ook geluid omvatten, zich tot een dj-set ontplooiden en talloze herinneringen creëerden. Deze projecten werden mede gevormd door de mensen die ik via de bibliotheek ontmoette. Ik liet het gebeuren en gaf het de kans om zich op natuurlijke wijze te ontwikkelen. Enkele maanden later ontstond uit de bibliotheek het project ‘Ovwa/Thuis/Ireshi/Home’. Dit was te zien tijdens de eerste editie van Refresh Amsterdam. De collectie bevat veel inspirerende boeken die ik soms in de studio raadpleeg. Werken van schrijvers als Buchi Emecheta, Audre Lorde, Queen Afua en Oyeronke Oyewumi. Toch blijven voor mij de belangrijkste ‘boeken’ in mijn praktijk de menselijke bibliotheek: de ervaringen van vrouwen waarvan de verhalen mijn projecten blijven vormen en inspireren.
Denk je dat matriarchale structuren ooit kunnen terugkeren? Of, als dat niet zo is, welke dagelijkse vormen van zorg en verzet kunnen we cultiveren om hun erfenis voort te zetten?
In een land als Nigeria herinneren velen zich nog tijden die cultureel al giftig waren, maar niet zo extreem als nu. Tijdens de politieke transities van de afgelopen vijftien jaar heb ik me vaak afgevraagd: hoe hebben we in hemelsnaam mannen alle macht laten overnemen? Ze zijn vaak ongezond, egocentrisch en veel te weinig verantwoordelijk om zulke autonomie toe te vertrouwen. Een nog pijnlijkere vraag is hoe en waarom vrouwen dit hebben laten gebeuren. Het antwoord ligt deels in onderdrukkende structuren zoals de kerk, die historisch vrouwenstemmen het zwijgen heeft opgelegd. In recente jaren hebben we bovendien gezien hoe vrouwen met sterke stemmen worden gesmoord of zelfs uit de weg geruimd zodra ze gehoor vinden.
Toen matriarchale structuren sterker aanwezig waren, was Nigeria een gezondere en meer evenwichtige plek om op te groeien. De geschiedenis herinnert ons aan vrouwen als Queen Mother Idia van Benin, Funmilayo Ransome-Kuti en de Egba-vrouwen die in de jaren veertig de Abeokuta Women’s Revolt leidden. Deze vrouwen waren niet alleen leiders, maar ook bouwers van economieën, bemiddelaars in conflicten en verdedigers van hun gemeenschap. Ze bewezen dat vrouwelijk leiderschap nooit een uitzondering was, maar ooit de norm. Ik blijf hopen dat verandering mogelijk is. Wanneer vrouwen beter worden opgeleid en ondersteund om zich bewuster te worden van hun eigen kracht, kan er opnieuw een vorm van leiderschap ontstaan die gezondere, collectieve gemeenschappen opbouwt. Gemeenschappen die minder om mannen draaien en meer om zorg, verantwoordelijkheid en gedeelde menselijkheid.
Waar werk je op dit moment aan?
Het project dat ik nu kan delen is mijn deelname aan de groepstentoonstelling ‘Out: LGBTQ+ Artist-Activists of Africa’ in het Smithsonian National Museum of African Art in Washington DC, die opent in januari 2026.
