Hogevaart en de bekoring van het kleine heet de tweede solotentoonstelling van Thijs Segers bij Galerie Fontana. Wederom zoekt Segers zijn onderwerpen dichtbij huis, maar voegt er ook nieuwe vormen aan toe, zoals de Metamorphosen, werken die uit meerdere onderling verbonden ballonnen zijn opgebouwd. Ook zijn er voorstellingen van lege ruimtes waar de spanning voelbaar is.
Hogevaart en de bekoring van het kleine van Thijs Segers is deze week nog te zien bij Galerie Fontana in Amsterdam. Aanstaande zaterdag is tussen 16 en 18 uur de finissage.
In de zaaltekst bij Hogevaart beschrijft Segers wat hij ziet als hij zijn hond gaat uitlaten. ‘In het avondlicht ziet hij in de wei wat Belse knollen staan. Dikke flossen, haar als touw valt over de dikke poten waarmee ze zich door de altijddurende blubberzooi slepen. Het is stil en de damp van de koude grond zorgt voor een nevel ter hoogte van zijn knie.’ We zijn op het platteland, een hoeve in de omgeving van Tilburg.
Thijs Segers (geb. 1996) studeerde vijf jaar terug af aan de AKI Artez in Enschede. Segers werd in 2021, 2024 en 2025 genomineerd voor de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst. Ook exposeerde hij onder meer in het Van Gogh Huis in Zundert, Villa Mondriaan in Winsterwijk en het Noord-Brabants Museum. Hogevaart en de bekoring van het kleine is Segers’ tweede solotentoonstelling bij Galerie Fontana.
Veel van de werken gaan terug op wat Segers in zijn omgeving waarneemt. De Belse knollen bijvoorbeeld zien we terug in In de tuin van de gouden nevel. De wilg uit Ontmoeting in de wilgenlaan zal ongetwijfeld bestaan, maar niet in het rood. ‘Het is niet zo dat Segers schildert wat hij waarneemt’, vertelt galeriehouder Stefan Heinis wijzend op het werk Salle des ponts, een klein paneel van 25 x 30 cm met overwegend groen- en grijstinten. ‘Ik ben op deze veranda geweest, maar die ziet er in het echt heel anders uit’.
Weltinnenraum
Segers schildert eerder een impressie van een waarneming. Dat komt ook naar voren in de begeleidende tekst van Kars Persoon. ‘Zoals Rilke spreekt over een Weltinnenraum waar al de dingen die ernaar verlangen om gezien te worden en te worden opgenomen in het innerlijk van de waarnemer, zo laat de schilder het beeld weer uit deze Weltinnenraum verschijnen. De beelden willen en kunnen zo langer bij je blijven.’
De indrukken die ontsnappen uit Segers’ Weltinnenraum schilderde hij in een palet van gedempte, zware kleuren. Wit is nooit helemaal wit, eerder bruin en groenig. Rood heeft een zwarte ondertekening. Heel af en toe is er ruimte voor een beetje blauw of geel. Voor Hogevaart werkte Segers veel werken met ei-tempera en tempera grassa, waardoor de kleuren mat ogen. Dat betekent ook dat de doeken relatief snel geschilderd moeten zijn, omdat tempera snel droogt. Tijd voor correcties was er dus vrijwel niet.
Wie bij de ietwat archaïsche naam van de tentoonstelling associaties heeft met het taalgebruik van Gerard Reve zit er niet ver naast. Net als Reve heeft Segers oog voor de schoonheid van verval en vergankelijkheid. Net als bij de zelfbenoemde volksschrijver ontbreken ook bij Segers religieuze en mystieke onderwerpen niet. Het werk Decor (Noli me tangere) is daarvan het duidelijkste voorbeeld.
Tegelijk refereert juist dat werk sterk aan de ruimtes die René Daniëls ooit schilderde; een achterwand met een of twee zijwanden die naar voren komen. Net als bij Daniëls is het de leegte van de ruimtes die het gevoel overbrengt. In Chambre du cerf zien we bijvoorbeeld een wand met rode strepen met daarboven een donkerblauw plafond. Je kan de rode, vlekkerige strepen opvatten als bloed, maar dat staat niet vast. De spanning in de ruimte is echter wel bijna tastbaar.
Figure ambigüe
Veel van de titels In Hogevaart… suggereren direct of indirect een verandering. Ook hier is het onduidelijkheid troef. Soms is de verandering als zodanig herkenbaar. Zo is er het opengetike ei in Figure ambigüe – nomen est omen – maar blijft onduidelijk wat er uit precies uit zal stappen. De onduidelijkheid neemt toe bij de werken die Metamorphose of Metamorphosen heten. De doeken bestaan uit meerdere, onderling verbonden, ellipsvormige ballonnen waarin telkens iets verandert, wat precies blijf onduidelijk.
Het metafysische en mystieke dringt zich op in andere werken waarin de vergankelijkheid in de vorm van de dood een rol speelt. Beide keren refereert Segers aan de filmgeschiedenis. Op een doek dat niet te zien is in Hogevaart… heeft Segers zichzelf geschilderd als de dood, het personage uit Het zevende zegel, de film van Ingmar Bergman.
In Rode kamer droom zien we twee uilen vliegen tegen een rode achtergrond. De één lijkt te landen, terwijl de andere uil net een duikvlucht lijkt te hebben ingezet. Rechts een witte streep; is een het straal licht die tussen twee gordijnen door valt? Het staat nergens vermeldt, maar een referentie aan David Lynch’ rode lounge ligt voor de hand. Die kamer fungeert als wachtkamer tussen twee parallelle werkelijkheden. Het wordt nooit duidelijk wat daar precies gebeurt, maar spannend is het wel, net als de doeken van Segers.
Ter gelegenheid van de tentoonstelling verscheen een in eigen beheer uitgegeven catalogus met een overzicht van de werken en tekstuele bijdragen van Tobias Thaens en Kars Persoon. Deze is te koop in de galerie.