In I have seen the future koppelt Jasper de Beijer de toekomstvisioenen van de Futurama-tentoonstellingen van General Motors uit 1939 en 1964 aan de maakbaarheidsgedachte van de jaren ’70. Het decennium waarin hij opgroeide. Tijdens zijn studententijd besefte hij dat die idealen steeds minder overeenkwamen met de werkelijkheid. “Ik raakte teleurgesteld in mijn generatie, maar ook in mezelf, omdat ik echt geloofde in het ‘Benetton’-idee: alle mensen van de wereld zijn één volk, en we moeten met zijn allen deze planeet redden. Ik was zo naïef te denken dat de mensheid zich collectief achter dit idee zou kunnen scharen.”
De individualistische wereld van I have seen the future mag er dan ongezellig uitzien, toch ziet De Beijer ook een positieve kant: op de puinhopen van onze goede bedoelingen zijn ook prachtige dingen gebouwd. I have seen the future gaat dan ook over acceptatie en flexibiliteit. Utopische vergezichten gaan in de regel uit van technologische oplossingen, maar zijn blind voor het menselijk aanpassingsvermogen, aldus De Beijer.
Dat aanpassingsvermogen zie je ook terug in het modulaire schaalmodel van een auto die hij bouwde. Het modulaire systeem geeft je de illusie van individualisme, maar de onderdelen passen nooit. “Uiteindelijk moet de duct tape het weer oplossen. Het is in die zin ook een lofzang voor een bepaald soort creativiteit, omdat je je altijd moet aanpassen en lateraal moet kunnen denken.”
I have seen the future van Jasper de Beijer is tot 19 oktober nog te zien bij galerie dudokdegroot in Amsterdam.
Waar is je atelier en hoe ziet het eruit?
Mijn atelier is in Zaanstad, het is een oud buurthuis. In Zaanstad zijn er nog plekken te vinden met rafelrandjes, waar niet al het vastgoed meteen wordt opgekocht. Het heeft een beetje de sfeer van het Oostelijk Havengebied van Amsterdam in de jaren ‘90.
Je werken zijn opgebouwd uit talloze foto’s, veelal van maquettes die je bouwt, dus ik stel zo voor dat een bureau met een zware computer niet voldoende is. Waaraan moet een atelierruimte voor jou voldoen?
De grootte van de ruimte is natuurlijk belangrijk, maar ook de hoogte want ik gebruik veel lampen voor het maken van de foto’s. Het moet dus ook de functie hebben van fotostudio. Verder werk ik veel met lijm en verf, dus ventilatie is ook erg belangrijk.
Stel ik loop stage bij je; hoe ziet een typische dag in je atelier eruit? Heb je routines, is het er muisstil of juist niet, ontvang je bezoek of houd je mensen liever buiten de deur?
Het ligt er een beetje aan waar ik aan werk. De eerste maanden van een project bestaan vaak uit onderzoek en experimenten. Dat doe ik het liefst alleen. Op het moment dat ik een plan uitrol om iets te bouwen ga ik pragmatisch om met mijn materiaal en ideeën. Dan vind ik het leuk om er ook met andere mensen aan te werken en feedback te krijgen.
Meestal is mijn dag volgeboekt met werk, ik neem korte pauzes en ben constant gefocust op wat ik doe. Ik zorg er altijd voor dat het geen nachtwerk wordt; wat betreft deadlines heb ik altijd een hele strakke planning. Dit om ervoor te zorgen dat ik niet in de stress raak als een deadline nadert.
In I have seen the future koppel je de Futurama-tentoonstellingen van General Motors uit 1939 en 1964 aan de maakbaarheidsgedachte van de jaren ’70, het decennium waarin je opgroeide. Kan je uitleggen wat er te zien was op die tentoonstellingen en hoe ontstond het idee om dit te koppelen aan de idealen van de jaren ’70?
De eerste tentoonstelling in 1939 liet een enorme maquette zien met verschillende soorten stedelijk gebied en landschap. De visie die ze toonden was er eentje van extreme mobiliteit en automatisering, zodat Amerikanen verder van hun werk konden gaan wonen en meer ruimte hadden om luxe te leven. Die hypermobiliteit gold ook voor goederen en grondstoffen. Die mentaliteit loopt door tot in de jaren ‘60, waar de eerste echte maatschappelijke kritiek ontstond over de gevolgen van onze levensstijl. In de jaren ‘60-‘70 was er een beweging ontstaan die hier vraagtekens bij zette.
Ik groeide op in een tijd dat het idee van maakbaarheid onder vuur lag, en dat de mens en natuur weer centraal moest staan. Daaruit groeide weer een nieuwe utopie.
Wanneer merkte je voor het eerst dat die ideeën zich slecht verhielden tot de werkelijkheid?
Ik denk tijdens mijn studietijd, toen ik merkte dat de idealen waar mijn generatie mee opgroeide verwaterden. Het gevoel dat we er samen uit zouden komen, veranderde in een houding die veel meer op het individu was gericht. Ik raakte teleurgesteld in mijn generatie, maar ook in mezelf, omdat ik echt geloofde in het ‘Benetton’-idee: alle mensen van de wereld zijn één volk, en we moeten met zijn allen deze planeet redden. Ik was zo naïef te denken dat de mensheid zich collectief achter dit idee zou kunnen scharen.
I have seen the future documenteert wat er kan gebeuren als mensen tegen iedere prijs aan de utopie willen vasthouden. Je toont geen gezellige wereld. Kan je uitleggen wat die gevolgen zijn volgens jou?
Ook al ziet het er niet gezellig uit, het werk heeft een positieve component. Ik ben in landen geweest waarbij mensen op de puinhopen van onze goede bedoelingen prachtige dingen hebben gebouwd.
Het gaat in die zin ook over acceptatie en flexibiliteit; als je vasthoudt aan een dogmatisch idee terwijl dat onder je neus verandert, zul je ook steeds de nieuwe situatie moeten accepteren.
Ik heb veel tijd besteed aan het bestuderen van toekomstvisies van de afgelopen 100 jaar en ze hebben één overeenkomst, namelijk dat ze uitgaan van technische oplossingen voor sociale problemen. Ze leunen extreem veel op onze technologie en niet op onze veerkracht als mens. Daarom zijn die visies vaak verblindend; omdat je zo de focus op praktische en technische oplossingen legt is er minder aandacht voor de mens zelf.
Je ziet dat nu aan de opkomst van AI: in plaats van de focus te leggen op manieren waarop het ons werk uit handen kan nemen dat saai en geestdodend is, laten we die machines continu beeld en tekst genereren, iets wat we zelf graag doen.
Dat zijn nou precies de dingen die de futuristen van de 20e eeuw meer zelf wilden doen, als al het domme werk was uitbesteed aan robots en computers. Als we onze creativiteit niet meer zelf gaan genereren en dat aan een machine overlaten, dan devalueert dat het idee dat creativiteit een moeizaam maar waardevol proces is waarbij we als mens door allerlei fasen moeten om daar te komen. Ineens is het maken van mooie dingen niet meer zo bijzonder. Dat betekent dat we iets belangrijks gaan inleveren om er een makkelijke oplossing voor terug te krijgen. Voor zoiets belangrijks als creativiteit lijkt me dat funest.
Naast de fotowerken is er ook een sculptuur van een auto te zien, helemaal geprint met een 3d printer. Het is een modulaire auto. Was dat ook een onderdeel van de toekomstvisie in de jaren ‘70?
Modulair was een modewoord in de seventies, het raakt ook aan brutalisme in die zin. Het leuke aan modules is natuurlijk dat je zelf dingen persoonlijk kunt samenstellen om je eigen versie te maken, wat de illusie van individualiteit geeft. Bij het maken van de auto ging ik uit van onderdelen die slecht passen, of combinaties van verschillende modules. Uiteindelijk past het nooit en moet de duct tape het weer oplossen. Het is in die zin ook een lofzang voor een bepaald soort creativiteit, omdat je je altijd moet aanpassen en lateraal moet kunnen denken.
Nu is een project rond voorstellingen van de toekomst al vrij ambitieus, maar welk project zou je oppakken als tijd en geld geen rol zouden spelen?
Ik heb een project dat al jaren op de plank ligt, over holle mensen. Bij bijvoorbeeld sociopaten hebben we al gezien dat een mens een samenstelling van menselijk gedrag kan zijn, in de zin dat er achter al die menselijke eigenschappen niet per se een geweten hoeft te zitten. Ik zou eigenlijk willen ‘reverse engineeren’ en vanuit die gedragingen naar de innerlijke mens gaan, maar dat vereist veel technische kennis op een bepaald vlak.
Waar werk je op dit moment aan?
Tijdens dit project stuitte ik op het idee van de extreme maakbaarheid die achter veel van die visies ligt. Dingen worden soms letterlijk onder grote druk in een mal geperst om te voldoen aan bepaalde voorwaarden. Denk aan bijvoorbeeld boomgaarden waar meubels worden gemaakt door een boom in de vorm van een stoel te laten groeien.
Ik ga beginnen met een aantal experimenten waarbij ik verschillende componenten en materialen uit elkaar ga trekken en onder druk weer bij elkaar ga brengen, en een versneld proces van erosie gebruiken om samengestelde dingen weer af te breken.
Ik zit te spelen met het idee van recycling, maar op zo’n manier dat alles wat ik bouw gedwongen wordt een bepaalde vorm aan te nemen. Op deze manier wordt het object zelf nutteloos, maar ziet het er wel uit als een functioneel ding. Normaal gaat bij mij de periode van research vooraf aan het experimenteren, maar hier wil ik eigenlijk het materiaal zelf en het resultaat van mijn interventies gebruiken om steeds nieuwe stappen in het onderzoek te doen.