In het Haagse Beelden aan Zee is momenteel een overzicht te zien van het werk van beeldhouwer Tom Claassen. Daarin wisselt Claassen het monumentale formaat van zijn buitenwerken af met kleinere werken. Altijd met die typische ronde, ietwat plompe vormen waarmee Claassen ieder mens, dier of object terugbrengt tot de meest essentiële kenmerken. Precies genoeg om je een voorstelling te kunnen maken.
Parallel hieraan cureerde Galerie Fons Welters op Gallery Viewer een online only tentoonstelling met handzamere werken. We spraken Tom Claassen over de tentoonstelling bij Beelden aan Zee, zijn werkwijze en waar zijn beeldtaal vandaan komt.
Royaal
“Ik wil royaal zijn”, zegt Tom Claassen (1964) over zijn bekendste beeldengroep, de troep olifanten langs de A6/A27 bij Almere. “Als je een beeld in de buitenlucht plaatst en het valt klein uit, heb je net niks.” De 5 olifanten meten elk 7 bij 11 meter. Je rijdt er in ongeveer 12 seconden aan voorbij.
Net als De Olifanten van Almere hebben Claassens sculpturen vaak op een speelse manier betrekking op hun omgeving. Denk aan De Mol op een spoortunnel in Best (2009), Konijnen in een Rotterdams park (2003), Paard in Utrecht (1996), en Sitting Men (2000), de twee uitgeputte, onderuitgezakte mannen in de vertrekhal van Schiphol.
“Toen de olifanten werden neergezet (in 2000) was het landschap daar nog niet zo vol. De grijze olifanten staken scherp af tegen de strak blauwe hemel. Bam! Een soort omgekeerde schapenwolken. Noem het olifantenwolken. Ze passen duidelijk niet onder het viaduct door, waardoor je je afvraagt hoe ze daar nou terecht zijn gekomen.”
Palletstapelaars
De monumentale afmetingen van veel van zijn werken was meteen ook het probleem waar Claassen voor stond voor zijn tentoonstelling bij Beelden aan Zee. “Je wilt een overzicht geven van alles wat je hebt gemaakt, met grote en kleine werken. Het probleem met die grote werken is, is dat ze in de openbare ruimte staan en dat zowel het transport als het opnieuw produceren kostbaar is.”
“In mijn opslag had ik nog een bizon staan en drie dansende bizons leek me wel wat, maar zo’n bizon is begrotelijk, alleen al het freeswerk loopt in de papieren.” Het dwong Claassen om creatief te werk te gaan. Hij besloot Scheveningen het museum binnen te halen in de vorm van pallets.
“De mensen in Scheveningen hebben een bijzondere manier om het nieuwe jaar in te gaan. Ze stapelen pallets en steken die in de brand. Een mooi contrast met chique Beelden aan Zee. Tegenwoordig verbinden we zaken graag met elkaar, brengen we werelden bij elkaar. Door de palletstapelaars het museum binnen te halen, verbind ik de hoge en lage cultuur,” vertelt Claassen op een manier waarbij je niet goed weet waar de grap eindigt en de ernst begint.
Claassen maakte uiteindelijk drie metershoge sculpturen van pallets. Slechts drie, want hij speelde met het idee om er 20 te maken. Het museum wilde echter ook een aantal van zijn diersculpturen tonen. “De palletmannen zijn niet alleen een ijzersterk omgevingsconcept, het is ook nog eens een circulair concept. Na afloop van de tentoonstelling gaan de pallets terug naar de fabriek.” Tevens maakte Claassen speciaal voor de tentoonstelling een immense Gulliver opgebouwd uit zeven blauwe pontonblokken en een gele boei. “Het is een soort land art assemblage stijl; met mij kan je alle kanten op.”
Een antimaniëristische golf
Hoe afwijkend het materiaal en de werkwijze ook moge zijn, de palletmannen en de Gulliver zijn typisch werken van Claassen, die erom bekend staat ieder mens, dier of object te reduceren tot de essentie. Een stijl die Claassen na zijn opleiding ontwikkelde. Naast zijn andere werk, koos hij ervoor ook figuratief te werken, en dan ook nog eens in een stijl die inging tegen de norm.
“Voor m’n eerste solotentoonstelling bij de Adriaan Wulfse Startgalerie - ja, zo heettie die echt, maakte ik als introductie een sculptuur van een leeuwentapijt. Ik koos bewust voor vrouwtjesleeuwen, want dan hoefde ik de manen niet te doen. Laat die krullen maar aan alle Leonardo’s over. Op een gegeven moment heerste er een antimaniëristische golf in mijn hoofd. Dat maniëristische gepriegel gaat alleen maar over meesterschap en kunde. Mij gaat het erom dat het beeld er is, en niet over hoe het er is gekomen. Daarom kies ik voor materialen waar je niet in kan priegelen.”
Online tentoonstelling
Wie denkt dat Claassen een gigantische loods tot zijn beschikking heeft, heeft het mis. Zijn atelier in Breda is net 70 m2 . “Dat is inclusief de ruimte voor mijn computer, dus echt rotzooien en viezeriken kan hier niet.” Meer ruimte zou fijn zijn, maar is ook niet per se nodig, want Claassen maakt voor de grotere werken alleen de modellen van piepschuim.
Al doende heeft hij zich ontwikkeld tot een kunstenaar die het grote werk uitbesteed. “Voor Raft (1996), het grote vlot dat ik voor de Nijmeegse GGD maakte, deed ik de vergroting van mijn model nog zelf. Ik dacht dat ik dat zelf moest doen. Toen hadden ze me nog niet uitgelegd dat modelvergroting ook een post is.” Veel van de kleinere werken in de online tentoonstelling zijn afgietsels van Claassens modellen.