De Belgische kunstenaar William Sweetlove maakte naam als een van de oprichters van Cracking Art Group, het collectief dat begin jaren ‘90 al de implicaties van het grootschalig gebruik van plastics doorzag en aankaartte. Nu werkt Sweetlove in het kader van het James Ensor-jaar toe naar een grote tentoonstelling in de basiliek van Leffinge. Daarin werpt hij de vraag op: hoeveel vrijheid heeft een kunstenaar nog als de waarde van zijn werk en zijn toekomst wordt bepaald door de ccc’s: conservatoren, curatoren en critici. In Double jeux, een duotentoonstelling met Jacques Charier, wordt een eerste tipje van de sluier opgelicht.
De keuze om Sweetloves laatste project te combineren met werk van Jacques Charlier is een logische. Charlier besloot begin jaren ’60 ieder idee dat in hem opkwam uit te voeren in de stijl en het medium die hij daarvoor het meest geschikt vond. Een houding die haaks staat op de zoektocht naar een eenduidige en direct herkenbare stijl die veel andere kunstenaars nastreven. Voor Charlier betekende dat dat zijn werk pas na langere tijd zichtbaar werd voor een geïnformeerd publiek. Maar Charliers kritiek is fundamenteler dan dat: door zijn wisselde stijlen en uitingen brengt hij het volledige ecosysteem van de kunsten in gevaar, inclusief zijn aanhang, zijn bijgeloof, zijn snobisme, zijn implicaties, zijn wisselende stemmingen, zijn periodieke verliefdheden en afwijzingen.
Double jeux / Dubbele betekenis met werk van Jacques Charlier en William Sweetlove is nog tot en met 12 februari te zien bij Sofie Van den Bussche in Brussel.
Waar is uw atelier en hoe ziet het eruit?
Mijn atelier bestaat op 2 locaties: bij mij thuis en een opslagplaats op 17 km van mijn woonplaats. Thuis in Leffinge heb ik 3 containers staan voor polyester werken. Buiten met verluchting voor de geur van synthetische producten. Er is een afdak tussen de containers voor afschuren en herstellen. De grote stukken worden meestal samen met bedrijven uitgevoerd. De prototypes worden bij mij thuis gemaakt.
U maakte de afgelopen jaren een groot aantal manshoge plastic sculpturen van honden. Is genoeg ruimt de belangrijkste voorwaarde waaraan een atelier moet voldoen voor u?
Zonder voldoende ruimtes is het niet mogelijk. Het grootste project is in aanbouw. Het wordt een gigantische Napolitaanse bulldog van 7 meter hoog. Dat is een opdracht voor een Amerikaanse football club. Deze wordt in stukken gemaakt en dan met zeevracht ter plaatse gebracht en gemonteerd.
Hoe ziet een typische dag in uw atelier eruit? Heeft u routines, luistert u tijdens het werk graag muziek of is het muisstil, ontvangt u bezoek of liever niet?
Ik heb geen routines. Het materiaal moet steeds kunnen harden en drogen. De kleine stukken worden tussendoor afgewerkt.
Op dit moment is een aantal werken van u te zien bij Sofie Vandenbussche in de duotentoonstelling Double jeux – Dubbele betekenis. De meeste werken komen uit de serie The curator. Naar welke dubbele betekenis kijken we?
Dit jaar maak ik een nieuwe installatie met 200 werken rond het thema "the curator". Die zal vanaf 28 maart te zien zijn in de basiliek van Leffinge (Middelkerke). Het is een onderzoek dat aansluit bij het Ensor-jaar en waar de machtsverhoudingen tussen kunstenaar en curator, conservator en criticus (de ccc’s) in vraag wordt gesteld. Hoeveel vrijheid heeft de kunstenaar nog zelf?
De ccc's die eigen normen hanteert en dus het toekomstbeeld van een kunstenaar bepaalt. Het publiek en de ccc's worden uitgenodigd om daar een antwoord op te geven. Dat is een zeer complex gegeven, want daaraan hangt ook het subsidiebeleid aan vast. Als kunstenaar heb ik nooit subsidies gekregen. De vraag is: wie krijgt het en wie niet? Het is vaak voorgekomen dat belangrijke kunstenaars moesten wachten tot ze zelfs maar ontdekt te worden. Louise Bourgeois is daar een voorbeeld van, maar ook iemand als Eugene Leroy.
Bij Sofie Vanden Bussche wordt het doek een beetje opgelicht om de grote installatie in de kerk in te leiden. Het is een onderzoek en een vraagstelling over wie de kunstwaarde bepaalt. De kunstenaar afhankelijk van de curator en de conservator of de kunstcriticus.
De maskers van Ensor verbergen personages die heel vaak staan voor verderfelijkheid, eerlijkheid, leugen...etc. Ensor was te revolutionair voor zijn tijd, vandaar dat hij op zijn moeilijke weg werd tegengewerkt door de ccc's. Ook mijn weg ligt vol met steenbrokken en onbegrip. Alles opgebouwd zonder enige subsidiëring.
De meeste mensen zullen u kennen als de maker van de grote sculpturen, waarvan er ook een aantal te zien is in de galerie. Die beelden zijn heel toegankelijk en lijken heel speels, maar hebben een serieuze boodschap. Kan u kort vertellen wat die boodschap is?
Ik heb een oeuvre opgebouwd waarvoor ik eerst de filosofie heb bedacht. De probleemstelling is no plastic in heaven.
Welk advies heeft u voor vakgenoten die aan het begin van hun carrière staan?
Al snel begreep ik dat als je in een museum terecht wil komen, je uniek zijn in wat je doet en hoe het eruit ziet. Ik was jong en onbemiddeld en toch probeerde ik mezelf op een kolom plaatsen, maar niet alleen. Ik had respect en plaatste andere kunstenaars op een verhoog voor ze eigenlijk bekend en geëerd werden. Ik kocht werk van kunstenaars die in mijn boodschap pasten.
In 1972 kocht ik mijn eerste Joseph Beuys voor 5 DM. Niemand hoefde dat! Ik kocht er nog een paar als ik geld had. Allemaal werk die moeilijk te vatten was voor het grote publiek. Het waren vaak nog onbekenden maar steeds jonge levende kunstenaars en betaalbaar. De meesten hadden nog geen galerie. Allemaal tijdsgebonden en betaalbaar. Er zitten klappers tussen: Pistoletto, Warhol, Damien Hirst, Cindy Sherman, Keith Haring, David Shrigly, Tracy Emin, Ai WeiWei.
Waar werkt u op dit moment aan?
Mijn laatste werk gaat over de macht van de curator met Ensor als grote voorbeeld. Verguisd toen hij jong was, revolutionair en reactionair. De intrede van Christus hangt nu in Getty museum. De maskers verduiken malafide mensen die hem vaak hebben beschimpt. Daarbij hebben we data gemeen. Ensor sterf in 1949 en ik word geboren in dat jaar in Oostende. Onze ouders waren Engelse migranten en kwamen in hetzelfde periode 1860 naar Oostende met de postboot. Hij is altijd mijn grote voorbeeld geweest. We hadden beiden last om ons ter plaatse waar te maken.