GRIMM zal op Unseen werk presenteren van Dirk Braeckman, een toonaangevende Belgische kunstenaar die bekend staat vanwege zijn filmische en enigmatische zwart-wit fotografie. Daarin licht hij naar eigen zeggen ‘anti-spectaculaire’ onderwerpen uit: smoezelige en desolate hotelkamers en close-ups van anonieme lichaamsdelen, gordijnen, liften en meubelstukken die hij op eigenzinnige wijze kadert. De suggestieve en subjectieve werken ogen persoonlijk, maar vormen tegelijkertijd geen uitnodiging.
In een interview met het Modern Art Museum of Fort Worth stelt Braeckman: “Mijn werk gaat meer over verbergen dan over tonen. Ik ben geen verhalenverteller, ik ben een beeldmaker.” Het gaat hem dan ook niet zozeer over het vastleggen van de werkelijkheid, maar meer over het manipuleren van het beeld en het creëren van een veelheid aan mogelijke interpretaties en betekenislagen. De kunstenaar put voor zijn praktijk uit een uitvoerig archief dat hij in de afgelopen veertig jaar opbouwde. Gebruikte fotorolletjes worden soms jaren niet aangeraakt en Braeckman creëert daarmee een belangrijke afstand tussen het moment van schieten en ontwikkelen — en dateert zijn werken bovendien pas nadat ze ontwikkeld zijn. De beelden worden daarmee veelal ontdaan van hun oorspronkelijke context, tijd en narratief, hetgeen de afstand tussen de kijker en de maker enkel vergroot.

Braeckman studeerde Fotografie & Film aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten (KASK) in Gent, maar toonde aanvankelijk interesse voor de schilderkunst, onder andere geïnspireerd door fotorealistische schilders als Gerhard Richter. Het resulteerde in de mindset van een schilder die fotografie voornamelijk gebruikt als startpunt voor het artistieke proces. Maar Braeckman verkiest fotochemische processen boven verf en de donkere kamer speelt dan ook een centrale rol in zijn praktijk. In een interview met Fotomuseum Antwerpen beschrijft hij zijn eerste bezoek aan een doka als “magisch, en eigenlijk nog steeds.” Na een lang bezoek aan New York in de jaren negentig wordt zijn werk steeds autonomer en begint hij meer te spelen met de reproduceerbaarheid van het medium. Zijn verlegenheid dwong hem in die periode bovendien om zijn onderwerp deels te verleggen van mensen naar levenloze objecten.
Braeckman experimenteert veelvuldig met chemische processen en onderzoekt daarbij de materialiteit van het beeld. Zijn veelal monochrome werk wordt getekend door een vaardige manipulatie van belichting, tonaliteit en textuur(lagen). De kunstenaar reserveert daarbij een belangrijke rol voor toeval en spontaniteit. Soms maakt hij foto’s van bewerkte beelden in de doka, die daardoor een bepaalde meta-kwaliteit krijgen en tegelijkertijd allemaal verwant zijn aan hetzelfde negatief. Soms combineert hij nieuwe narratieven uit twee negatieven die inhoudelijk geen relatie met elkaar hebben. Het gebruik van matte grijstinten zorgt er enerzijds voor dat een deel van de informatie onthouden wordt en anderzijds dat de getoonde werkelijkheid gemanipuleerd wordt. De opnames van Braeckman bevatten vaak een sterk weerkaatsende flits die elementen uit het beeld uitlicht, die in de doka vervolgens weer deels verhuld worden. De kunstenaar werkt het liefst met een analoge Contax T2, een zware automatische camera met manuele functies en een kwalitatief hoogwaardige lens. De afgelopen jaren maakt Braeckman daarnaast ook gebruik van digitale technieken en video.

Uw praktijk lijkt een zekere mate van spontaniteit en toeval te omarmen, maar de doka is tegelijkertijd een plek waar u een belangrijke mate van controle kunt uitoefenen. Wordt u nog weleens echt verrast in de doka?
Constant. Nog alle dagen, want toeval in zo een praktijk is onuitputtelijk. Je kan wel een soort van toeval provoceren. Hoe meer dat ik in de doka bezig ben, ondertussen al 40 jaar, hoe beter dat ik weet dat bepaalde dingen kunnen gebeuren. Ik kan dat wel sturen, maar het eindresultaat heb je nooit controle over. Het eindresultaat blijft voor een groot deel toeval. Dat verrast mij dagelijks en dat maakt het zo interessant en boeiend.
Dat is niet alleen in de doka. Dat kan ook gebeuren bij de opnames, zeker als ik analoog fotografeer. Als ik de films ontwikkel en in scan, dat ik dan pas zie wat er gebeurd is. Ik kan ook bij de opnames toeval provoceren. Dat ik misschien wel weet welke richting ik uit ga, maar nooit exact. Dat controleren tracht ik zo veel mogelijk te vermijden.
Maar ik werk nu ook digitaal. Dat is een heel andere manier. Je kan meteen zien waarmee je bezig bent op het scherm van je camera. Maar eigenlijk kan je daar hetzelfde mee doen. Je hebt dan wel direct resultaat waar je op kan inspelen.
Uw werken laten zich niet gemakkelijk kennen, maar u gaat in de doka wel graag op fysieke wijze te werk, zonder handschoenen. Maakt dat uw werken persoonlijker?
Persoonlijker… dat misschien niet direct. Ik kan gewoon niet werken met handschoenen. Ik moet de materie voelen. Handschoenen scheppen toch een zekere afstand tussen het materiaal en uw gevoel. Op die manier kan je zeggen dat het persoonlijker is. Er gebeuren zo snel dingen tegelijkertijd, dat ik eigenlijk geen tijd hebt om handschoenen aan en uit te doen. Ik heb het geluk dat ik daar geen negatieve gevolgen / allergische reacties (denk ik toch niet, tot nu toe) van heb. Terwijl veel mensen dat wel onmiddellijk hebben, ik heb daar nooit last van. Dus dat heeft mij niet tegengehouden, ondanks dat ik weet dat het niet de gezondste manier is. Maar waar ik wel op gelet heb, bij het bouwen van mijn doka heb ik vooral geïnvesteerd in een zware verluchtingsinstallatie. Daar wil ik zeker van zijn. Omdat ik er ook langer in kan zitten en niet constant naar buiten moet gaan, zodat ik in de flow kan blijven.

Op welke manier verschilt de toepassing van digitale fotografie voor u van het werken met analoge technieken? Zijn er nieuwe technieken of apparatuur die u in de toekomst zou willen verkennen of integreren in uw werk?
Er is een groot verschil. Analoog is mijn tool waar ik fotografie mee leren ontdekken heb. Van in het begin was het analoog, hiermee heb ik het geleerd. Het is helemaal verschillend van tijdsbeleving. Zeker bij de opname moet je wachten tot je negatieven klaar zijn. Ik doe er dan soms nog een schep bovenop want ik laat sommige films of negatieven heel lang liggen, zodanig dat de verrassing nog meer is als ik een film ontwikkel of een negatief een aantal jaren later pas bekijk of gebruik. De emotionele / artistieke laag geef ik er pas bij het printen aan. Daarom dateer ik nooit mijn foto’s op de opname, maar wanneer ik de print maak. De tijd en de plek van de opname speelt geen belang meer. Terwijl bij fotografie dat vaak wel belangrijk is. Bij mij is de plaats in mijn doka, en de datum wanneer het op papier komt en geprint wordt. Dan is het werk eigenlijk pas af.
Analoog en digitaal is heel andere manier van werken. Dat is bijna een ander medium. Ik heb nu niks in mijn hoofd van nieuwe technieken of apparatuur die ik wil verkennen, maar dat kan gebeuren. De technieken die bestaan en die ik gebruik zijn al uitdagend genoeg. Zeker als je begint te combineren, het digitale en analoge. Mogelijkheden genoeg voor hetgeen ik wil doen. Ik zoek vaak naar apparatuur en technieken om de beelden te maken die ik ongeveer voor ogen heb. Niet omgekeerd van ‘ik wil dat eens uittesten en zien wat dat geeft’. Nee, hetgeen wat ik nodig heb maakt de keuze welke apparatuur en technieken ik gebruik.

U bent op dit moment bezig met het archiveren van uw werk en uw dochter is bezig met het opzetten van een stichting. Met het risico een existentiële vraag te stellen: hoe hoopt u over 50 jaar herinnerd te worden?
Al die archivering doe ik niet met het gedacht met hoe ik wil herinnerd worden, maar met respect naar mijn oeuvre en mijn nakomelingen. Met respect naar de gemeenschap die mij ondersteunde, sponsors, collectioneurs, galeristen, iedereen die er iets mee te maken heeft. Ik ben niet per se bezig moet hoe ik wil herinnerd worden.
Dit is misschien raar om van mezelf te zeggen, maar ik ben er wel zeker van dat ik zeer veel invloed op fotografen heb gehad, zowel nationaal als internationaal (zeker met de komst van internet dat alles kan verspreid worden).
Ik vind het niet erg dat mensen beïnvloed zijn door mij. Je hebt natuurlijk mensen die kopiëren op de vorm: groot, zwart-wit, donker, maar die de essentiële dingen zoals de kracht van het totaalbeeld niet in zich hebben. Soms kan ik bij mensen die met heldere kleurfoto’s werken, veel meer gelijkenissen zien, dan iemand die donkere zwart wit foto’s maakt. Of zelfs met mensen die schilderen of muziek maken, kan ik zelfs meer affiniteit voelen. Maar dat is natuurlijk moeilijk uit te leggen.
Ik hoop eigenlijk niks. Maar als ik toch moet antwoorden op die vraag. Ik hoop dat ze mij in de kunstgeschiedenis op de juiste manier omschrijven. Door wie dat ik beïnvloed ben en wie ik heb beïnvloed. Dat is voldoende. Voor de rest ben ik niet bezig met mijn ego.