Als je werk thematisch naadloos op elkaar aansluit, waarom zou je dan niet samen een aantal werken maken? Kaspar Dejong en Ruben Raven deden het. Voor Dejongs Antwerpse galeriedebuut vroeg hij Raven mee te doen. In DMW gallery presenteren ze zowel nieuw eigen werk als een viertal coproducties, een video en een grootschalige installatie. Een gesprek over field trips, ruisruimte, haakwerk en hun samenwerking.
Na zijn opleiding aan de Willem de Kooning Academie en het Sandberg Instituut timmerde Dejong (NL, 1995) aan de weg met abstract werk dat zijn oorsprong vindt in de openbare ruimte. Hij heeft met name oog voor zaken waar ieder ander aan voorbij zou gaan, zoals het onkruid dat ineens in de winkelstraten groeide tijdens de pandemie. Op straat aangetroffen stillevens van lachgascilinders of de internationale taal van verkeersborden.
Die lachgascylinders zijn ook bij DMW te zien in de vorm van keramische wandsculpturen. Ook maakte Dejong een nieuwe serie glaswerken voor de tentoonstelling. Een medium waarmee hij reeds eerder naar buiten trad. “Het afgelopen jaar heb ik veel geleerd bij een glasmaker in Friesland. Daar ga ik nu eerste resultaten van tonen. Ik begon te werken met glas tijdens mijn opleiding aan het Sandberg Instituut en heb de afgelopen jaren veel met het materiaal ge-experimenteert. De materialiteit van glas matched goed met mijn schilderijen omdat het eenzelfde soort foggyness heeft.”
Palimpsest
Thematisch begeeft Dejong zich wel bekend terrein. Places without Faces gaat in de eerste plaats over plekken waar de menselijke hand voelbaar en zichtbaar is, maar de mens zelf absent is,’’ vertelt Dejong thuis in Amsterdam. Dejongs interesse voor dergelijke plekken werd gewekt in zijn tienertijd, toen hij op verlaten plekken op onderzoek uit ging, ongedefinieerde randgebieden binnen het stedelijke domein, waar plek is voor ruisruimte. Het uitoefenen van graffiti bracht hem niet alleen op “secundaire plekken”, zoals hij ze noemt, het maakte hem bekend met het principe dat regelmatig opduikt in zijn werk. Je brengt een tag aan, die wordt verwijderd, maar er blijft iets zichtbaar. Een palimpsest zoals hij het noemt.
Ook Dejongs nieuwe ‘solowerk’ sluit daarop aan. De pandemie en de lockdowns zorgden voor een herwaardering van de openbare ruimte. Wandelen was voor velen het enige dat nog mocht. Ook Dejong wandelde hij veel, of beter gezegd, hij slenterde vaak doelloos door de stad en fotografeerde dingen die hem opvielen. Van iedere wandeling maakte hij een fotocollage die hij zeefdrukte op canvas. Daarop begon hij dingen toe te voegen en weg te halen. Net zo lang tot van de oorspronkelijke collage slechts nog een schim over is.
Verregaande samenwerking
Bij DMW zijn nog meer werken te zien met een soortgelijke grondslag, namelijk: posters. Reclames, aankondigingen van feesten of campagnes van politieke partijen; posters die telkens overplakt worden. “Het zijn oude posters, zoals je die je vaak op palen ziet, op straat of onder bruggen. Dikke plakkaten, poster op poster op poster. Die hebben we beschilderd en er een laag epoxy overheen gegoten, zodat het materiaal gepreserveerd blijft.”
Dejong spreekt consequent in meervoud, omdat hij deze vier werken samen met Ruben Raven maakte. Wie het werk van beiden kent, zal niet verbaasd zijn dat het tot een samenwerking is gekomen. Thematisch behandelen ze namelijk bij benadering om hetzelfde onderwerp: de sporen die mensen achterlaten in de openbare ruimte. Dejong: “Er is een overlap qua werk, maar ook een vriendschap. Ik merkte dat wanneer we samen werk toonden, zoals op Art Rotterdam, we eenzelfde soort energie hadden. Ik dacht: laten we dat bundelen, dan kun je andere dingen bewerkstelligen. Dat geldt ook voor deze tentoonstelling Antwerpen, waarom zouden we dat niet samen doen?”
Voor zijn afstudeerproject maakte Raven een soort archeologische vindplaats van voorwerpen uit de late 20e eeuw uit met cd’s, een desktop, een fax en videobanden. Een vindplaats waarin de oorspronkelijke voorwerpen waren getransformeerd in keramiek, als fossielen bevroren in de tijd. De installatie, geheel uitgevoerd in gips, stelde de kijker de vragen over onze utilitaire omgang met spullen. De waarde die we eraan toekennen en de manier waarop we ze behandelen en vergeten.
“Thematisch is de overeenkomst er zeker”, zegt Raven, “alleen is de uitwerking totaal anders. Bij Kaspar zit er meer voorbereidingstijd in de werken. Het zijn in feite in momentopnamen. Ik ben dan weer heel onderzoekend tijdens het schilderen; hoe doe je schilder je dit of dat?” Dejong: “Mijn werk is veel explosiever, terwijl een doek van Ruben schildertechnisch zeer complex en tijdrovend is. Die verschillende soort energie komt heel mooi samen.”
Field trips
De voorbereiding op deze show begon afgelopen zomer. In maart van dit jaar werden werken van Raven en Dejong getoond in een groepsshow in Belgrado. Waar de meeste kunstenaars hun werken enkel zouden opsturen, besloten Raven en Dejong af te reizen naar de Servische hoofdstad. Ze maakten er een ‘field trip’ van, een veldonderzoek. Na Belgrado zouden Sarajevo, Berlijn, Charleroi en Brussel volgen.
“Samen dingen zien, samen dingen documenteren,” vertelt Dejong. “Dat kan echt van alles zijn, van lege pakjes kauwgom tot schoenen die over een lantarenpaal zijn gegooid.”
Raven: “Het is soms moeilijk om geïnspireerd te raken in Amsterdam. Niet alleen omdat we de stad uit ons hoofd kennen, maar ook omdat er zoveel structuur in zit en dus weinig verrassing. In Belgrado was dat verrassingselement er volop: dingen die niet kloppen, architectuur die door elkaar heen loopt, kogelgaten, vieze muren. Het is een compleet andere wereld.”
Dejong: “Je hebt die ruisruimte nodig voor het ontstaan van zulk soort stukken en dat heb je wel in Amsterdam, maar niet zozeer in het centrum of slechts op een enkele plek.”
Een Marktplaats voor haakwerk
Dat de fieldtrips niet voor niets waren, blijkt ook uit het nieuwe werk van Raven. “Haakwerk kom je in Nederland alleen bij de oudere generaties tegen, maar in Bosnië kwam ik die beeldtaal overal tegen. De voorstellingen bleken eindeloos: honden, katten, bloemen, van alles. Als je thuis zou blijven, zou je die beeldtaal blijven associëren met bejaardentehuizen, maar door zo’n reis ontdek je dat je met die beeldtaal kan werken.”
Terug in Amsterdam ging Raven opzoek naar afbeeldingen van haakwerk en kwam op een Oost-Europese Marktplaats voor patronen terecht. “Sommige beelden trof ik zo aan online, die heb ik uitgesneden en als inspiratie gebruikt. Het kostte veel tijd om de schilderijen te maken omdat ik moest uitvinden hoe ik ze moest schilderen, dit is ook een belangrijk onderdeel van mijn praktijk, om continu in beweging te blijven en nieuwe thema’s aan te snijden en te ontdekken. Innovatie in het werk is essentieel.”