In de rubriek ‘De keuze van…’ laten we een keur aan kunstliefhebbers (van incidentele kopers tot kunstprofessionals) aan het woord over hun beleving van kunst, en vragen we naar hun voorkeuren: waar zien ze het liefste kunst? Waar kopen ze, en vooral: wie kopen ze? In dit deel Roeland Merks (hoogleraar mathematische biologie, 47 jaar) en Bart Dirks (Volkskrant-journalist, 47 jaar)
Wat betekent kunst voor jullie?
Roeland: ‘Kunst is onze passie of onze verslaving. Welke van de twee, weet ik niet. Waarschijnlijk allebei.’
Bart: ‘Ik vind wel dat je altijd moet kunnen zien wat het voorstelt, vind ik.’
Roeland: ‘Die eerste uitspraak, van de Amerikaanse verzamelaar Eli Broad, hangt op ons prikbord.’
Bart: ‘De tweede tekst komt van de ansichtkaart die ernaast hangt. Een beetje melig natuurlijk, bedoeld ter relativering. Kunst verheft je uit het alledaagse leven, het verleid je om anders te kijken, om je boos te boos maken of te ontroeren. Maar ik heb een broertje dood aan de poeha van curatoren en artists’ statements. Dure woorden waarvan ze zelf volgens mij niet weten wat ze betekenen. Daar knap ik echt op af. Even leeg als managementstaal, en bovendien nergens voor nodig.’
Hebben jullie kunst van huis uit meegekregen of hebben jullie zelf je pad moeten vinden?
Roeland: ‘Vanaf mijn 12de had ik een ov-jaarkaart én een museumkaart. Dat was de perfecte combinatie. Ik wilde alle 660 adressen langs in het Groot Museumboek. Als bewijs vroeg ik aan de portiers om een handtekening. Ver ben ik niet gekomen, maar ik heb veel moois gezien. Naast “wetenschappelijke” musea als het Teylers Museum in Haarlem en het Afrika Museum in Berg en Dal kwam ik zo ook in het Stedelijk Museum Amsterdam. Met mijn ouders en alleen.’
Bart: ‘Kunst kijken is iets wat je gaandeweg leert en dat begint thuis. Ik kan trouwens nog steeds lang met mijn moeder bellen om elkaar te vertellen wat we hebben gezien. Kunst kopen hebben Roeland en ik samen ontdekt. Met het ontdekken van hedendaagse kunst in musea en galeries viel alles op z’n plaats.’
Waar halen jullie je informatie over het wel en wee in de kunstwereld vandaan: krant, vakbladen, televisie, online?
Bart: ‘Uit de krant, en websites als Artsy, Trendbeheer en Lost Painters. Als ze je eenmaal kennen, word je platgemaild door galeries voor vernissages en finissages. Met vrienden wisselen we tips en ervaringen uit. Vooral als je zelf niet direct op een bepaald werk of kunstenaar valt, is het leuk om van vrienden te horen waarom zij er wél door worden gegrepen.’
Waar bekijken jullie het liefste kunst? In een galerie, museum, een beurs of online?
Roeland: ‘Op atelierbezoek! Dichterbij de makers kun je niet komen. We hebben urenlang met Esther Tielemans in haar atelier zitten praten over haar werk. Toen we weer naar huis reden, wisten we dat we voor de bijl waren gegaan voor een werk dat godzijdank met een beetje wrikken net door ons trapgat paste. Het is echt een meerwaarde als je weet wie het werk maakt en als je een band met elkaar opbouwt.’
Bart: ‘In galeries ga ik liever naar een solo-expositie dan naar een groepstentoonstelling. Een expositie van één kunstenaar laat je een breder beeld zien van de kunstenaar en de ideeën die erachter zitten. Beurzen zijn meer als een tijdschrift waar je doorheen bladert. Maar juist op een beurs kun je worden verrast door galeries en kunstenaars die je nog niet kende.’
Roeland: ‘Uiteraard gaan we ook veel naar musea, daar krijg je een rijper beeld. Al vind ik het jammer dat musea maar weinig jonge kunstenaars durven te tonen. In Den Haag, waar we wonen, is van het GEM naast het Kunstmuseum nog maar één zaal over. Vaak is de formule in het GEM dat vier jonge kunstenaars worden gekoppeld aan één grote, bekende naam. Ik begrijp dat het zo werkt om een groter publiek te trekken, maar het is me vaak te vrijblijvend en te vluchtig.’
Bart: ‘Het aanbod is zo groot, je moet jezelf soms echt op rantsoen zetten en realiseren dat je niet alles kunt zien. Dit jaar hebben we de Biënnale in Venetië overgeslagen en ook de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst in Amsterdam. Dat voelt toch wel een beetje als spijbelen.’
Hoe vaak kopen jullie kunst? Kopen jullie werk in oplage of liefst uniek werk?
Bart: ‘Een paar keer per jaar. Eigenlijk is het altijd uniek werk, behalve een multiple van Matthew Day Jackson. Hij is een van onze onbetaalbare helden.’
En waar kopen jullie dan: in de galerie, op een kunstbeurs, op een veiling of online?
Roeland: ‘Vrijwel altijd via galeries en op beurzen, maar we hebben ook zelf opdrachten gegeven aan kunstenaars. Pim Palsgraaf bouwde een zeven meter hoge installatie in onze driehoekige lichtkoker. Die kun je zien op twee verdiepingen. Een deel is alleen maar zichtbaar als je je hoofd door het schuifraam steekt.’
Bart: ‘In het trappenhuis maakte Lizan Freijsen een “lekkage op bestelling”, geïnspireerd op schimmels en korstmossen. Een deel bestaat uit fotobehang, en ander deel is een getuft tapijt. We zijn een paar keer gaan kijken in het TextielLab van het Textielmuseum in Tilburg, toen het werd gemaakt. Het was verrassend om te zien hoeveel bezoekers er belangstelling voor hadden.’
Roeland: ‘Zo’n opdracht geven voor een specifieke plek in je huis geeft echt een kick. Ik kan het iedereen aanraden. Als je een schilderij of foto koopt, dan koop je een eindresultaat. Als je een opdracht geeft, ben je betrokken bij het hele proces van ontwerp, uitvoering en plaatsing. We hebben Pim en Lizan overigens wel alle vrijheid gegeven. Zij zijn de makers, niet wij.’
Is het belangrijk dat jullie het altijd eens zijn over een aankoop?
Bart: ‘Grappig genoeg valt ons oog meestal op hetzelfde.’
Roeland: ‘Bart moest mij overtuigen van de collages die Bram Braam in Berlijn maakt van sloopmateriaal. Zijn werken vind ik nu onze topstukken.’
Is er een galerie waar jullie een speciale band mee hebben?
Roeland: ‘Frank Taal, Zerp en Cinnnamon in Rotterdam. Bij Livingstone in Den Haag kochten we werk van Hugo Tieleman en Raquel Maulwurf. In Amsterdam komen we graag bij Grimm. Hun locatie in New York is trouwens ook een aanrader.’
Bart: ‘ Het is een meerwaarde als je een band opbouwt met een galeriehouder. In een onbekende galerie wil je niet besprongen worden, maar nog vervelender vind ik het als men het te veel moeite vindt om van de laptop op te kijken. Dat gebeurt vaker dan je denkt, echt onbegrijpelijk. Anderzijds moet ik lachen als een galeriehouder op een beurs direct begint te pochen hoeveel succes de kunstenaar heeft en door welke musea en collecties het werk allemaal is aangekocht. Dat is zeker interessante en belangrijke informatie als je iets wil kopen, maar het moet toch eerst en vooral gaan over wat je ziet. Maak me daar nu eerst maar eens enthousiast over, denk ik dan.’
Bart: ‘Matthew Day Jackson is al genoemd… Jonathan Marshall, van wie we twee mooie werken hebben gekocht bij Grimm, was zijn assistent.’
Roeland: ‘Berlinde De Bruyckere vind ik indrukwekkend. Anselm Kiefer. Peter Struycken.’
Bart: ‘Een muurvullende tekening van Charles Avery.’
Roeland: ‘Ja, met zo’n fractale “lantaarnpaal” erbij en dan laten we meteen een Penrose-vloer leggen.’
Wie zijn jullie favoriete kunstenaars (op Gallery Viewer), en waarom?
‘Pim Palsgraaf maakte in 2015 een site specific installatie van 15 meter in de Kunsthal in Rotterdam. Dat inspireerde ons tot de zeven meter hoge installatie in ons huis. Het zijn rauwe, ruimtelijke werken die als een parasiet door de ruimte woekeren. Onheilspellend, duister en fascinerend, zoals een rafelrand in een onbekende stad. Zijn grote installaties lijken wankel en kwetsbaar, maar zijn tot in detail geschetst en uitgewerkt. Zijn kleinere ’multiscape’-sculpturen zijn rauwe juweeltjes.’
‘Willem Besselink maakt ogenschijnlijk abstracte tekeningen, installaties en objecten op basis van concrete gegevens. Denk aan zijn agenda, zijn hartritme of de momenten waarop hij slaapt en waakt. Ook maakt hij plaatsgebonden installaties gebaseerd op de alledaagse structuren van die plek. Hij spiegelt bijvoorbeeld de structuur van een dak en zet die in de ruimte neer. Zijn serie ‘Romankleuren’ bestaat uit visualisaties van alle in romans genoemde kleuren. Willem maakte er tekeningen, objecten en ruimtevullende installaties van. Net als het werk van Pim Palsgraaf komt het even goed tot zijn recht in kleine werken als in een complete fabriekshal. Pim en Willem zoeken elk jaar een oude, vervallen fabriek in de omgeving van Leipzig, om met een groep Nederlandse en Duitse kunstenaars tijdelijk site specific werk te maken. Na vijf weken tonen ze het eindresultaat een weekend aan het publiek. Ipihan (If Paradise Is Half As Nice, zie: ipihan.com) is voor ons een jaarlijks uitstapje.’
‘Bram Braam (Frank Taal Galerie en MPV Gallery) maakt onder meer foto’s, collages en sculpturaal werk. Hij reflecteert op omgevingen, ruimtes en architectuur. Hoe is een gebouw, een stad, een landschap ooit bedacht, en hoe ziet het er in werkelijkheid uit? Bram is gefascineerd door de imperfecties van het straatbeeld, zoals volgekladde prullenbakken, elektriciteitskastjes vol stickers. Hij struint Berlijn af voor hout, metaal, gipsplaten, beton, glas, tegels en maakt daar composities van. Soms doen ze onbewust aan Mondriaan denken.’