Deze maand vieren zowel Galerie Ramakers als Slewe Gallery hun 25-jarig jubileum. Een mijlpaal. Een moment om bij stil te staan, tijd voor een feestje en uiteraard voor een jubileumtentoonstelling. Wij spraken Catalijn Ramakers en Martita Slewe over hun galerie, de programmering en hun band met kunstenaars.
Waarom ben je een galerie begonnen?
Catalijn Ramakers: Het klinkt misschien naïef, maar na mijn studie PR en marketing en mijn stage bij Kunst en Bedrijf wilde ik iets doen in de kunst. Kunst en Bedrijf adviseerde ondernemingen bij kunst in opdracht. Dat bleek heel specialistisch werk, maar door die stage werd me wel duidelijk dat ik een podium wilde bieden aan kunstenaars die ik goed vond.
Martita Slewe: Dat is organisch gegroeid. Na mijn studies geschiedenis en kunstgeschiedenis heb ik zo’n 5 jaar voor de Kunsthal Rotterdam gewerkt. Daar heb ik geleerd wat er komt kijken bij het organiseren van een tentoonstelling. Uiteindelijk wilde ik zelf tentoonstellingen maken, in plaats van andermans ideeën uit te voeren. Door mijn werk bij de Kunsthal kende ik tal van kunstenaars die een expositieruimte zochten. Toen de ruimte aan de Kerkstraat vrijkwam, besloot ik in het gat te springen.
Wat zijn de uitgangspunten van de programmering?
CR: Een van mijn uitgangspunten is dat ik werk verkoop dat ik goed vind. Dat is mijn geval vrij divers, want ik heb altijd drie soort kunst getoond: minimalisme, kunstenaars die naar de natuur werken en kunst met een meer surreëel karakter. Ik merk dat ik die drie vormen nodig heb en ervaar het als rijkdom om me ermee te mogen omringen. Een prettige bijkomstigheid is dat een diverse programmering ook zorgt voor een divers publiek.
MS: Mijn programma is vrij constant en bestaat hoofdzakelijk uit kunstenaars die abstract werk maken. De kunstenaars die ik toon reflecteren op kunst en hebben aandacht voor het zinnelijke aspect van de gebruikte materialen. Daarnaast is er relatief weinig verloop in mijn programmering. Dat komt mede doordat ik met een aantal kunstenaars vrij vroeg in hun carrière ben gaan samenwerken. Dat zijn vaak generatiegenoten van mij zoals Dan Walsh en Krijn de Koning. Je groeit als het ware met hen mee. Als je al de kunstenaars die je vertegenwoordigt eens in de drie jaar wilt tonen, is er weinig plek voor kunstenaars uit jongere generaties.
Welke kunstenaars vertegenwoordig je het langste?
CR: Een ander uitgangspunt is voor mij het opbouwen van een langdurige relatie met de kunstenaar. Tijdens mijn stage kwam ik met de meest uiteenlopende kunstenaars in aanraking. Aan het einde ervan had ik een gemêleerd lijstje namen van kunstenaars die ik wilde vertegenwoordigen. Met een aantal van hen werk ik vandaag de dag nog samen, zoals Pat Andrea, Ton van Kints en Mat van der Heijden.
MS: De eerste kunstenaar die ik toonde was Alice Schorbach. Hoewel ze op gevorderde leeftijd is en bijna niet meer werkt, toon ik op dit moment weer werk van haar. Daarmee is de cirkel rond. Maar er zijn meer kunstenaars met wie ik al die tijd heb samengewerkt, zoals Kees Smits, Martina Klein en Joris Geurts.
Jubileumtentoonstelling:
CR: Voor dit jubileum wilde ik echt iets bijzonders doen. Ik heb 6 van mijn kunstenaars gevraagd om in 6 dagen elk een wandschildering in de galerie te maken. Dat was heel leuk om te doen en het resultaat is spectaculair. Zo’n 250 mensen kwamen naar de opening. Dat voelde als een grote familie en heeft me heel veel energie gegeven. Op naar de volgende 25 jaar.
MS: De directeur van Huize Frankendael, Bodo Groen, kwam ter ore dat mijn galerie 25 jaar bestond en bood aan om hier een jubileumtentoonstelling in te richten. In de galerie zou dit weer een groepstentoonstelling zijn, maar abstracte kunst in een 18e-eeuwse buitenplaats is natuurlijk een spannende combinatie. Tegelijk kan ik laten zien hoe deze werken functioneren in een huiselijker setting dan de witte wanden van de mijn galerie.
Wandschilderingen is nog tot en met 17 november te zien bij Galerie Ramakers in Den Haag