In de rubriek ‘De galerie van’ laten we een keur aan galeriehouders uit Nederland en België aan het woord: hoe (en wanneer) zijn ze hun galerie gestart, wat is er sindsdien allemaal veranderd in de kunstwereld, wat is hun profiel, wat verzamelen ze zelf, en wat is de impact van de pandemie op hun galerie? In dit deel: Rutger Brandt (Rutger Brandt Gallery).
Heeft u kunst van huis uit meegekregen?
Mijn ouders namen mij wel mee naar musea, maar dat waren meestal (natuur)historische musea. Als kind woonde ik in New York en ik kan mij de bezoekjes aan het American Museum of National History goed herinneren. Ik was gefascineerd door de vitrines met opgezette dieren en dan vooral door de vaak uitbundige enscenering. Maar verder was het meer de sfeer in een museum die mij aansprak dan de getoonde collecties in die tijd. Thuis was er wel waardering voor ‘mooie’ objecten en kocht mijn vader regelmatig iets bij verschillende antiquairs. Ook de schilderijen in huis – vooral van19e-eeuwse Nederlandse schilders – werden vooral bekeken en beoordeeld op hun vakkundigheid. Wel werd ik als kind gestimuleerd om te tekenen en knutselen, maar dat zal iedere ouder aanmoedigen, al is het maar om je kroost zoet te houden.
Hoe bent u in aanraking gekomen met de kunstwereld?
Mijn juffrouw Nederlands op de middelbare school begon elke les met het beschrijven van een kunstwerk. Ze had een grote bak met ansichtkaarten waarvan ze er dan een uitkoos. Ik vond het ongelooflijk interessant om het verhaal achter het kunstwerk te horen en hing aan haar lippen als ze zo kleurrijk over kunst sprak. Dat was mijn eerste ervaring hoe je op een leuke, bloemrijke en toch begrijpelijke manier over kunst kon praten. Nog altijd zie ik haar soms op beurzen en ze is blij dat ze mijn interesse in kunst en het gevoel ervoor heeft aangewakkerd.
Na de middelbare school ben ik naar Leiden verhuisd om daar rechten te gaan studeren, bij uitstek een studie die je gaat doen als je niet precies weet wat je wilt doen in je leven. Na het behalen van mijn propedeuse heb ik de brui eraan gegeven; ik vond het een vreselijke studie die totaal niet bij mij paste, en ben overgestapt naar Kunstgeschiedenis zonder dat aan m’n ouders te vertellen, overigens. Die woonden toen in het buitenland dus het duurde even voor ze erachter kwamen. Ze waren er op z’n zachts gezegd niet blij mee: het zou opleiden tot werkeloosheid. Maar ik heb nooit spijt van die keuze gehad.
In de eindfase van mijn studie ben ik stage gaan lopen bij de ING Kunstzaken waar Sacha Tanja de scepter zwaaide over de kunstcollectie. Ik voelde me daar als een vis in het water en ben een jaar gebleven. De vele atelierbezoeken, de gesprekken met kunstenaars, het mede mogen bepalen welke kunstwerken werden aangekocht, maar ook het helpen bij het inrichten van de ING-kantoren over het hele land sprak mij enorm aan. De afwisseling tussen het inhoudelijke, het zakelijke en het fysieke is iets dat ik tot de dag van vandaag nog altijd leuk vind.
Iedere maandag op kantoor moesten we ons bij Sacha op kantoor melden en vertellen wat we dat weekend aan kunst-gerelateerde dingen hadden gedaan. Je kon dus niet alleen maar aankomen dat je naar de kroeg was geweest met vrienden, dus in die tijd ging ik ieder weekend wel naar een museum of galerie. Het galeriewezen heb ik toen pas goed ontdekt en het was een fascinerende wereld voor mij als jonge jongen; het had iets glamoureus en geheimzinnigs.
Wat was uw eerste betrekking in een galerie? Of bent u gelijk zelf een galerie gestart?
Tijdens mijn stage liepen we veel galeries af. Eugene Siau (overleden in 1998) – van de gelijknamige galerie aan de Keizersgracht – vroeg of ik bij hem wilde komen werken. Ik ben toen tijdens mijn ING-periode als het ware ‘uitgeleend’ aan Eugene en werkte daar drie dagen in de week. Dat beviel hem kennelijk zo goed dat hij mij na een half jaar aanbood om de zaak van hem over te nemen, inclusief pand en al. Ik wilde best nadenken over een vorm van partnerschap, maar om meteen zo’n enorme financiële verplichting aan te gaan met het kopen van een galerie en pand aan de Keizersgracht was voor mij op die leeftijd een brug te ver.
Tijdens de gesprekken met Siau over een eventueel partnerschap kwam Sacha met een zeer verassende vraag. De ING kocht in die tijd veel bij Galerie Mokum en de eigenaresse wilde ermee stoppen zonder dat ze iemand had om het op te volgen. Sacha vond het zonde dat zo’n goed lopende galerie – tevens de oudste galerie van Amsterdam (en na de sluiting van Nouvelles Images inmiddels van Nederland) – zou ophouden te bestaan en vroeg mij na te denken om het over te nemen. In goed Nederlands: ‘the rest is history’
Ik werd op jonge leeftijd eigenaar van wat wel gezien werd als een instituut: de eerste galerie in Nederland die in het begin van de jaren zestig een plek bood aan figuratief schilderende kunstenaars, zeer tegen de geldende trend in, toen abstractie leidend was. Als derde eigenaar heb ik al snel mijn stempel op het beleid kunnen drukken zonder te veel af te wijken van de haar grondgedachte. Ik heb er met veel plezier aan gewerkt om de galerie professioneler te maken en een meer internationaal karakter te geven.
Het duidelijke profiel van Mokum is een van de redenen van haar succes, maar de beperking ervan speelde mij toch parten. Om ook andere kunst te tonen die ik de moeite waard vond heb ik Galerie Brandt opgericht, die in 2010 aan de Prinsengracht haar deuren opende.
Na enkele jaren met leuke en succesvolle tentoonstellingen in de galerie en op (buitenlandse) beurzen leek het mij tijd voor een andere koers. De galerieruimte aan de Prinsengracht heb ik opgeven en ik ben mij gaan richten op het organiseren van tijdelijke tentoonstellingen op wisselende locaties, volgens het pop-up concept. Daarnaast deed ik mee aan verschillende beurzen, zoals RAW Art Fair in Rotterdam en de PAN in Nederland, en New York (Volta), Parijs en Bazel in het buitenland. Ik merkte echter al snel dat het niet werkt zonder fysieke ruimte: niet alleen willen kunstenaars – terecht – een plek hebben om op een andere manier dan op een beurs hun werk te tonen, ook klanten willen de bevestiging dat de galerie ook ‘echt’ bestaat. Gelukkig kwam er iets op mijn pad en kon ik in oktober 2015 de huidige locatie aan de Bethaniënstraat openen. Aangezien de galerie zich steeds meer op het buitenland oriënteerde, leek het mij een goede gelegenheid om de naam te wijzigen in Rutger Brandt Gallery.
Hoe zou u het profiel van uw galerie willen omschrijven?
Uiteindelijk is de keuze van de kunstenaars die je vertegenwoordigt een hele persoonlijke, het reflecteert toch je smaak in kunst. Met mijn achtergrond in de meer figuratieve hoek zie je dat daar de nadruk op ligt. Maar ik noem het dan wel conceptueel realisme en geen kopiërend of registrerend realisme. Bij de kunst die je in mijn galerie ziet, zit vaak een randje dat gevoelens van melancholie of eenzaamheid kan oproepen, en vervreemding is nooit ver weg. Met hun werk vertellen de kunstenaars een verhaal; een afzonderlijk werk kan natuurlijk prima op zichzelf staan, maar in samenhang vertelt het over iets heel persoonlijks en individueels, zoals bij Carlos Sagrera, en soms is het een reactie op de actualiteit, zoals in het geval van Radenko Milak.
Hoewel het lastig is een rode draad te ontdekken is er wel een gemene deler en die is dat iets ‘goed gemaakt’ moet zijn. Dan bedoel ik niet perse goed gelijkend geschilderd; als het maar intentioneel zo is, en niet uit onkunde. Dat is goed te beoordelen, ook in abstract werk zoals dat van Emmanuel Barcilon of Johan de Wit; werk dat met heel veel zorg is gemaakt en perfect afgewerkt.
Wat vindt u het mooiste aspect van het vak galeriehouder?
Het kijken. Uiteindelijk is dat wat we de hele tijd doen, kijken hoe het werk van een bepaalde kunstenaar zich verhoudt tot dat van anderen, en tot de (kunst)geschiedenis. Waar komt het vandaan? Welke inzichten of welke inspiratie heeft geleid tot dit werk? De verwondering over hoe het zich ontwikkelt, misschien vernieuwt en als het goed is steeds weer ontroert, boeit of anderszins raakt. De bewondering van het in alle eenzaamheid van het atelier blijven scheppen, de drang om te blijven creëren.
In het verlengde van het kijken komt de creativiteit die nodig is om goed te kunnen inrichten. Mijn taak is om uit de ‘chaos’ van verschillende werken een eenheid tot stand te brengen in de galerie of op een beurs, zodat ieder individueel werk het beste tot zijn recht komt en er een duidelijke samenhang tussen de werken ontstaat, een dialoog zo je wilt. Het is fascinerend om te zien hoe jouw creatieve bijdrage een tentoonstelling kan maken of breken.
Verder zijn er naast de vaak leuke contacten de je met klanten opbouwt nog zo veel meer bijzondere aspecten aan het vak, zoals het inhoudelijke, het culturele en het creatieve mooi in balans brengen met het zakelijke – tenslotte run je wel een business. Je bent een bevoorrecht mens als je van iets waar je zo gepassioneerd over bent je baan kan maken. Meer dan een baan is het een levenswijze.
Met welke galeries voelt u zich nationaal/internationaal verwant?
We werken al geruime tijd samen met een aantal galeries in het buitenland zoals Sapar in New York, La Balsa Arte in Colombia, Arroniz in Mexico, Jochem Hempel in Leipzig en Aki Gallery in Taipei, Taiwan. Die internationale samenwerkingen zie ik als essentieel voor mijn kunstenaars; Nederland is te klein om je kunstenaar goed te kunnen bedienen en op deze manier hou je het zelf in de hand waar je het beste hun werk kunt tonen aan een zo uiteenlopend mogelijk publiek.
In een ideale wereld: welke kunstenaar zou u het allerliefst vertegenwoordigen?
Als galeriehouder scout je natuurlijk altijd nieuw talent en ben je op zoek naar die perfecte nieuwe aanvulling op het programma, maar er blijft gelukkig ook altijd zoveel te ontdekken. Er zijn kunstenaars die op het vizier staan voor de korte termijn, maar als we het dan over een ideale wereld hebben zou ik wel willen werken met Elizabeth Payton, Adrian Ghenie en Olafur Eliasson, om er enkele te noemen. Het zijn allen kunstenaars met een sterke verbeelding en die vanuit de werkelijkheid (Payton en Ghenie) iets toevoegen aan de schilderkunst door er een geheel eigen draai geven of, zoals in het geval van Eliasson, iedere keer weer weten te verbazen en te overdonderen. Eliason kan je achterlaten met een gevoel dat je van iets heel bijzonders getuige bent geweest, zoals in de tentoonstelling in Versailles in 2016 waar hij in de zalen intervenieerde en je de ruimtes op een volledig nieuwe manier ervaarde. Spectaculair. Als eenmaal werk van hen hebt gezien, herken je het voortaan onmiddellijk.
Wat is er veranderd in de kunstwereld sinds u uw eerste stappen zette?
Toen ik begon als galeriehouder had je een schare enorm trouwe klanten die uitsluitend kochten wat er in de galerie tentoon werd gesteld. Die volgde de aan de galerie verbonden kunstenaars op de voet. Dat soort klanten is er bijna niet meer, mensen zijn veel meer eclectisch gaan verzamelen. Kunst was destijds meer verzuild, en dat bracht die honkvastheid misschien wel met zich mee. De grenzen zijn in de loop der tijd gelukkig vervaagd, ongetwijfeld mede door de komst van het internet. De wereld is daardoor kleiner geworden en het ontdekken van mondiale kunst is veel meer binnen handbereik gekomen. Dit heeft een heel positief effect, want je bezoekers en kopers zijn veel meer divers en vaak breder georiënteerd. Er is een mooie kruisbestuiving tussen de verschillende Amsterdamse galeries maar hetzelfde gebeurt op internationaal niveau.
Dat laatste brengt me op een ander aspect dat significant is veranderd: de grote rol die kunstbeurzen zijn gaan nemen. Deed je vroeger misschien een of twee beurzen in het jaar, dat aantal is nu verveelvoudigd. Ik denk dat - mede door die ontwikkeling – de professionaliteit van de galeries een enorme sprong voorwaarts heeft gemaakt en we ons steeds meer kunnen meten aan grotere spelers in het buitenland.
Wat/wie verzamelt u zelf?
Ik verzamel al zo lang dat je wel kunt zeggen dat het heel divers is, je smaak verandert immers door de jaren heen. Het is voornamelijk schilderkunst, maar ik heb ook fotografie en beeldhouwwerk. Als ik niet oppas zou ik mijn beste klant zijn; er is zoveel dat mij aanspreekt dat ik vaak het lonken niet kan weerstaan en er wat mee naar huis gaat. Ik vind er altijd wel een plekje voor. Ik koop ook vrij makkelijk; als ik iets zie op bijvoorbeeld een beurs wat meteen liefde op het eerste gezicht is, en ik kan het veroorloven, dan koop ik het gelijk. Persoonlijk doe ik er veel langer over om een beslissing te nemen over iets basaal als een kledingstuk of meubel. Bij kunst komt het – als het goed is – meteen bij je binnen en dan weet je dat je niet meer zonder dat stuk kunt leven. Het klinkt – en is ook wel – impulsief, maar ik heb eigenlijk nooit spijt gehad van een aankoop. Wel is het zo dat je smaak – zoals ik al schreef – gaandeweg verandert en meebeweegt met de tijd. Maar verkopen van werken die ik nu misschien niet meer zou kopen doe ik niet. Ze krijgen dan simpelweg een minder prominente plek. Het is toch iets dag bij je past of in ieder geval heeft gepast ten tijde van de aankoop en een onderdeel van je leven is geworden.
Soms zou ik willen dat klanten ook zo makkelijk zouden kopen, maar ik begrijp ook wel de onzekerheid en de keuzestress door het enorme aanbod. Sommigen zijn op zoek naar dat ene perfecte werk, ze hebben dan een utopisch beeld voor zich dat lastig realiseerbaar is. Daarom zeg ik (uiteraard); neem die stap, begin desnoods klein, en kijk hoe het bevalt om kunst te kopen. Als het eerste schaap over de dam is, volgen er meestal meer en voor je het weet noem je jezelf een verzamelaar. Ik kan niet anders dan het warm aanbevelen: het kan je op zoveel manieren verrijken en is voor de rest van je leven iets waarmee je op een leuke en interessante manier invulling kan geven aan een deel van je bestaan.
Heeft Corona uw denken over de kunstwereld beïnvloed?
Ik kan niet zeggen dat door Corona mijn kijk op de kunstwereld als geheel is veranderd, zeker nu we weer terug zijn in een ‘nieuw normaal’, waarbij Corona nog steeds aanwezig is in ons leven, maar geen dominante rol meer speelt. Hopelijk blijft dat zo. Hoe snel mensen weer in hun oude patroon terugvallen bleek wel tijdens Art Rotterdam 2021; een dag voor de beurs opende vervielen maatregelen zoals het in het openbaar dragen van mondkapjes. Tot mijn verbazing werd er weer volop handen geschud, omhelsd en gezoend. Alsof er nooit iets was gebeurd... Wij hebben – en ik denk vele collega’s met mij – die beginperiode dat de galerie geen bezoekers mocht ontvangen goed kunnen benutten. Mijn galerie manager Anouk heeft een geheel nieuwe website geïmplementeerd en vormgegeven, dat was heel veel werk waar anders geen tijd voor zou zijn geweest. Ook zit er nu een veel beter crm-systeem achter om beter en gerichter met onze klanten te communiceren. De professionele uitstraling is zeker ook met de Amerikaanse markt in gedachten – waar we ons grotendeels op richten – van belang. Het was het de tijd en investering meer dan waard en heeft ons zeker in het tweede Corona jaar goede diensten bewezen; we hebben veel meer ‘traffic’ dan voorheen op onze site en de omzet was verrassend goed door online verkopen.