In de rubriek ‘De keuze van…’ laten we een keur aan kunstliefhebbers (van incidentele kopers tot kunstprofessionals) aan het woord over hun beleving van kunst, en vragen we naar hun voorkeuren: waar zien ze het liefste kunst? Waar kopen ze, en vooral: wie kopen ze? In dit deel Sven Schlijper-Karssenberg (Sr. Copy & Content Manager ABN Amro, muziekprogrammeur GOGBOT Festival)
Wat betekent kunst voor jou?
Kunst zorgt voor nieuws. Dat betekent voor mij: kunst opent de ogen en oren naar wat ik omgekeerde souvenirs wil noemen: splinternieuwe spiegelbeelden van herinneringen geprojecteerd op een toekomst die je, getriggerd door de kunst, zelf probeert in te vullen.
Geen omzien dus, maar een actief vooruit. Dat vind ik in kunst die me niet met rust laat of geruststelt, maar juist vragen stelt, misschien wel een beetje irriteert of totaal onbegrijpelijk of ongrijpbaar wil blijven – kunst ook de zich niet makkelijk gewonnen geeft, maar zelfverzekerd de confrontatie aangaat en blijft zoeken. Zoals Bruce Nauman het zegt: ‘Alsof je een klap op je achterhoofd krijgt met een honkbalknuppel.’ Precies dat. En de sterretjes die je dan ziet; dat die dan voortduren.
Waar kunst bekende materie wordt, stokt het verhaal, is het boek uit en resteert alleen nog de herinnering. En daarvoor verzamelen wij niet; mijn vrouw en ik leven actief te midden van onze collectie. Wat overigens niet wil zeggen dat er geen herinneringen (mogen) kleven aan werken uit de collectie, in tegendeel.
Heb je kunst van huis uit meegekregen of heb je zelf je pad moeten vinden?
Mijn ouders houden van mooie dingen en van geschiedenis. Ze namen me dan ook al op jonge leeftijd mee naar musea en op reis – in de buurt naar Aken, Keulen, Antwerpen, Brussel, en ook naar Frankrijk, Oostenrijk, Zuid-Duitsland. We bezochten dan kastelen, oude binnensteden en andere historische plekken. Autonome of hedendaagse kunst kwam daarbij minder te pas, wél het Louvre en níet het Centre Pompidou, laat staan het Palais de Tokyo.
Eén van de eerste momenten van een ‘vonk’ qua kunst was een tentoonstelling van Robert Mangold in het tijdelijk onderkomen van Bonnefanten in Maastricht. Immense, veelvormige doeken met wazig aangebrachte kleur en daarop grote ellipsen in grafiet. Ik ging er met mijn vader naartoe. Ik denk dat mijn moeder ging winkelen, en dan hadden wij ook wat te doen. Ik was overweldigd. Niet zozeer door het formaat of het niet-figuratieve, maar om wat er in mij gebeurde: Mangold raakte iets dat ver voorbij de wil om het te snappen of te weten lag. Sterker nog: zijn werk raakte aan een thuiskomen, maar dan zonder herinnering. Als een herkenning dat het werk én het gevoel erbij heel goed is, maar nooit klaar en niet af – een voortdurend zoeken zonder vinden, slot of eind. Maanden heb ik kunnen teren op de knetterende inspiratie die zijn werken hadden opgeleverd. En nu ik eraan terugdenk, komt die sensatie meteen weer boven.
Een ander moment dat ik me nog goed kan herinneren, is een bezoek met mijn vader aan Bonnefanten waar we in de Wiebengahal werken zagen van Carl Andre, Luciano Fabro, Sol LeWitt en Richard Serra. Het sculptuur The Hours of a Day van Serra verpletterde me. Het idee dat je een kunstwerk pas beleeft door rond te lopen – het ‘thinking on your feet’ – opende nieuwe manieren van kunstappreciatie voor mij. En ik meen zelfs dat de omgeving op verschillende plekken tussen de stalen platen akoestisch verandert, waarmee het werk zelfs een geluidkunst-aspect kent, wat ik mateloos interessant vond en vind.
Waar haal je je informatie over het wel en wee in de kunstwereld vandaan: krant, vakbladen, televisie, online?
Al het bovenstaande, al lees ik de kunstbladen allengs steeds minder. Ik heb geen geduld meer voor de incrowd prietpraat van omhooggevallen scribenten die volledig losgezongen zijn geraakt van de realiteit van de werken, de kunstenaar, het publiek en de wereld om ons heen. De krampachtige ivoren toren die niet eens zo heel academisch uitdagend is als ze pretendeert te zijn, siert bijvoorbeeld een Artforum niet. Zonde, maar soms nog wel aardig voor de blader tijdens een lange treinrit.
Maar een antwoord als ‘al het bovenstaande’ betekent wel heel actief (en soms druk) hink-stapspringen tussen Instagram, galerie-nieuwsbrieven, veiling- en verkoopsites, heel soms tv (vaker moois op YouTube), sporadisch de krant, tips van vrienden, kunstbladen, (veiling)catalogi, de kunstboeken verzameling, de bedrijfscollectie op werk... Je kunt er zo maar een dagtaak aan hebben, en hoewel dát net niet zo is, maakt kunstgek zijn deze zoektochten over vele velden alleen maar bijzonder feestelijk.
En ik vermaak me kostelijk met de soms vileine en steevast hilarische columns van Kenny Schachter op Artnet.com.
Waar bekijk je het liefste kunst? In een galerie, museum, een beurs of online?
Het mooiste is kunst kijken in een zo goed als, maar niet helemaal verlaten museum; zeg maar: in het half uur na opening of vlak voor sluiting. Dan hoor je mensen misschien nog wel iets zeggen, maar dan is het niet druk meer. Je hebt alle gelegenheid om zo goed als ongestoord te kijken en luisteren (en zelf zacht te spreken, zonder te storen). De kunst wordt dan onderdeel van een conversation of mankind – een echt gesprek. Waar ze hoort, vind ik. Zeker de kunst die ik waardeer.
Dat kan in een galerie ook: als je de goede eigenaar treft die het driegesprek tussen het werk, jou en de galeriehouder voedt en weet wanneer je alleen gelaten moet worden. Op een beurs is het me vaak te druk, en ook van de dialoog die ik zo graag vind komt dan vaak niet veel terecht, maar het is wel een goede plek om werken te zien die anders niet op het netvlies waren gekomen. Die rol kan Instagram ook vervullen, met andere online bronnen, maar in bijna alle gevallen wil ik het werk dan toch ook nog eerst met eigen ogen zien, voordat het gekocht wordt. De onmiddellijke ervaring hebben we immers in ons dagelijkse leven mét onze collectie, dus die sensatie vis à vis het werk is cruciaal.
Hoe vaak per jaar koop je kunst? Koop je werk in oplage of liefst uniek werk?
Te vaak voor de ruimte aan onze muren, de tijd die we hebben, en de plek in de kasten waar de artist books staan en liggen. We zoeken kunst op en kunst vindt ons. Als het klopt, dan klopt het. Daar zetten we geen rem op. En daar verbinden we ook geen meta-noties aan. Als het werk goed is en er zijn meerdere exemplaren van, doet dat niets af aan onze beleving of appreciatie. Als het een uniek werk is, verhoogt dat de waardering niet intrinsiek. Het werk is leidend – exclusiviteit is iets voor het ego en dat staat voor mij buiten de wereld van het gesprek dat ik met de werken in de collectie wil hebben.
En soms moeten er van een bepaald item tig exemplaren zijn, maar kom er maar eens aan. Ik kocht onlangs na jaren zoeken en geduld oefenen eindelijk een cassette: Richard Long in Conversation with William Furlong, waarop de kunstenaar een aantal van zijn tekstwerken voordraagt alsof het gedichten zijn. Iedereen kan het horen op de site van de Tate. Ik wilde de tape in de verzameling. Ik vind de sonore stem van Long, in combinatie met zijn tekstwerken, schitterende geluidkunst. AudioArts, het label waarop de tape uitkwam, was niet extreem succesvol, maar ook geen finale flop. Een litho is vaak gelimiteerd op 40 of 60 exemplaren. Van deze cassette moeten er meer zijn gemaakt, maar hij bleef jarenlang buiten beeld.
Nu ik hem dan toch heb weten te vinden, ligt de appreciatie besloten in het werk, het artefactje van de tape, want aan efemeer – alleen de stream op de Tate-site – heb ik als verzamelaar natuurlijk niet genoeg. Dat die cassette zeker niet uniek is en dat het geluid erop voor iedereen beschikbaar is, maakt me echt niets uit. Dat er door de zeldzaamheid een ellenlange zoektocht voor nodig was om eraan te komen, verhoogt de souvenir-vreugde en dito herinnering misschien een beetje. Het werk staat echter los daarvan. Dat is nu gelukkig onderdeel van de collectie.
En waar koop je dan: in de galerie, op een kunstbeurs, op een veiling of online?
Het allerliefst in een galerie. De directe connectie met het werk is, zoals gezegd, essentieel. En het gesprek met de galeriehouder maakt het verhaal als het goed gaat af. Maar we hebben ook een aantal werken bij de kunstenaar zelf gekocht. En in sommige gevallen zagen we werk op een expositie in een museum en ging ik daarna op zoek online. In een dergelijk geval kopen we een werk wel via internet.
Is het belangrijk dat jij en je partner het altijd eens zijn over een aankoop?
We zijn het nooit echt heel erg oneens over een werk. Aan de andere kant zijn we het ook niet in alle gevallen 100% eens en dan komt vertrouwen om de hoek kijken dat het wel goed is of komt.
Een werk van Mike Ottink dat we bij Frank Taal kochten: dat wist mijn vrouw meteen he-le-maal zeker. Ik dacht toen aan een ander werk van hem. We kochten haar keuze. Ze had en heeft gelijk, zo weet ik inmiddels, nu ik al geruime tijd met het werk leef. Op Art Rotterdam kochten we bij Galerie van den Berge een werk van P.B. Van Rossem. De coup de foudre was raak bij mij. Tot weke knietjes aan toe. Mijn vrouw is nu ook helemaal om.
Kortom: we weten van elkaar dat een ‘mwah-twijfel’ of een ‘nee’ bij een van ons tegenover een ‘zeker-weten’ bij de ander toch een ‘dubbelloops volmondig ja’ wordt, al is het pas (iets) later. Dus dan is het goed.
Op elke regel bestaat echter één uitzondering. Ik kan of mag het aan alle kanten vergeten dat er ooit in welke vorm dan ook zichtbaar in huis een werk zal komen van Daniel Buren. Ik weet nog steeds niet wat de beste man mijn vrouw misdaan heeft, maar het kan niet en het mag niet en het zal niet. Met een aantal artist books van zijn hand stel ik me ondertussen tevreden.
Is er een galerie waar je een speciale band mee hebt?
We houden van held Frank Taal en zijn gedurfde ‘roster’. De groep kunstenaars die hij – met veel geloof en nek-uitsteken – toont, blijft ons verbazen en de band met Frank is zo goed dat we ook met plezier langsgaan als hij werken toont die niet tot onze interesse behoren. We komen altijd weer borrelend van inspiratie terug uit Rotterdam en koesteren een flink aantal werken in de collectie die gekocht zijn bij hem en doordát hij zo'n fijne vent met dito galerie is.
Galerie Van den Berge moet absoluut ook genoemd worden, want op de afgelopen editie van Art Rotterdam presenteerde zij een stand waarvan wij letterlijk elk werk hadden willen kopen. Dat is een zeldzaamheid, die getuigt van de grote mate van aansluiting die er bestaat tussen wat deze lieve mensen uit Goes tonen en onze smaak.
En als laatste: met een galerie die Navid Nuur toont, moet ik wel een speciale band hebben. Vaak komen we er niet, veel kopen we er niet, al heb ik er een paar edities gekocht, maar Martin van Zomeren laat geweldig werk zien. Zo geweldig dat de band zeker speciaal is.
Als je onbeperkt budget had, van wie zou je dan een werk aankopen?
We zouden dan onmiddellijk een groot werk van Gabriel Orozco kopen en films en een paar schilderijen van Francis Alÿs. Op de boodschappenlijst staat ook een sculptuur van Fred Sandback en een van Lawrence Weiner, plus een ‘tableau’ van Jeff Wall en een basketbal-tekening van David Hammons.
De kans is groot dat we veel meer werk van Oscar Santillan en Vibeke Mascini kopen, en nog een aantal schilderijen van Navid Nuur, waaronder een van zijn gerookte doeken. Tenslotte zouden we een intens ‘beschreven’ werk van Cy Twombly kopen en een serie foto's van zijn hand. En zelfs dan, zelfs als geld helemaal geen punt is, komt er géén werk van Daniel Buren in huis.
Wie zijn je favoriete kunstenaars (op Gallery Viewer), en waarom?
Satijn Panyigay: We zagen al vroeg werk van Satijn en vielen er als een blok voor. Ik kocht een werkje van haar bij wijze van alternatieve ‘verlovingsring’ voor mijn vrouw. Satijn's zeer doordachte beelden spreken zacht, maar uiterst doeltreffend – op het eerste gezicht afstandelijk misschien, maar intens humaan en invoelend. We hebben meerdere foto's en artist books van Satijn, want zij is één van de beste fotografen van ons land.
Bram Braam: Op de Amsterdam Art Fair was het een paar jaar geleden totale kommer en kwel qua kwaliteit van het aanbod, maar gelukkig waren daar Frank Taal en Martin van Zomeren. Frank toonde een solo presentatie van Bram, met daarin een groot werk dat nu bij ons in de gang hangt. Want: Bram combineert minimalisme en urbaan realisme op een manier die verhaal op verhaal stapelt maar nooit expliciet wordt.
Navid Nuur: We zagen zijn werk in volle glorie en over de hele breedte bij elkaar in Bonnefanten een paar jaar geleden. En sindsdien hebben we Navid’s werk op vele plekken gezien, onder meer bij Martin van Zomeren. Zijn speelse, bijna kinderlijke enthousiasme, gekoppeld aan extreem serieuze conceptuele vindingrijkheid is ongekend. Nuur’s werk brengt een pretentieloze glimlach in het vaak zo kin-aaiend bloedeloze kunstwereldje.
Daan den Houter: Daan is een heerlijke kunstenaar, een artiest met de juiste tongue in cheek. Een Nederlandse Martin Creed ook wel, zonder diens neuroses, maar met een guitige glimlach achter de snuggere conceptuele voorkant. Check zijn video’s en je krijgt heel veel zin om meer en meer kunst te zien (en niet alleen van hem)!
Jorrit Paaijmans: Onbegrijpelijk, maar waar: Jorrit is niet te vinden op Gallery Viewer. Wat ons betreft, is hij de toekomst van het Nederlandse tekenen – en ook ver buiten ons land. Zijn machines wijzen de weg naar een post-humane kunstvorm, terwijl ze intens menselijke kanten van het maakproces open en bloot laten zien. Paaijmans bevraagt de objectieve lijn en het zetten van markeringen in optima forma. Onlangs nog bij de Verbeke Foundation en in het Centraal Museum te zien.
Bruce Nauman: Elke dag opnieuw slaat het werk dat we van Nauman hebben ons met een dreun in de nek, of: in het gezicht. Steeds weer dat narrige jennen. Altijd onrust, ongemak. Een groot vraagteken dat maar geen antwoord krijgt. Zelfs de vraag of het mooi is, blijft open. Het wordt niet fijner dan dat.
Gallery Viewer en Het Parool zijn op 18 april 2019 mediapartners geworden. De samenwerking bestaat uit een uitwisseling van content. Zo publiceert Het Parool wekelijks de rubriek ‘De keuze van…’ van Oscar van Gelderen en Manuela Klerkx in de krant en op de site.