Hoe ziet het ideale atelier eruit? Hoeveel tijd spendeert een kunstenaar in zijn atelier? Is het een heilige plek? In de reeks ‘Het atelier’ deze week: Fred Bervoets (volgend week 80 jaar!), van wie momenteel een expositie te zien is bij De Zwarte Panter in Antwerpen.
Gaat u iedere dag naar uw atelier?
Vroeger ging ik elke dag, behalve op zaterdag, want dan ging ik boogschieten. Dan had ik minder afstand tot de natuur, en stond ik tenminste niet eens een hele dag onder de TL lampen. Dat boogschieten kwam door mijn vader, die zag ik iedere dag pijlen repareren. Mijn vader was dokwerker, maar boogschieten was zijn passie.
Tegenwoordig heb ik mijn atelier aan huis, hier kan ik altijd door blijven schilderen. Vroeger kon dat niet, dan moest ik grote werken laten staan en de volgende dag verder, maar nu kan ik gewoon doorgaan. Ik woon in dit huis sinds 2005. Het oude atelier waarin ik werkte werd verkocht, dat was een oude paardenstal die ik heb kunnen verbouwen. Dat was gelegen in het Scheldeken, niet ver van de galerie van Adriaan, De Zwarte Panter, bij het Sint-Jansvliet. Daar was een café op de hoek, en de mannen die daar de hele dag binnen zaten te suffen hielpen af en toe met het ophangen van grote doeken aan de muur.
Hoe laat vertrekt u naar uw atelier, en hoe: te voet, per fiets, openbaar vervoer of auto?
Ik ben constant hier, altijd beneden. De grote werken krijg ik de trap niet op, die maak ik altijd buiten, net als Edvard Munch, die schilderijen van hem hadden altijd last van vocht. Ik slaap ook in het atelier, ik heb hier geen lift.
Houdt u vast aan bepaalde rituelen in uw atelier? Muziek of juist stilte?
Ik heb de televisie altijd aan, anders zit ik te alleen. Naar muziek luister ik eigenlijk niet. Buiten zitten de bosduiven, die mag ik geen eten geven, anders komen er ratten op af. Ik werk met salpeterzuren op zinken platen maar ook in de schilderijen, en van die lucht – van dat inbijtingsproces – kreeg ik een kop zo rood als een kalkoen en een lijf zo geel als een citroen. Ik heb daarom ook geen haren meer in mijn neus. Ik ben begonnen met werken met salpeterzuur sinds mijn kunstvriend Jan Cox is gestorven, in 1980.
Ik heb geen radio, geen platenspeler. Ik kijk graag naar televisie, naar veldrijden, of naar gewone koersen. Ik lees niet veel. Op de academie vroegen ze, toen ik daar les ging geven: ‘Wat leest u?’ Dan zei ik: ‘De gebroeders Karamazov, van Dostojevski.’ Wat helemaal niet waar was. En als ze vroegen: ‘Naar welke muziek luistert u?’ Dan zei ik: ‘Bach en Vivaldi.’ Ook niet waar. Ik praat in mezelf, ik heb geen gezelschap nodig als ik aan het werk ben.
Hoe belangrijk is licht voor u?
Het beste licht is natuurlicht, maar ik zit nu met kunstlicht opgescheept. Tenzij het goed weer is, want dan werk ik buiten. Volgens impressionisten als Monet is het beste licht om te schilderen om zes uur in de avond, en die zullen wel weten. Het Noorderlicht blijft in de zomer en winter het langst hetzelfde. Van Gogh schilderde in de natuur, maar veel van die oude schilders zaten te werken op zolders, dat waren feitelijk dakschilders, die moesten het doen met een klein raampje, kleine vensters. Vermeer schilderde ook op die manier. Buiten heb ik een tuin en een muur met een afdak tegen de regen, daar werk ik graag. Het regenwater gebruik ik voor het schoonmaken van de penselen. Ik heb altijd gezegd: ‘Als ik zeventig jaar ben, ga ik lekker rustig schilderen. Magritte zat in zijn laatste jaren gewoon in zijn woonkamer te schilderen, dat kon toch niet slecht zijn.’
Hoe gaat u te werk? Begint het werk pas op het moment dat u uw atelier betreedt of gaat het werk altijd en overal door?
Ik ben altijd met werk bezig, waar ik ook ben, ook in het café. Als ik ergens ben weet ik al wat ik thuis moet gaan doen. Soms, als ik een groot werk maakte, kon ik wandelingen maken, dan moest ik wachten tot ik weer verder kon. Ook als ik bij mijn gezin ben, werk ik. Dan maken we samen tekeningen. Mijn atelier is overal, het gaat altijd door. Waar ik ook ben, denk ik aan het werk.
Hoeveel tijd spendeert u gemiddeld per dag in uw atelier?
Ik ben vierentwintig uur per dag in het atelier, altijd met mijn werk bezig. Sinds ik last heb van mijn schouder kan ik niet meer boogschieten, maar ben ik coach van een team. Dan drink ik gezellig een pint met die mannen, maar schieten kan ik niet meer. Vroeger was de plek waar ik werkte mijn atelier, nu is het mijn thuis. Mijn heimat.
Is het atelier een heilige plek?
Het is een noodzaak, want zonder atelier kun je niets doen. De plaats waar het werk wordt gemaakt, dat is uw echte thuis. Een thuis was vroeger alleen een plek om te slapen, en ik slaap soms ook in het atelier. Of bij mijn vrouw. Overal waar ik kom wordt het een atelier, alles is een atelier.
Ontvangt u er bezoek, van verzamelaars, curatoren of collega-kunstenaars?
Ik ontvang niemand in het atelier. Er komen heel weinig mensen op bezoek, alleen om iets te vragen. Vroeger sprak ik af in het atelier, of in het café. Mijn generatie mannen is dood, de jonge generatie is vooral met zichzelf bezig, en hun telefoontjes, maar ik kan er zeker niet van klagen. Ik zie mensen op openingen in De Zwarte Panter, maar tegenwoordig zit ik in café De Spleet, alleen. Ze zijn er niet meer, die mannen van vroeger. Met enkele oud-studenten heb ik wel contact, die zijn me niet vergeten, maar verder wil ik geen bezoek. Paul Ilegems komt wel regelmatig, hij is mijn biograaf en komt dan vragen stellen over de jaren zestig, over de academie, over de legerdienst, hij weet meer over mijn dorp Burcht als ik, daar heeft hij ook een mooi boek over geschreven. Wout Vercammen was als jong kunstenaar een van de eerste atelierbezoekers in mijn dorp. En Albert Szukalski, die heb ik nog getrouwd in Las Vegas. Ik ging in de jaren tachtig twee maal op bezoek bij Szukalski in Nevada, ik maakte daar ook werk, op camouflagestoffen, die zijn later naar hier gekomen.
Wat is het mooiste atelier dat u ooit heeft gezien?
Ik heb nooit heel veel ateliers bezocht, we troffen elkaar meestal buiten het atelier, in het café. Ik had zelf veel mooie ateliers: het atelier op de Oude Beurs, een leegstaand schoolgebouw, vlakbij het vleeshuis, in de historische binnenstad – waar trouwens destijds heel veel ateliers waren – was prachtig, en een van mijn mooiste ateliers was een oude theaterzaal, maar mijn laatste atelier, op het Scheldeken, was het mooist.
Hoe ziet het ideale atelier eruit?
Het moet groot zijn, ik moet lappen neer kunnen leggen, dan kan ik aan meerdere doeken tegelijk werken. Het moet goed licht zijn, en betaalbaar. Vroeger waren de ateliers groot, maar het was vaak bouwvallig, je zakte er af en toe door de vloer of door de trappen, je kon er geen kachel aansteken, dat was levensgevaarlijk, ze mochten eigenlijk ook niet verhuurd worden maar dat gebeurde toch, en je mocht er ook niet slapen, ik zat er met drie pullovers aan, maar het was prachtig. En misschien was het ook wel de mooiste tijd van mijn leven, omdat er zoveel kunstenaars hun atelier vlakbij hadden.