Als ik de galerie binnenloop zit de Antwerpse kunstenaar Guillaume Bijl (1946) nog aan de lunch. Zijn tentoonstelling bij Keteleer Gallery is klaar voor de opening die de volgende dag zal plaatsvinden. Hoewel hij een theateropleiding volgde, decors maakte en schilderde is hij bekend om zijn herkenbare en tegelijkertijd vervreemdende - uit het leven gegrepen - installaties. Sinds de jaren zeventig maakt Bijl ruimtelijk werk als alternatief voor de conceptuele kunst die volgens hem te ver staat van het grote publiek. Bijl: “Ik doe ingrepen in de wereld om meer van de wereld te begrijpen en de toeschouwer erbij te betrekken.” Frederick Keteleer, co-eigenaar van de galerie, heeft me al een rondleiding gegeven en terwijl ik de kunstenaar groet en hem een compliment maak over de replica van een kiosk uit een religieuze abdij die hij in het souterrain heeft nagebouwd steekt hij van wal. Aan plichtplegingen en formaliteiten heeft Bijl een broertje dood. Hoewel zijn reputatie als verteller, inspirator en pionier hem al vooruit was gegaan is oog in oog zitten met de Meester toch een belevenis. Bijl: “De opening van mijn tentoonstelling valt samen met mijn 76e verjaardag en om dat te vieren nodig ik iedereen uit om morgen naar mijn stamkroeg te komen waar ik vanaf 00:30 uur zal DJ-en. Kom je ook?” Guillaume Bijl. Forever young.
‘De realiteit is mijn inspiratiebron.
Door onze massacultuur met zijn massage salons, rijscholen en schiettenten
op de korrel te nemen toon ik elementen van onze beschaving.’

MK U bent een autodidactische kunstenaar die vooral bekend is van zijn installaties die u in verschillende categorieën of ‘families’ indeelt. Klopt dat?
GB Dat is juist. Overeenkomstig de categorie waartoe de installatie behoort onthult zij een aspect van de werkelijkheid.
MK Kunt u dat toelichten?
GB In werkelijkheid zijn er zes categorieën van installaties. Bij de 'Transformatie-installaties' toon ik een realiteit in een niet-realiteit: bijvoorbeeld een kiosk uit een religieuze abdij, een huwelijksbureau of een schiettent in het per definitie niet-funktionele kader van de kunst. Als het ware transponeer ik een volledig interieur of een opstelling van bestaande objecten naar de vervreemdende context van een galerie of museum. Deze installaties functioneren als een catalogus voor conventies en codesystemen, en ogen zo realistisch dat de argeloze bezoeker er spontaan in kan trappen. De tweede categorie is die van de 'Situatie-installatie' en functioneert als een schijnwerkelijkheid of een ‘trompe l’oeuil’. Een goed voorbeeld hiervan is de Thaise Massage Salon. Deze situatie-installaties werken volgens het omgekeerde principe. De context van de galerie blijft bewaard, maar door er een Thaise Massage Salon te tonen wordt diezelfde context toch weer op losse schroeven gezet (is het nu een galerie of een echte salon?). Ten derde zijn er de 'Compositions Trouvées' die sinds 1983 dienst doen als hedendaagse stillevens. Deze composities zijn voorstudies of 3-D schetsen voor de grote transformatie-installaties en nemen de vorm aan van een nadrukkelijk geïsoleerd stilleven met bijvoorbeeld kitscherige objecten uit een toeristenwinkel, een hoekje met Chinese waren of een vitrinekast met uurwerken. De 'Compositions Trouvées' tonen kleine uitsneden van de realiteit. Ze hebben een autonome functie omdat ze de bestaande situatie niet aantasten maar wel de grens tussen kunst en realiteit ter discussie stellen. De 'Sorry's' zijn absurde en poëtische voorstellingen van een denkbeeldige realiteit die ik vanaf 1987 heb ontwikkeld. In deze Sorry-installaties probeer ik met minutieuze imitaties wat Magritte-achtige, poëtisch absurde combinaties te maken. Tenslotte zijn er de categorieën ‘Realistische Taferelen’ (humoristische beschilderde bronzen en aluminium beelden zoals die welke op het Europa-plein bij de RAI in Amsterdam staan) en ‘Cultureel Toerisme’ met souvenirs uit de 20e eeuw zoals de stoel van Maria Callas of de hoed van Manet.

MK Als ik niet Keteleer Gallery op de ramen had zien staan zou ik zweren dat ik voor een Thaise Massage Salon stond: de rood gekleurde wanden, de talloze boeddha beeldjes, de planten en de schemerlampen. De wierookgeur kwam me als het ware tegemoet…
GB En dan moet je weten dat er in Antwerpen een stuk of zeven van die salons zijn en ik er nog nooit één van binnen heb gezien. Ik kom daar nooit. Ik heb ook een paar keer een huwelijksbureau gemaakt en toch heb ik er nog nooit één in het echt gezien (lacht).
MK Vindt u esthetiek belangrijk in uw werk?
GB Ik vecht tegen de esthetica. Het is niet de bedoeling een esthetische installatie te maken maar ze worden het vanzelf. Net zoals een potje met vet van Joseph Beuys ook een estetisch object wordt. In de kunst wordt een bepaalde vorm of stijl esthetisch door het feit dat het in een kunstruimte wordt getoond. Voor mij zijn de inhoud, de connotaties en de wisselwerking tussen fictie en realiteit veel belangrijker dan de eventuele esthetica.
MK Als ik uw oeuvre door de jaren heen bekijk krijg ik de indruk dat u eerder geïnteresseerd bent in de realiteit dan in de kunst. Klopt dat?
GB Dat klopt, maar ik volg de kunst op de voet. En ik mag graag toespelingen maken op het werk van een kunstenaar als Maurizio Cattelan die zijn galeriehouder tegen de muur liet tapen. De clown die hier in de gang hangt refereert aan dat werk. Ik vond die clown in een winkel en heb hem meteen gekocht, ook al wist ik nog niet wat ik er mee zou gaan doen. Uiteindelijk besloot ik, in navolging van Cattelan, de clown tegen de muur te plakken (lacht).

MK Jullie delen in ieder geval wel een zelfde soort humor.
GB Ja, dat klopt, maar ik denk dat mijn humor subtieler is. Daar moet je naar op zoek gaan. Soms springt de humor direct in het oog zoals bv met de Thaise Massage Salon die natuurlijk vooral grappig is vanwege de chique, culturele buurt (lacht). De plek waar ik iets maak is namelijk ook heel belangrijk. Bijvoorbeeld een winkel met terra cotta-potten tonen in het centrum van Rome is grappiger dan op willekeurig welke andere plek. Hetzelfde geldt voor een sterfkamer van een componist in Wenen: de geschiedenis van de buurt of stad geeft een extra laag aan de installatie. Vergeleken met mijn werk is dat van Cattelan veel karikaturaler. In mijn ‘Cultureel Toerisme’ reeks heb ik bijvoorbeeld de Dirndl van Eva Braun, de vrouw van Hitler getoond. De Lederhosen van Hitler zou ik nooit tonen. Wel die van Schwarzenegger of von Karajan maar niet die van Hitler. Zoiets vind ik goedkoop. Maar ik mag het werk van Cattelan heel graag. Bijvoorbeeld zijn werk ‘Blind’, waarin hij op subtiele wijze zijn visie op 9/11 en zijn blik op het menselijk bestaan in zijn geheel toont aan de hand van een zwarte toren doorboord door een zwart vliegtuig. Heel sterk.
‘Ik ben niet zo enthousiast over al die curatoren en museum directeuren
die zogenaamd werk van vrouwelijke kunstenaars ‘ontdekken’
terwijl die al meer dan dertig jaar aan de weg timmeren.’
MK U loopt al heel wat jaren mee in de kunstwereld en heeft veel hypes en grillen de revue zien passeren. Wat vindt u van deze tijd waarin de witte, westerse man zijn geprivilegieerde positie langzaam maar zeker ziet afbrokkelen?
GB Ik vind het een goede zaak dat er meer aandacht komt voor vrouwelijke kunstenaars, en dat er op een Biënnale meer werk van vrouwen en kunstenaars met een niet westerse achtergrond wordt getoond. Ik ben daar een voorstander van. Maar ik ben niet zo enthousiast over al die curatoren en museumdirecteuren die zogenaamd werk van vrouwelijke kunstenaars ‘ontdekken’ terwijl die al meer dan dertig jaar aan de weg timmeren. Dat hadden ze dus dertig jaar eerder moeten doen en niet nu ze tachtig zijn en aan het einde van hun leven. Tot op de dag van vandaag vinden dit soort ‘revivals’ veel te laat plaats.

MK Hoe is het om een Belgische kunstenaar te zijn?
GB Het is niet gemakkelijk om als Belgische kunstenaar door te breken. De pers is alleen geïnteresseerd in sensatieverhalen over beroemde kunstenaars en de hoge bedragen die voor hun kunst wordt neergeteld en op de publieke omroep is geen fatsoenlijk kunstprogramma te zien. Het is waar dat wij veel goede Belgische verzamelaars hebben maar die kopen vaak pas als een kunstenaar internationaal is doorgebroken. Toen ik als kunstenaar begon waren er vijf miljard mensen op de wereld en nu zijn dat er acht miljard. Er zijn nu dus niet alleen veel meer mensen maar ook veel meer kunstenaars en verzamelaars. Ook is de kunst sinds de jaren tachtig veel geworden. Ik herinner me de tijd dat Julian Schnabel de duurst levende kunstenaar was met een schilderij waarvoor € 250.000 - ofwel 10.000.000 Belgische francs -, werd betaald. Nu is een kunstwerk van drie, vier of vijf miljoen euro geen uitzondering meer.
MK U heeft de laatste tijd weer tentoonstellingen in galeries en musea maar lange tijd hebben we niet veel van u gehoord. Terwijl u in de jaren tachtig en negentig toch zeer succesvol was, in binnen- en buitenland.
GB Dat klopt. Maar ik ben twintig jaar gestopt. Ik had vijftien verschillende galeries maar ik was het beu. Toen heb ik lange tijd voor mijzelf gewerkt en nu werk sinds enkele jaren weer met galeries.
MK Bent u in die jaren wel werk blijven maken?
GB Jazeker, maar ik verkocht mijn werk zelf.
MK U zegt dat het als Belgische kunstenaar moeilijk is om internationaal door te breken. Geldt dat volgens u ook voor Nederlandse kunstenaars?
GB Dat denk ik wel. Maar Nederland doet veel meer voor haar kunstenaars dan België. Jullie hebben kunstenaars als Henk Visch en John Körmeling. Dat zijn fantastische kunstenaars die in veel Belgische steden werk in de openbare ruimte hebben staan. Overigens is in mijn geval werk verkopen extra moeilijk omdat ik een installatie kunstenaar ben en dat is niet erg commercieel. Curatoren en musea willen mijn installaties wel tonen, maar verkoop er maar eens één. Toch mag ik niet klagen, ik kan er goed van leven (lacht).
MK Hoe ziet u de kunst van nu?
GB Er zijn tegenwoordig veel kunstenmakers. Daarmee bedoel ik kunstenaars die de actuele kunst goed volgen, intelligent zijn en netwerken maar geen eigen ideeën hebben. Ik vind dat toch een beetje tweederangs kunstenaars, maar ik zal geen namen noemen (lacht). Er is een ‘avant-garde-academisme’ ontstaan.
MK Wat bedoelt u daarmee?
GB Daarmee bedoel ik dat de kunstwereld bestaat uit veel potentiële kunstenaars wier werk niet authentiek is maar in de voetsporen treedt van hun mentoren of hun docenten. Begrijp me goed, ik heb niks tegen academies en evenmin tegen autodidacten. Overigens gaan alle goede kunstenaars een autodidactische fase door. Tijdens, maar ook ná de academie. Ik heb geen academie gedaan maar bij mij was dat er de noodzaak om iets op een bepaalde manier uit te drukken. En dat is de basis van het echte kunstenaarschap. Dat heeft niets met de kunstmarkt te maken.
‘Ik heb geen academie gedaan
maar bij mij was er de noodzaak
om iets op een bepaalde manier uit te drukken.
En dat is de basis van het echte kunstenaarschap.
Dat heeft niets met de kunstmarkt te maken’
MK Ik hoor vaak zeggen dat als je wil leren schilderen je naar de kunstacademie in Antwerpen moet gaan. Bent u het daarmee eens?
GB Ik kan uit de biecht klappen maar ik weet niet of dat verstandig is in een interview (lacht). Weet u wie een goede docent was aan de academie in Antwerpen? Fred Bervoets. Dat is een lokale kunstenaar, maar daar heb ik niks tegen. Die is gewoon heel goed. Walter Swennen is 76 jaar en een autodidactische, lokale kunstenaar die nu pas succes heeft. Fred Bervoets heeft tien jaar lesgegeven op de academie van Antwerpen. Die was echt fantastisch. Dat kun je zien aan een hele generatie kunstenaars die hij heeft opgeleid waaronder Dennis Tyfus, Vaast Colson en Kati Heck.

MK U bent morgen jarig. Alvast van harte gefeliciteerd. Hoe ziet u de toekomst tegemoet?
GB Ik moet nog heel veel maken en dat houdt me bezig.
MK Welke muziek gaat u morgen draaien?
GB Muziek van de Stones maar ook Punk, Soul en Hip Hop.